Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
€ 7.260,48 aan [echtgenote 4] in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap en betaling van € 7.260,48 aan [zoon echtgenote 4] . Subsidiair vordert [echtgenote 4 c.s.] veroordeling van [zoon echtgenote 3] om aan [echtgenote 4] in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [de overledene] te voldoen € 34.487,30 (fl. 76.000) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2015.
“Ik ben nooit betrokken geweest bij financiële zaken die naar aanleiding van de verdere verdeling van de nalatenschap van [echtgenote 3] zijn besproken of geregeld. U houdt mij voor 4 akten waarop handtekeningen staan die van mij afkomstig zouden zijn. Ten aanzien van de door u genoemde originele akte meld ik dat ik mijn handtekening niet herken. De geplaatste handtekening lijkt wel op mijn handtekening maar bevat slingers die ik niet gebruik. Dit zelfde geldt voor de handtekening die is vermeld op kopie 1. De handtekening die is vermeld op kopie 2 is nog het meest gelijkend maar ook in deze handtekening staan slingers die ik niet in mijn handtekening gebruik. De handtekening die ik op productie 5 van de conclusie van antwoord in kopie zie staan herken ik evenmin. (..) U vraagt mij of ik toestemming heb gegeven voor de nadere verdeling zoals die is opgenomen in de akte van 20 december 1994, waarin alle goederen uit de nalatenschap van [echtgenote 3] aan [zoon echtgenote 3] zijn toebedeeld met een vordering van [dochter echtgenote 3] op [zoon echtgenote 3] van NLG 76.000,00. Ook daar weet ik niets van. Desgevraagd meld ik u dat ik in verband met deze kwestie nooit bij notaris Hoekstra ben geweest.”