ECLI:NL:RBNHO:2018:7090

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
15/229535-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht door fysiotherapeut na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een fysiotherapeut, die werd beschuldigd van ontucht met een patiënt. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte zou hebben gepleegd tussen 1 juni 2011 en 6 oktober 2016, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 24 juli 2018, waar de officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, en de raadsman van de verdachte, mr. G. Kaaij, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak, stellende dat de aangifte onvoldoende steun vond in andere wettige bewijsmiddelen. De verdediging heeft dit standpunt onderschreven en betoogd dat de aangifte niet betrouwbaar was.

De rechtbank heeft in haar oordeel verwezen naar artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een verdachte niet kan worden veroordeeld op basis van de verklaring van één getuige zonder voldoende ondersteunend bewijs. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig is bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, en heeft hij daarom vrijspraak gekregen. Tevens is de vordering tot schadevergoeding van de aangeefster afgewezen, omdat er geen bewijs was voor de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.229535.17
Uitspraakdatum: 7 augustus 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juli 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met
6 oktober 2016 te Sint Pancras, gemeente Langedijk, en/of Alkmaar, in elk geval (telkens) in Nederland, terwijl hij toen (telkens) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (te weten als fysiotherapeut), (telkens) ontucht heeft gepleegd met
[slachtoffer] , die zich (telkens) als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, één of meermalen (telkens), (al dan niet tijdens het omhelzen en/of vastpakken van die [slachtoffer] )
- die [slachtoffer] op haar hoofd en/of op haar mond gezoend en/of
- die [slachtoffer] getongzoend en/of
- diens hand(en) in de bh gedaan welke die [slachtoffer] op dat moment droeg en/of (vervolgens) de borst(en) en/of de tepel(s) van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gemasseerd en/of vastgehouden en/of
- met diens hand(en) de bil(len) van die [slachtoffer] betast (al dan niet terwijl die [slachtoffer] een broek droeg) en/of
- diens (met kleding bedekte) stijve penis tegen het lichaam van die [slachtoffer] geduwd en/of
- die [slachtoffer] gemasseerd waarbij hij (vervolgens) met diens hand(en) in de onderbroek welke die [slachtoffer] op dat moment droeg terecht kwam en/of waarbij hij (vervolgens) met diens hand(en) of vinger(s) de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte onvoldoende steun vindt in andere (wettige) bewijsmiddelen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat de inhoud van de aangifte niet zonder meer betrouwbaar is en subsidiair dat de aangifte onvoldoende steun vindt in andere
(wettige) bewijsmiddelen.

4.Oordeel van de rechtbank

Volgens art. 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het oordeel dat een verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige over een strafbaar feit dat de verdachte beweerdelijk zou hebben gepleegd, op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander wettig bewijsmateriaal.
In de onderhavige zaak is de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de aangifte onvoldoende steun vindt in andere wettige bewijsmiddelen, waardoor niet wettig is bewezen dat verdachte de in de aangifte benoemde strafbare handelingen heeft gepleegd. Om deze reden moet verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

5.Vordering tot schadevergoeding

Aangeefster [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.500 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden. Nu niet is bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, kan aangeefster niet in de vordering worden ontvangen.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.E. Harten, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. P. de Mos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.K. Ramdjan,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2018.