In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, een vordering ingesteld tegen Corendon Airlines wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Kayseri op 8 augustus 2017. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten met touroperator Nuhr, die hen op 31 juli 2017 op de hoogte stelde van de annulering. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.600,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen.
Corendon Airlines betwistte de vordering en stelde dat zij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was en geen overeenkomst met de passagiers had gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet ontvankelijk waren in hun vordering, omdat passagiers sub 2 t/m 4 minderjarig waren en passagier sub 1 niet de vereiste machtiging had om namens hen op te treden. De kantonrechter concludeerde dat Corendon Airlines niet aansprakelijk was, omdat de passagiers een overeenkomst hadden met Nuhr en niet met Corendon Airlines. De vordering van passagier sub 1 werd afgewezen, en de proceskosten werden op nihil vastgesteld, aangezien Corendon Airlines zonder gemachtigde had geprocedeerd.
De beslissing van de kantonrechter was dat de vordering van de passagiers werd afgewezen en dat zij de proceskosten moesten dragen, die aan de zijde van Corendon Airlines op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2018.