Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
15 december 2017. Ter zitting hebben [eiseres] en [gedaagde] een regeling getroffen. [eiseres] heeft haar vordering tot een provisionele voorziening aangaande de aula vervolgens ingetrokken. Partijen hebben hun overige verzoeken gehandhaafd.
2.De feiten
“(…)Artikel 1(…) 2. Het in gebruik gegevene is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt t.b.v. activiteiten die samenhangen met hergebruik, reparatie, educatie, arbeidsintegratie, buurtbelangen en de creatieve industrie.
1 januari 2015 een maandelijkse vergoeding verschuldigd van € 1.800,00. [eiseres] en [gedaagde] hebben op 30 januari 2015 een ‘addendum op de overeenkomst voor tijdelijk gebruik’ gesloten.
€ 550,00. [eiseres] en [gedaagde] hebben op 30 januari 2015 een gelijkluidend ‘addendum op de overeenkomst voor tijdelijk gebruik’ gesloten.
“(…)OVERWEGENDE
“Op 1 januari 2014 is de huur voor alle ruimtes in [naam gebouw] geïndexeerd. Hierdoor is ook jou huur met 2,5% verhoogd. Op de bankrekening (…) wordt echter nog steeds het oude bedrag bijgeschreven. Wil je het maandbedrag aanpassen naar € 564,00 en het verschil van de afgelopen maand(en) (€ 14,00) bijpassen? (…)”.
factuur 18684 d.d. 01-08-2015 ad € 1.000,00
Alle bedragen van de afgelopen maanden voor de aula boven de € 1.000,00 heb ik aangepast zodat de vergoeding voor de aula dit jaar nog staat op € 1.000,00 per maand. De afspraken over de ingroei van het uiteindelijke bedrag blijven van kracht. Vanaf januari 2017 ga ik de vergoeding van de aula indexeren met 2,5% even als de vergoeding van de winkelruimte, zoals vastgelegd in het contract.Op basis van jouw voorstel ga je bovenstaande schuld inlopen vanaf september 2016 met € 100,00 per maand, daarnaast wordt de lopende vergoeding gewoon maandelijks overgemaakt. (…)”.
“Ik ben bezig met de achterstallige betalingen en zie dat er bij [gedaagde] een aantal dingen mis gaan. De vergoeding voor de aula is voor augustus en september 2016 niet betaald. De huur voor de winkel staat voor oktober 2016 nog open maar die komt meestal wat later in de maand geloof ik dus daar wacht ik nog even op.Ook hadden we afgesproken dat je vanaf september minimaal € 100,00 zou gaan aflossen per maand, (…)Maar er is niets bijgeschreven (…)”.
“
Zo als ik al eerder vertelde hebben wij sinds december 2015 geen reserves meer. Dat betekend dat wij elke maand eerst het geld moeten verdienen om onze rekeningen te betalen. Dat is ook de redenen dat de huur later binnenkomt. Dus elk bedrag wat gestort is, is voor die maand bedoeld (zie bijlage). Voor oktober heb ik net de winkel overgemaakt. Maar om de aula te betalen moet ik nog omzet draaien, (…)Over de huur van de aula zou ik toch graag nog een keer willen praten. Wij zijn toen met de huurprijs akkoord gegaan, zonder te weten hoeveel gebreken er zijn en dat wij op de kosten blijven zitten die daardoor ontstaan (…)”.
“Door de verplichte, jaarlijkse indexering van de huurprijs gaat de huur per 1 januari 2017 omhoog met 2,5%. Hierdoor stijgen de maandelijkse kosten voor ruimte A001 van € 578,50 naar € 593,- per maand, en van ruimte A061 van € 1.000,- naar € 1.025,- per maand. (…)”.
“(…)Na aanleiding van ons gesprek heb ik met het bestuur overlegd, wat zij ervan vinden om eventueel een ruimte op te geven. Naast de kostenbesparing zien wij ook andere voordelen (…)Het klopt dat in het huurcontract is afgesproken dat wij per 1.1.2015 de volledige huur zouden voldoen, maar nadat wij enkele maanden maar € 1000 betaald hadden heeft [naam] ons nogmaals uitstel gegeven tot januari 2016. Daarnaast zouden wij met ingang van september 2015 met € 100 p.m. de achterstand inlopen. Dit is maar 1-2 keer gebeurd en toen was onze penningmeester en geld weg. (…)”.
“(…) zoals bij jullie bekend is hebben wij ook in de winkel last van lekkages vanaf het dak en rond om de kozijnen. In de afgelopen maand hebben jullie door vrijwilligers zonder kennis van zaken meerdere keren kit onder de dorpel laten spuiten. Zonder succes! Ik wil jullie met klem vragen om door een professioneel uit te laten zoeken waar de lekkage daadwerkelijk vandaan komt en het gebrek afdoend en blijvend te verhelpen. Voor zover nodig sommeer ik jullie met ingebrekestelling (…)”.
“5 .1. Van huur is sprake als een zaak in gebruik wordt gegeven en voor dat gebruik een tegenprestatie wordt verricht. Zowel het gebruik als de tegenprestatie moeten voldoende omlijnd zijn. Weliswaar moet, zoals [eiseres] ook betoogt, worden onderzocht wat partijen bij het aangaan van de overeenkomsten voor ogen heeft gestaan, maar de enkele naamgeving in de contracten is niet beslissend. Vast staat dat duidelijk omlijnde gedeelten van een gebouw aan [gedaagde] in gebruik zijn gegeven en dat zij voor dat gebruik een tegenprestatie in geld voldoet. Die tegenprestatie die bij het aangaan van de overeenkomsten voor de garderobe
“(…) ( [eiseres] ) heeft helaas moeten vaststellen dat de Aula grotendeels, maar niet helemaal leeg is. Een gedeelte van de inboedel van de Aula is bovendien verspreid over het pand:1. In de ruimte naast de keuken staan nog houten panelen en balkjes;
3.De vordering
subsidiair:vernietiging van de garderobe-overeenkomst.
provisionele voorziening:
Verder komt [gedaagde] geen beroep toe op verrekening van haar pretense schade met de betalingsachterstand. Dit volgt uit de bepalingen 2.1. uit de overeenkomsten. Daarbij heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld ten aanzien van die pretense, te verrekenen schade. Tot slot mag [eiseres] zich beroepen op de aansprakelijkheidsbeperking voor die schade ex bepaling 6.1 uit de overeenkomsten.
Het verweer
€ 1.558,00. De gevorderde rente wordt bij gebrek aan concretisering respectievelijk specificatie, sommaties, en ingebrekestellingen betwist. [gedaagde] zal hoogstens rente zijn verschuldigd vanaf een redelijke termijn na dagvaarding en specificatie van de vordering door [eiseres] .
5.De tegenvordering
6.Het verweer tegen de tegenvordering
7.De beoordeling
aard van de overeenkomst: huur
7.4 [gedaagde] heeft het standpunt ingenomen dat er sprake is een 7:290 bedrijfsruimte. Zij heeft daartoe gesteld dat van meet af aan het gehuurde bedoeld was en is gebruikt voor de exploitatie van een kringloopwinkel en dat dit ook bekend was bij [eiseres] , onder meer doordat [gedaagde] de door haar aan de [a-straat] geëxploiteerde kringloopwinkel heeft verplaatst naar onderhavige locatie en dat [eiseres] zelf goederen als verkoopvoorraad heeft aangeboden aan [gedaagde] uit een door haar voor de gemeente beheerd pand aan de [c-straat] te [plaats] . [eiseres] daarentegen heeft aangevoerd dat [gedaagde] bij aanvang van de huur heeft aangegeven dat het ging om een opleidingswinkel voor allochtone vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt en dat de onmogelijkheid van reguliere winkelexploitatie uitdrukkelijk is benoemd.
7.7. Voor ontbinding van de huurovereenkomst voor de garderobe zijn onvoldoende gronden aanwezig. Weliswaar heeft [gedaagde] de huur voor de garderobe niet altijd op tijd betaald maar dat kan, gelet op de eerder ingenomen houding van [eiseres] tot aan deze procedure en de hoogte van de huurachterstand, een ontbinding nu niet rechtvaardigen.
De wijze waarop [eiseres] in het kader van onderhavige procedure de betalingen van [gedaagde] is gaan toerekenen aan de garderobe respectievelijk de aula en uitkomt op een achterstand ad
€ 13.296,00 op 14 januari 2018 ten aanzien van de garderobe wordt niet gevolgd. Met betrekking tot de huurachterstand voor de garderobe dient te worden aangesloten bij het als productie G.12 overgelegde overzicht. Uit dit overzicht volgt een nominale huurachterstand van € 1.330,20 op 13 december 2017 inclusief de maand december 2017. [eiseres] heeft in haar pleitnota zoals overgelegd op de zitting van 15 december 2017 aangegeven dat zij bij hantering van dezelfde berekeningsmethodiek ter zake van de garderobe uitkomt op een nominale achterstand van € 1.340,42 te vermeerderen met € 218,24 aan wettelijke rente. [eiseres] heeft daarbij niet langer vastgehouden aan haar eerdere berekening ad € 1.904,58 zoals gevoegd bij de akte grondslagonderbouwing van 12 december 2017.
Vervolgens hebben partijen blijkens het proces-verbaal van de zitting van 15 december 2017 een regeling getroffen voor de betaling van de huurtermijnen van december 2017 ad
€ 593,00, januari 2018 ad € 603,00 en alle opvolgende maanden. [gedaagde] heeft gesteld deze regeling te hebben nageleefd. [eiseres] heeft niet betwist dat de regeling is nageleefd en [gedaagde] heeft op de zitting van 6 juni 2018 gezegd dat “
de stand van de huurachterstand garderobe dezelfde zou moeten zijn”. De huurachterstand met betrekking tot de garderobe wordt daarom vastgesteld op € 747,42 (€ 1.340,42 - € 593,00). Dit bedrag dient [gedaagde] te betalen aan [eiseres] . De gevorderde rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf
15 december 2017.
€ 1.025,00 januari 2018) toewijsbaar is. De door [gedaagde] gevorderde verrekening met door een door haar gestelde vordering wegens schadevergoeding wordt afgewezen, nu die vordering gelet op de betwisting door [eiseres] niet eenvoudig is vast te stellen en daarbij gelet op de inhoud van het huurcontract sowieso niet voor verrekening in aanmerking komt.
€ 8.292,00 wegens vergoeding van schade aan goederen behorend tot haar winkelvoorraad. [eiseres] heeft deze vordering uitgebreid betwist. Gelet op die betwisting kon [gedaagde] niet volstaan met de feitelijk niet meer dan kale verwijzing naar de als productie G.6 overgelegde lijst met tweedehands goederen en de geschatte waarde van die goederen. Dit onderdeel dient daarom te worden afgewezen.