ECLI:NL:RBNHO:2018:7029

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
6939641 VV EXPL 18-45
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepassing van een concurrentiebeding in een arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, Royal Duyvis Wiener B.V. [eiser] had op 1 juni 2018 zijn arbeidsovereenkomst met Royal Duyvis opgezegd en was in dienst getreden bij Crown of Holland B.V. als Hoofd Technische Dienst. Royal Duyvis vorderde in kort geding dat het concurrentiebeding, opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [eiser], zou worden gehandhaafd, omdat [eiser] door zijn indiensttreding bij Crown of Holland in strijd zou handelen met dit beding.

De kantonrechter oordeelde dat [eiser] het concurrentiebeding niet had overtreden. De rechter benadrukte dat bij de uitleg van het concurrentiebeding vooral de bewoordingen daarvan van belang zijn, en dat er geen specifieke bedoelingen of verklaringen van partijen zijn die bij die uitleg van betekenis kunnen zijn. De rechter concludeerde dat Crown of Holland geen onderneming is die gelijk of gelijksoortig is aan die van Royal Duyvis, aangezien Royal Duyvis zich richt op de vervaardiging van machines voor de cacao-industrie, terwijl Crown of Holland zich bezighoudt met de verwerking van cacao. Dit betekent dat het concurrentiebeding niet in de weg staat voor [eiser] om in dienst te treden bij Crown of Holland.

De kantonrechter wees de vordering van Royal Duyvis af en stelde dat er geen reden was om het concurrentiebeding te schorsen. Beide partijen dienden hun eigen proceskosten te dragen, aangezien [eiser] inhoudelijk gelijk kreeg, maar de vordering werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 6939641 \ VV EXPL 18-45
Uitspraakdatum: 19 juli 2018
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. R.F. van Emden
tegen
de besloten vennootschap
Royal Duyvis Wiener B.V.
gevestigd te Koog aan de Zaan
gedaagde
verder te noemen: Royal Duyvis
gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Royal Duyvis op 1 juni 2018 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juli 2018. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, Royal Duyvis mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven van 9 juli 2018 en 10 juli 2018 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Royal Duyvis is een onderneming die zich bezighoudt met de vervaardiging, het onderhoud en de reparatie van machines voor de cacaoindustrie. De omschrijving van de bedrijfsactiviteit van Royal Duyvis in het handelsregister van de Kamer van Koophandel luidt als volgt:
“Bedrijfsomschrijving: Vervaardiging van hijs-, hef- en transportwerktuigen. Het verkopen, ontwerpen, (de)monteren, inspecteren, installeren, onderhouden, repareren en in bedrijf stellen van installaties voor de cacao-, chocolade-, zoetwaren- en levensmiddelenindustrie.”
2.2.
[eiser] , geboren [geboortedag] 1986, is op 4 juli 2011 in dienst getreden van Royal Duyvis. De laatste functie van [eiser] was Projectmonteur, met een salaris van € 3.263,17 bruto per maand.
2.3.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen staat in artikel 14 een concurrentiebeding met de volgende inhoud:
“Het is werknemer verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever gedurende een periode van 2 jaar na beëindiging van deze overeenkomst in Nederland of daarbuiten zaken gelijk of gelijksoortig aan die welke de werkgever drijft, in welke vorm dan ook te drijven, direct of indirect, of daarbij op andere wijze rechtstreeks of zijdelings betrokken te zijn, zelfstandig of in dienstverband, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet.”
2.4.
Volgens artikel 16 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst is op overtreding van het concurrentiebeding een boete gesteld van € 5.000,00 per overtreding en € 500,00 voor elke dag dat de overtreding voortduurt.
2.5.
[eiser] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Royal Duyvis opgezegd en is op 1 juni 2018 in dienst getreden bij de besloten vennootschap Crown of Holland B.V. (hierna: Crown of Holland), in de functie van Hoofd Technische Dienst.
2.6.
Crown of Holland is een onderneming die zich bezighoudt met de verwerking van cacao. De omschrijving van de bedrijfsactiviteit van Crown of Holland in het handelsregister van de Kamer van Koophandel luidt als volgt:
“Bedrijfsomschrijving: Verwerking van cacao. Cacaofabriek met alle daaraan verbonden activiteiten.”
2.7.
Partijen hebben in correspondentie gediscussieerd over de vraag of [eiser] door indiensttreding bij Crown of Holland het concurrentiebeding van artikel 14 van de arbeidsovereenkomst overtreedt.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk schorst, met dien verstande dat het [eiser] wordt toegestaan in dienst te treden bij Crown of Holland in de functie van Hoofd Technische Dienst, dan wel aan [eiser] een voorschot op een vergoeding toekent van € 3.300,00 bruto per maand.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het concurrentiebeding feitelijke toepassing mist op de situatie dat [eiser] in dienst treedt bij Crown of Holland, omdat Crown of Holland geen zaken gelijk of gelijksoortig aan die van Royal Duyvis drijft. Daarnaast meent [eiser] dat het concurrentiebeding buiten toepassing moet blijven, aangezien het te ruim is geformuleerd en [eiser] door dit beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Royal Duyvis.

4.Het verweer

4.1.
Royal Duyvis betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat sprake is van een schending van het concurrentiebeding door de indiensttreding van [eiser] bij Crown of Holland in de functie van Hoofd Technische Dienst. Royal Duyvis heeft cacaoverwerkende machines verkocht aan Crown of Holland en heeft de afgelopen jaren niet alleen onderhoud en reparaties verricht aan die machines, maar ook aan andere machines van Crown of Holland. Die onderhoudscontracten vertegenwoordigen op jaarbasis een aanzienlijke omzet van ongeveer € 280.000,00. Doordat [eiser] in dienst treedt van Crown of Holland is het voor Royal Duyvis duidelijk dat Crown of Holland eerdergenoemd onderhoud en de reparaties voortaan in eigen beheer gaat uitvoeren, met behulp van de kennis en ervaring die [eiser] bij Royal Duyvis heeft opgedaan. En dergelijke situatie beoogt het concurrentiebeding nu juist te voorkomen, aldus Royal Duyvis. Daarbij stelt Royal Duyvis ook dat het concurrentiebeding een zeer ruime strekking heeft en dat onder de bewoordingen
“zaken gelijk of gelijksoortig aan die welke de werkgever drijft”in dat beding ook moet worden begrepen de interne activiteiten van Crown of Holland en de feitelijke werkzaamheden van [eiser] , te weten onderhouds- en reparatiewerkzaamheden die Crown of Holland zelf uitvoert. Die activiteiten en werkzaamheden zijn gelijksoortig aan die van Royal Duyvis en vallen dus onder de werking van het concurrentiebeding, aldus Royal Duyvis.
4.2.
Verder gaat Royal Duyvis ervan uit dat [eiser] door en na indiensttreding bij Crown of Holland ook het geheimhoudingsbeding, opgenomen in artikel 12 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen, schendt of gaat schenden. In dat kader vreest Royal Duyvis voor schade aan haar bedrijfsvoering. Royal Duyvis wijst erop dat zij ook een zakelijk geschil heeft met haar klant Crown of Holland, en dat zij daarom temeer betreurt dat zij door [eiser] in de steek gelaten wordt en dat [eiser] haar gaat beconcurreren bij een klant en concurrent. Een belangenafweging moet er volgens Royal Duyvis toe leiden dat het concurrentiebeding gehandhaafd blijft.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een geschil tussen partijen over de vraag of [eiser] door zijn huidige werkzaamheden bij Crown of Holland al dan niet in strijd handelt met het concurrentiebeding.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter handelt [eiser] door indiensttreding bij Crown of Holland en door het verrichten van werkzaamheden voor die onderneming niet in strijd met het concurrentiebeding van artikel 14 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.4.
Partijen zijn het erover eens dat het concurrentiebeding op zichzelf geldig is overeengekomen. Zij zijn het niet eens over de uitleg van dat beding.
5.5.
Bij de uitleg van het concurrentiebeding moet de kantonrechter niet alleen rekening houden met de bewoordingen daarvan, maar kan ook van belang zijn welke betekenis partijen over en weer redelijkerwijs aan dit beding mochten toekennen en wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kunnen alle bijzondere omstandigheden van het geval van belang zijn (zie: Hoge Raad, 13 maart 1981, ECLI:NL: HR:1981:AG4158 (
Haviltex) en Hoge Raad, 20 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:AO1427 (
DSM Chemie)).
5.6.
Op de zitting heeft [eiser] verklaard dat bij aanvang van het dienstverband met Royal Duyvis niet is gesproken over het concurrentiebeding en dat is door Royal Duyvis niet betwist. Dat betekent dat bij de uitleg van het concurrentiebeding geen specifieke bedoelingen of verklaringen van partijen van betekenis kunnen zijn, maar dat vooral de bewoordingen van dat beding uitgangspunt zijn bij die uitleg.
5.7.
Verder is van belang dat artikel 19 lid 3 van de Grondwet het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid erkent, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. Een concurrentiebeding beperkt een werknemer in dat recht. Dat brengt mee dat de inhoud en de omvang van een concurrentiebeding voor de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst duidelijk moet (kunnen) zijn en dat eventuele onduidelijkheid daarover niet in het nadeel van de werknemer behoort te worden uitgelegd, maar voor risico van de werkgever komt. Daar is temeer reden voor als de werkgever het concurrentiebeding heeft geformuleerd en opgesteld, zoals Royal Duyvis in dit geval.
5.8.
Uit de bewoordingen van het concurrentiebeding volgt dat het [eiser] alleen verboden is om in dienst te treden of betrokken te zijn bij een onderneming die een zaak drijft gelijk of gelijksoortig aan die van Royal Duyvis. Vast staat dat Royal Duyvis een zaak drijft gericht op de vervaardiging, het onderhoud en de reparatie van machines voor de cacaoindustrie. Vast staat ook dat Crown of Holland een onderneming is die zich bezighoudt met de verwerking van cacao. Gelet daarop drijft Crown of Holland dus geen zaak die gelijk of gelijksoortig is aan die van Royal Duyvis. De bedrijfsactiviteiten van beide ondernemingen zijn immers fundamenteel verschillend: Royal Duyvis maakt alleen machines voor de cacaoindustrie en verwerkt geen cacao, Crown maakt geen machines, maar verwerkt alleen cacao. Het enkele feit dat beide ondernemingen met de cacaoindustrie te maken hebben, betekent niet dat sprake is van gelijke of gelijksoortige ondernemingen. Crown of Holland is dus ook geen concurrent van Royal Duyvis, omdat Crown of Holland zich niet op het terrein van de bedrijfsactiviteiten van Royal Duyvis begeeft. Dat betekent dat het concurrentiebeding er niet aan in de weg staat dat [eiser] in dienst treedt bij Crown of Holland en dat dit beding dat ook niet verbiedt.
5.9.
De stelling van Royal Duyvis dat het concurrentiebeding een zeer ruime strekking heeft en dat daaronder ook moet worden begrepen de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden die Crown of Holland intern en zelf uitvoert, gaat niet op. Het concurrentiebeding ziet, waar wordt gesproken over
“zaken gelijk of gelijksoortig aan die welke de werkgever drijft”, naar de bewoordingen en strekking daarvan op de kern en de aard van de bedrijfsactiviteiten van een onderneming in het economisch verkeer, extern en naar buiten toe, en niet op interne, ondergeschikte activiteiten. Crown of Holland en vergelijkbare ondernemingen zullen in de regel ook in enige mate intern en zelf onderhoudswerkzaamheden uitvoeren, en bijvoorbeeld ook in enige mate administratieve en schoonmaakwerkzaamheden. Dat betekent uiteraard niet dat Crown of Holland en vergelijkbare ondernemingen dan een zaak drijven gelijk of gelijksoortig aan een onderneming die zich qua bedrijfsactiviteit bezighoudt met onderhoud, schoonmaak of administratie. Overigens is hiervoor al overwogen dat er ook geen grond is om aan het concurrentiebeding een ruime strekking toe te kennen.
5.10.
Royal Duyvis heeft nog opgemerkt dat [eiser] geen onderhoudswerkzaamheden voor Crown of Holland zou mogen doen, als hij die werkzaamheden als zelfstandige zou uitvoeren, zodat niet valt in te zien waarom hij dergelijke werkzaamheden wel als werknemer van Crown of Holland mag doen. De vergelijking die Royal Duyvis maakt, gaat mank. Als [eiser] als zelfstandige onderhoudswerkzaamheden voor Crown of Holland zou verrichten, zou hij inderdaad als concurrent kunnen worden aangemerkt en zou hij een zaak drijven, gelijk of gelijksoortig aan die van Royal Duyvis. Echter, [eiser] is geen zelfstandige, maar alleen als werknemer voor Crown of Holland werkzaam, zodat hij geen zaak drijft of daarbij betrokken is, gelijk of gelijksoortig aan die van Royal Duyvis, als bedoeld in het concurrentiebeding.
5.11.
Volgens Royal Duyvis is [eiser] in dienst getreden van Crown of Holland om het onderhoud en de reparaties van machines voortaan in eigen beheer van Crown of Holland te kunnen uitvoeren. Royal Duyvis ziet dat als concurrentie, omdat zij daarmee onderhouds- en reparatieopdrachten van Crown of Holland dreigt te verliezen, en die situatie beoogt het concurrentiebeding nu juist te voorkomen, aldus Royal Duyvis. Dit betoog van Royal Duyvis treft geen doel. [eiser] heeft betwist dat Crown of Holland het grote onderhoud en de reparaties van machines voortaan in eigen beheer gaat uitvoeren en volgens [eiser] zal Royal Duyvis haar onderhouds- en reparatieopdrachten van Crown of Holland dan ook niet verliezen. Maar ook als dat anders zou zijn, is geen sprake van een schending van het concurrentiebeding. Dit beding beoogt immers niet om [eiser] te verbieden bij een klant van Royal Duyvis in dienst te treden. Indien Royal Duyvis dat had willen verbieden, had zij een relatiebeding in de arbeidsovereenkomst met [eiser] moeten opnemen, maar dat heeft zij niet gedaan.
5.12.
Omdat het concurrentiebeding naar het oordeel van de kantonrechter [eiser] niet verbiedt om bij Crown of Holland in dienst te treden en te blijven, is een beoordeling van de overige standpunten van partijen niet meer van belang. Dat betekent ook dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen. Er is immers geen grond om het concurrentiebeding te schorsen en [eiser] heeft daarbij in het kader van deze zaak ook geen belang. Ook is er geen reden voor toekenning van de gevorderde vergoeding. De discussie tussen partijen over de vraag of [eiser] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden, speelt in deze zaak geen rol, omdat dit beding geen verbod inhoudt voor [eiser] om voor Crown of Holland te werken en er ook geen op dat beding gebaseerde vorderingen zijn ingediend.
5.13.
Nu [eiser] inhoudelijk gelijk krijgt, maar de vordering wordt afgewezen, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter