ECLI:NL:RBNHO:2018:6920

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
C/15/270645 / FA RK 18-997
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van Portugese minderjarigen door Nederlandse verzoeksters met rechtsmacht en toepasselijk recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan over het verzoek tot adoptie van twee Portugese minderjarigen door een echtpaar dat in Nederland woont. De verzoeksters, beiden met de Nederlandse nationaliteit, hebben toestemming gekregen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de adoptie van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds 17 augustus 2017 op het adres van de verzoeksters staan ingeschreven en dat er geen bezwaren zijn tegen de adoptie vanuit Portugal. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, omdat de verzoeksters hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of aan de voorwaarden voor adoptie, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Dit omvatte de beoordeling van de samenlevingstermijn en de toestemming van de biologische ouders. De rechtbank concludeerde dat de verzoeksters aan de vereisten voor adoptie hebben voldaan en dat de adoptie in het belang van de minderjarigen is. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en gelast dat de geboorteakten van de minderjarigen worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de minderjarigen de voornamen en geslachtsnaam van de verzoeksters zullen dragen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/270645 / FA RK 18-997
beschikking van 8 augustus 2018 betreffende adoptie
gegeven op het verzoek van:

1.[verzoekster] ,

2.
[verzoekster] ,
echtelieden,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeksters,
advocaat: mr. P. Baur, kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeksters, ingekomen op 21 februari 2018;
- de brieven, met bijlagen, van de advocaat van verzoeksters, ingekomen op 2 maart 2018, op 21 maart 2018 en op 9 april 2018;
- de schriftelijke reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] (verder: ABS), ingekomen op 4 juni 2018.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Verzoeksters zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] , met elkaar gehuwd.
2.2
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 12 december 2011 (B.K.A. 20102/0116) aan verzoeksters toestemming verleend voor het opnemen van één of twee buitenlandse kinderen ter adoptie. Blijkens het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 augustus 2015 is voormelde toestemming ten aanzien van verzoeksters verlengd tot 7 augustus 2019. Uit het stuk “Statement of approval of the decision in the State of Origin that a child should be entrusted to prospective adoptive parents” van 21 juli 2017 van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid blijkt dat er geen bezwaren bestaan tegen de beslissing in Portugal dat de hierna te adopteren kinderen worden toevertrouwd aan verzoeksters en dat de adoptie voortgang kan vinden.
2.3
Uit de gewaarmerkte afschriften uit de basisregistratie personen van de gemeente [plaats] van 28 maart 2018 blijkt dat de minderjarigen sinds 17 augustus 2017 staan ingeschreven op het adres van verzoeksters.
2.4
Uit het overgelegde afschrift van de (oorspronkelijke) geboorteakte uit het 2e register van de burgerlijke stand van [plaats] , Portugal, inschrijving van geboorte nr. [nummer] van het jaar 2009 (dossiernummer [nummer] ) van [datum] blijkt dat op [datum] te [plaats] , Portugal uit [naam] is geboren een kind van het mannelijk geslacht genaamd [minderjarige] . Op dit stuk is geen vader van de minderjarige vermeld.
2.5
Uit het overgelegde afschrift van de (oorspronkelijke) geboorteakte uit het 2e register van de burgerlijke stand van [plaats] , Portugal, inschrijving van geboorte nr. [nummer] van het jaar 2011 (dossiernummer [nummer] ) van [datum] blijkt dat op [datum] te [plaats] , Portugal uit [naam] is geboren een kind van het vrouwelijk geslacht genaamd [minderjarige] . Op dit stuk staat als vader van het kind vermeld [naam] .
2.6
Uit de overgelegde vertaling en samenvatting vanuit het Portugees van een voogdijbeschikking van 58 pagina’s blijkt het volgende.
Uit de beslissing van het Centraal Instituut, afdeling Familie- en Jeugdrecht van het district [district] van 2 maart 2016 (Proc. nr. 1100/14.5TBVCT 38860570) blijkt dat de maatregel van opvang in een instituut met het oog op een toekomstige adoptie is toegepast, waarbij is vastgesteld dat de ouders van de minderjarigen niet in staat zijn tot uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheden, waarbij de ouderlijke macht van de ouders is stopgezet, waarbij de bezoeken van de natuurlijke familie aan de minderjarigen is verboden en waarbij is benoemd als voorlopig voogd de directeur van het opvanghuis [opvanghuis] .
Naar aanleiding van het door de moeder tegen deze beslissing ingestelde hoger beroep, heeft het Gerechtshof van [gerechtshof] , 2e sectie civiel recht bij beslissing van 25 mei 2016 (Proc. nr. 1100/14.5TBVCT.G1) beslist dat het hoger beroep ongegrond is en dat de eerdere beslissing gehandhaafd wordt.
Daarnaast blijkt uit deze stukken dat de rechtbank van het District [district] - Centraal Instituut - afd. Familie- en Jeugdrecht - J1, (Proc. nr. 1100/14.5TBVCT 41366109) heeft bepaald dat de voogdij van de directeur van het instituut [opvanghuis] wordt overgedragen aan de aspirant adoptiefmoeder en dat als voorlopig voogd over de minderjarigen wordt aangewezen: [verzoekster] .
Tenslotte blijkt uit deze stukken dat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan op 9 juni 2016 en dat per bericht van 21 september 2017 het voorlopig voogdijschap over de minderjarigen is overgedragen aan [verzoekster] .
2.7
Voorts is uit de stukken “Declaration of Adoptability” en “Agreement for the Procedure of the Adoption by prospective adoptive parents” van de Portugese Centrale Autoriteit voor Interlandelijke Adoptie van 19 juni 2017 gebleken dat de minderjarigen geadopteerd mogen worden door verzoeksters.

3.Verzoek

3.1
Verzoeksters hebben verzocht:
a. de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken van de minderjarigen: [minderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] , Portugal, en [minderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] , Portugal;
b. te bepalen dat de minderjarigen de voornamen [voornamen] en [voornamen] en de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zullen dragen;
c. uit te spreken dat deze adoptie in Nederland heeft plaatsgevonden conform c.q. analoog aan het Haags Adoptieverdrag.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1
Door de omstandigheid dat verzoeksters de Nederlandse nationaliteit hebben en de minderjarigen de Portugese nationaliteit hebben, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
4.2
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in bevestigende zin worden beantwoord, nu verzoeksters hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
4.3
Bij de beoordeling van het toepasselijke recht op het verzoek is afdeling 3 van titel 6 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. Deze afdeling bevat voorschriften ter zake het toepasselijke recht op de in Nederland uit te spreken adoptie en haar rechtsgevolgen, alsmede adopties waarop het op 29 mei 1993 te [plaats] tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (Trb. 1993, 97) (verder: Haags Adoptieverdrag) niet van toepassing is.
4.4
Op grond van artikel 10:105, eerste lid BW is op een in Nederland uit te spreken adoptie, behoudens lid 2, het Nederlandse recht van toepassing.
Ten aanzien van het verzoek om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken
4.5
Voor Nederland is op 1 oktober 1998 het Haags Adoptieverdrag in werking getreden. Het Haags Adoptieverdrag is op 1 juli 2004 voor Portugal in werking getreden. Hoewel verzoeksters hebben verzocht om (alleen) de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken, dient de rechtbank, ingevolge het bepaalde in artikel 10:2 BW, eerst - ambtshalve - te beoordelen of niet reeds in het buitenland een (al dan niet verdrags-)adoptie tot stand is gekomen.
4.6
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat verzoekster [verzoekster] in Portugal is belast met de voorlopige voogdij over de minderjarigen en dat de minderjarigen met het oog op de adoptie door verzoeksters in Nederland, Portugal hebben mogen verlaten. Nu is komen vast te staan dat er in Portugal geen adoptie naar Portugees recht heeft plaatsgevonden, moet de vraag of er in het buitenland een (al dan niet verdrags-)adoptie heeft plaatsgevonden ontkennend worden beantwoord. De rechtbank zal derhalve overgaan tot beoordeling van het verzoek om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken.
4.7
De rechtbank dient te beoordelen of is voldaan aan de in artikel 1:227 BW genoemde gronden voor adoptie en aan de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie.
4.8
De rechtbank stelt vast dat verzoeksters hebben voldaan aan de in artikel 1:227, tweede lid BW gestelde samenlevingstermijn van drie aaneengesloten jaren. Uit de stukken is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen is.
4.9
Ten aanzien van de toestemming van de (biologische) ouders van de minderjarigen kent het Haags Adoptieverdrag een bijzonder zwaar gewicht toe aan de kwestie van de toestemmingen door te eisen dat de autoriteiten van de staat van herkomst van de minderjarigen de verantwoordelijkheid dragen dat alle noodzakelijke toestemmingen van de desbetreffende instanties en personen zijn verkregen voordat machtiging wordt gegeven dat de minderjarigen het land van herkomst mogen verlaten.
4.1
Op grond van artikel 10:105, tweede lid BW is op de toestemming dan wel raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of andere personen of instellingen toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit heeft. Nu de minderjarigen de Portugese nationaliteit bezitten, is op deze toestemming het Portugese recht van toepassing.
Nu een adoptie als bedoeld in het Haags Adoptieverdrag slechts kan plaatsvinden indien de bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat is voldaan aan de vereisten van artikel 4 van gemeld verdrag, is de rechtbank van oordeel dat een verder onderzoek of de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de ouders overeenkomstig het nationale recht van de minderjarigen is verkregen, door de Nederlandse rechter niet meer nodig is.
4.11
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarigen niets meer van hun ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben.
4.12
Uit de stukken blijkt dat aan de in artikel 1:228, eerste lid, onder a, b, c, d, e en g BW genoemde voorwaarden is voldaan.
4.13
Artikel 1:228, eerste lid onder f BW stelt als voorwaarde dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed. In deze bepaling staat niet wanneer deze termijn gaat lopen. Dit is anders dan in artikel 1:227, tweede lid BW waarin ten aanzien van de vereiste duur van samenleving is bepaald: “Het verzoek door twee personen tezamen kan slechts worden gedaan, indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd”. In de praktijk, en dit is ook zo vastgelegd in het procesreglement Adoptie onder bijlage 1 (Over te leggen bescheiden) onder punt 1 “bij de adoptie van een buitenlands kind en bij erkenning van een adoptie”, is hier voor de verzorgingstermijn van artikel 1:228, eerste lid onder f BW bij aangesloten, en is dus ook voor de verzorgingstermijn als uitgangspunt genomen de datum van indiening van het verzoekschrift. Dit zou in deze zaak met zich brengen dat het verzoek van verzoeksters voor afwijzing gereed ligt, omdat op het moment van indiening verzoeksters nog niet aan de verzorgingstermijn hadden voldaan. De rechtbank acht een zodanige beslissing niet in het belang van de minderjarigen. De toets van de verzorgingstermijn is om de bestendigheid van de verzorging en opvoeding te kunnen beoordelen. Daarbij dient in plaats van naar de formele toets (= de woordelijke wettekst) veeleer te worden gekeken naar de materiële (= feitelijke) toets. Mede in acht genomen de hierboven onder 2.6 vermelde beslissing, waarbij verzoekster [verzoekster] als voorlopige voogd over de minderjarigen is aangewezen, gaat de rechtbank ervan uit dat verzoeksters de minderjarigen sindsdien verzorgen en opvoeden en daarmee ondertussen aan de feitelijke verzorgingstermijn van een jaar hebben voldaan.
4.14
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verzoeksters hebben voldaan aan de in artikel 1:228, eerste lid onder f BW gestelde voorwaarde voor adoptie. Nu ook overigens aan alle in artikel 1:227 BW genoemde gronden en de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie is voldaan, zal het verzoek tot adoptie worden toegewezen. Het verzoek om tevens uit te spreken dat deze adoptie in Nederland heeft plaatsgevonden conform c.q. analoog aan het Haags Adoptieverdrag zal bij gebrek aan een wettelijke grondslag worden afgewezen.
Aantekening in het gezagsregister
4.15
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Voornamen en geslachtsnaam minderjarigen
4.16
Verzoeksters hebben verzocht te bepalen dat de minderjarigen de voornamen [voornamen] en [voornamen] en de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zullen dragen.
4.17
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 10:19, eerste lid BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Ingevolge artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht. Artikel 10:22, eerste lid BW bepaalt dat ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regel van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.
4.18
De minderjarigen bezitten thans de Portugese nationaliteit. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Het voorgaande brengt mee dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek dat betrekking heeft op de voornamen en de geslachtsnaam van de minderjarigen.
4.19
De minderjarigen zijn de eerste twee kinderen tot wie verzoeksters in familierechtelijke betrekking komen te staan. Verzoeksters hebben er voor gekozen dat de minderjarigen de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zullen dragen.
4.2
Het verzoek betreffende de voornaamswijziging van de minderjarigen behoeft geen verdere bespreking, nu de verzochte voornamen dezelfde zijn als de huidige voornamen van de minderjarigen.
Geboortegegevens minderjarigen
4.21
Bij de stukken bevinden zich de hierboven onder 2.4 en 2.5 vermelde geboorteakten.
4.22
Op grond van artikel 1:25, vijfde lid BW zal de rechtbank - ambtshalve - gelasten dat deze akten worden ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [plaats] . Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de ABS heeft aangegeven dat zich bij de stukken zowel een volledig afschrift van de oorspronkelijke geboorteakten, als ook een internationaal uittreksel bevindt. Omdat het internationaal uittreksel niet de volledige afstammingshistorie weergeeft, heeft de ABS geen bezwaar tegen een door de rechtbank uit te spreken last tot inschrijving van de afschriften van de buitenlandse geboorteakten, nu die afschriften zijn voorzien van de vereiste legalisatieregeling en een beëdigde vertaling.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het:
- mannelijk geslacht: [minderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] , Portugal,
- vrouwelijk geslacht: [minderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] , Portugal,
door verzoeksters voornoemd;
5.2
gelast de inschrijving van de hierboven onder 2.4 en 2.5 vermelde akten van geboorte in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] ;
5.3
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akten toe te voegen;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte;
5.5
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.6
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente
[plaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2018.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.