ECLI:NL:RBNHO:2018:6593

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
15/871143-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en tbs met voorwaarden wegens poging tot verkrachting, mishandeling en diefstal

Op 31 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot verkrachting, zware mishandeling, aanranding, schennis van de eerbaarheid en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden in 2016 en 2017, waarbij de verdachte slachtoffers in recreatiegebieden en openbaar vervoer heeft lastiggevallen en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers, die ernstige psychische gevolgen hebben ondervonden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, met schadevergoedingen voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de TBS-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het recidivegevaar en de noodzaak voor behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871143-17 (P)
Uitspraakdatum: 31 juli 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juli 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. E.J. Woud, advocaat te Hoorn, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te Obdam, gemeente Koggenland, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of met een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende hij, verdachte,
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer 1] in recreatie/natuurgebied De Weel liep/zich bevond) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij de nek/hals en/of het hoofd vastgepakt en/of beetgenomen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] op/tegen de grond gegooid en/of geduwd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen de grond gedrukt en/of gehouden en/of
- ervoor gezorgd dat die [slachtoffer 1] op haar rug kwam te liggen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] zich hevig verzette) de rok en/of de slip/het ondergoed welke [slachtoffer 1] op dat moment droeg naar beneden/richting de enkels getrokken en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) op/tegen het hoofd en/of andere deel/delen van het lichaam geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te Obdam, gemeente Koggenland, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer 1] in recreatie/natuurgebied De Weel liep/zich bevond) die [slachtoffer 1] onverhoeds (van achteren) bij de nek/hals en/of het hoofd heeft vastgepakt en/of heeft beetgenomen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft gegooid en/of heeft geduwd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft gedrukt en/of heeft gehouden en/of
- ervoor heeft gezorgd dat die [slachtoffer 1] op haar rug kwam te liggen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] zich hevig verzette) de rok en/of de slip/het ondergoed welke die [slachtoffer 1] op dat moment droeg naar beneden/richting de enkels heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) op/tegen het hoofd en/of andere deel/delen van het lichaam heeft geslagen en/of heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Feit 2:
Primair
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te Obdam, gemeente Koggenland, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (terwijl die [slachtoffer 1] op haar rug op de grond lag) met kracht meermalen, althans eenmaal, met de tot vuist gebalde hand(en) op/tegen het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te Obdam, gemeente Koggenland, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar (terwijl die [slachtoffer 1] met haar rug op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, met kracht met de tot vuist gebalde hand(en) op/tegen het hoofd/het gezicht te slaan/stompen;
Feit 3:
Primair
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te Bovenkarspel, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of met een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende hij, verdachte,
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer 2] in recretatiegebied 'het Streekbos' liep/zich bevond) die [slachtoffer 2] (van achteren) bij de (met kleding bedekte) vagina/schaamstreek en/of de arm/oksel, althans het lichaam, vastgepakt en/of beetgenomen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] opgetild en/of meegetrokken/gesleurd en/of die [slachtoffer 2] in de bosschages gegooid/geduwd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) die [slachtoffer 2] (meermalen) op/tegen het hoofd en/of andere deel/delen van het lichaam geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te Bovenkarspel, in elk geval in Nederland, door geweld of een (andere) feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het bij de (met kleding bedekte) vagina/schaamstreek vastpakken en/of beetnemen van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld en/of die die (andere) feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of die (andere) feitelijkheid uit:
(terwijl voornoemde [slachtoffer 2] in recretatiegebied 'het Streekbos' liep/zich bevond) die [slachtoffer 2] onverhoeds (van achteren) bij de (met kleding bedekte) vagina/schaamstreek en/of de arm/oksel, althans het lichaam, vastpakken en/of beetnemen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] optillen en/of meetrekken/sleuren en/of die [slachtoffer 2] in de bosschages gooien/duwen;
Feit 4:
Primair
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te Bovenkarspel, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) met kracht meermalen, althans eenmaal, met de tot vuist gebalde hand(en) op/tegen het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te Bovenkarspel, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, met kracht met de tot vuist gebalde hand(en) op/tegen het hoofd/het gezicht te slaan/stompen;
Feit 5:
hij op of omstreeks 17 september 2016 in de trein (rijdende) op het traject Hoorn - Enkhuizen, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, of op een niet openbare plaats, indien een ander daarbij zijn/haar/hun ondanks tegenwoordig is, door zich in de trein af te trekken en/of met (deels) ontbloot geslachtsdeel te bevinden;
Feit 6:
hij op of omstreeks 7 juni 2017 te Enkhuizen de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten voor het raam van een [appartement] in de gemeente Enkuizen, door met zijn hand zijn geslachtsdeel heen en weer te bewegen;
Feit 7:
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Enkhuizen de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten voor het raam van een [appartement] in de gemeente Enkhuizen, in het zicht van de daar tegenovergelegen [huisartsenpraktijk] , door met zijn hand zijn geslachtsdeel heen en weer te bewegen;
Feit 8:
hij op of omstreeks 17 november 2017 te Enkhuizen, een goed, te weten een bankpas (op naam gesteld van [benadeelde] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
of
hij op of omstreeks 17 november 2017 te Enkhuizen, (een portemonnee met daarin onder meer) een bankpas (op naam gesteld van [benadeelde] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 9:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 17 november 2017 te Enkhuizen, (middels contactloos pinnen/betalen met een hem, verdachte, niet in eigendom toebehorende bankpas), een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 5 euro en/of een bedrag van 10,01 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het feit 5 is eerder geregistreerd geweest onder het parketnummer 15/066156-17.
De feiten 6 en 7 zijn eerder geregistreerd geweest onder het parketnummer 15/213117-17.
De feiten 8 en 9 zijn eerder geregistreerd geweest onder het parketnummer 15/700005-18.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair, 5, 6, 7, 8 (
de diefstal) en 9 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de zaak wordt gekleurd door de overige ten laste gelegde feiten. Dat sprake is van een seksueel aspect maakt niet dat zonder meer uitgegaan moet worden van de ergste verdenking, namelijk de poging tot verkrachting. Bovendien kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk de rok en slip van het slachtoffer naar beneden heeft getrokken. De onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot aanranding kan wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft weliswaar grof geweld gebruikt, maar opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan objectief gezien niet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Daarnaast is het ontstaan van een litteken volgens de raadsman niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het slachtoffer met zijn rechter elleboog onder haar schaamstreek heeft gepakt en vervolgens in de bosjes heeft gegooid omdat hij wilde dat zij toekeek hoe hij aan het exhibitioneren was. Niet is gebleken dat verdachte het slachtoffer bij haar vagina heeft gegrepen. Hoewel sprake was van een seksuele intentie, is niet voldoende geconcretiseerd dat sprake was van een voltooide aanranding.
Ten aanzien van feit 4:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 4 primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent dat hij het slachtoffer heeft geslagen. Daarnaast volgt uit het (geringe) letsel van het slachtoffer niet dat sprake is van poging tot zware mishandeling. Het valt bovendien niet uit te sluiten dat het letsel bij het slachtoffer is ontstaan, doordat verdachte haar in de bosjes heeft gegooid. De onder 4 subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7:
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten gewezen op de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van de feiten 8 en 9:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de onder 8 en 9 ten laste gelegde feiten voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is; wat betreft feit 8 alleen voor de diefstal van de pinpas.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraken
Ten aanzien van feit 3 primair:
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair ten laste is gelegd. De gedragingen van verdachte, hoe beangstigend deze ook voor het slachtoffer zijn geweest, kunnen naar het oordeel van de rechtbank, beschouwd naar hun uiterlijke verschijningsvorm, niet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van verkrachting. Nu geen sprake is van een zodanige fysieke handeling, op basis waarvan objectief kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer wilde dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, is niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 primair:
Zoals hierna uit 3.3.2 zal volgen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen tegen het hoofd heeft geslagen. Mede gelet op de aard van de verwondingen en de aangifte van het slachtoffer is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende komen vast te staan dat verdachte met een dusdanige kracht en intensiteit heeft geslagen, dat daardoor een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Het enkele gegeven dat verdachte heeft geslagen/gestompt tegen het hoofd van het slachtoffer is daartoe onvoldoende. De rechtbank acht dan ook, evenals de raadsman, niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen. [1]
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair:
Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte het slachtoffer onverhoeds van achteren bij haar hals heeft vastgepakt en haar op de grond heeft geduwd. Toen het slachtoffer op haar rug lag, heeft verdachte haar rok en slip naar beneden getrokken. Daarbij heeft verdachte haar meermalen tegen het hoofd geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij wegging door het gillen van het slachtoffer en de reactie daarop van een omstander. Het door verdachte aangedragen alternatieve scenario, inhoudende dat hij schrok van het slachtoffer, uitgleed in de modder en trachtte zich staande te houden door het slachtoffer vast te grijpen, waarbij haar rok en slip naar beneden zijn getrokken, acht de rechtbank onwaarschijnlijk, mede gelet op de verklaring van het slachtoffer dat zij op de grond lag en dat eerst haar rok en daarna haar slip tot op de enkels naar beneden werden getrokken.
De rechtbank is van oordeel dat de voormelde gedragingen van verdachte, in het bijzonder het naar beneden trekken van de rok en de slip van het slachtoffer, naar de uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf van verkrachting. Daarbij overweegt de rechtbank dat het onder deze omstandigheden naar beneden trekken van de rok en slip van het slachtoffer slechts kan zijn gericht op het ontbloten van de geslachtsdelen van het slachtoffer. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte deze handelingen heeft verricht ter uitvoering van zijn voornemen om het lichaam van het slachtoffer, tegen haar wil, seksueel binnen te dringen. Tot dit laatste is het niet gekomen omdat verdachte wegging door het gillen van het slachtoffer en de reactie daarop van een omstander.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Uit het dossier noch uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat verdachte zogenoemd “vol” opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Uit de gedragingen van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank echter wel worden afgeleid dat hij zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer zou veroorzaken. Verdachte heeft immers meermalen met kracht met zijn vuist tegen het hoofd, een kwetsbaar lichaamsdeel, van het slachtoffer geslagen, terwijl zij op de grond lag. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij de kans dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan ook daadwerkelijk heeft aanvaard.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer, die steun vindt in de overige bewijsmiddelen, in het bijzonder in de verklaring van getuige Vervoort die direct na het incident contact had met het slachtoffer. Mede gelet op de erkenning van verdachte over het optillen tussen de benen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het slachtoffer bij haar kruis heeft vastgepakt. De rechtbank is van oordeel dat het onverhoeds op die manier optillen en het daarna in de bosjes gooien van het slachtoffer, in samenhang dient te worden bezien met de seksuele intentie van verdachte, zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard. Om die reden is het vastpakken van de vagina/schaamstreek van het slachtoffer als ontuchtige handeling aan te merken.
3.3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
Primair
hij op 14 juni 2017 te Obdam, gemeente Koggenland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en een feitelijkheid [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende hij, verdachte,
- terwijl voornoemde [slachtoffer 1] in recreatiegebied De Weel liep die [slachtoffer 1] van achteren bij de hals vastgepakt en vervolgens die [slachtoffer 1] op de grond geduwd en
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen de grond gedrukt en
- ervoor gezorgd dat die [slachtoffer 1] op haar rug kwam te liggen en
- terwijl die [slachtoffer 1] zich hevig verzette de rok en de slip welke [slachtoffer 1] op dat moment droeg richting de enkels getrokken en die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
Primair
hij op 14 juni 2017 te Obdam, gemeente Koggenland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet terwijl die [slachtoffer 1] op haar rug op de grond lag met kracht meermalen met de tot vuist gebalde hand tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
Subsidiair
hij op 24 mei 2017 te Bovenkarspel, door een feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het bij de met kleding bedekte vagina/schaamstreek vastpakken van die [slachtoffer 2] en bestaande die feitelijkheid uit:
terwijl voornoemde [slachtoffer 2] in recreatiegebied 'het Streekbos' liep die [slachtoffer 2] onverhoeds van achteren bij de met kleding bedekte vagina/schaamstreek en de oksel, vastpakken en vervolgens die [slachtoffer 2] optillen en die [slachtoffer 2] in de bosschages gooien;
Feit 4:
Subsidiair
hij op 24 mei 2017 te Bovenkarspel, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag meermalen met zijn hand tegen het hoofd te slaan;
Feit 5:
hij op 17 september 2016 in de trein rijdende op het traject Hoorn - Enkhuizen, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, indien een ander daarbij hun ondanks tegenwoordig is , door zich in de trein af te trekken en met (deels) ontbloot geslachtsdeel te bevinden;
Feit 6:
hij op 7 juni 2017 te Enkhuizen de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten voor het raam van een [appartement] in de gemeente Enkhuizen, door met zijn hand zijn geslachtsdeel heen en weer te bewegen;
Feit 7:
hij op 20 juni 2017 te Enkhuizen de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten voor het raam van een [appartement] in de gemeente Enkhuizen, in het zicht van de daar tegenovergelegen [huisartsenpraktijk] , door met zijn hand zijn geslachtsdeel heen en weer te bewegen;
Feit 8:
hij op 17 november 2017 te Enkhuizen, een bankpas op naam gesteld van [benadeelde] , die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 9:
hij op tijdstippen op 17 november 2017 te Enkhuizen, middels contactloos pinnen/betalen met een aan hem, verdachte, niet in eigendom toebehorende bankpas, een hoeveelheid geld te weten een bedrag van 5 euro en een bedrag van 10,01 euro, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feiten 1 primair en 2 primair:
de eendaadse samenloop van:
poging tot verkrachting,
en
poging tot zware mishandeling.
Feit 3 subsidiair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Feit 4 subsidiair:
mishandeling.
Feit 5:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd.
Feiten 6 en 7, telkens:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd.
Feit 8:
diefstal.
Feit 9:
diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf en maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden, zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 10 juli 2018, alsmede de voorwaarden van een contactverbod en locatieverbod zoals namens het slachtoffer [slachtoffer 2] verzocht. De officier van justitie heeft gevorderd de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
Gelet op zijn standpunt ten aanzien van het bewijs acht de raadsman een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht passend. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat prioriteit gegeven moet worden aan de behandeling van verdachte, reden waarom hij heeft verzocht de TBS met voorwaarden te gelasten.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 24 mei 2017 schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer 2] door haar, terwijl zij aan het hardlopen was, onverhoeds bij haar vagina/schaamstreek en oksel vast te pakken en haar vervolgens in de bosjes te gooien. Vervolgens heeft verdachte zijn slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd geslagen. Enkele weken later, op 14 juni 2017, heeft verdachte geprobeerd [slachtoffer 1] te verkrachten, terwijl zij haar hond aan het uitlaten was. Dit slachtoffer is daarbij door verdachte dusdanig hard in haar gezicht gestompt dat zij daar fors letsel aan heeft overgehouden. Met zijn handelen heeft verdachte een uiterst beangstigende situatie voor de slachtoffers gecreëerd, waarbij hij op ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers heeft geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke ingrijpende feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Uit de ter terechtzitting namens/door de slachtoffers voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt welke gevolgen de onderhavige feiten voor de slachtoffers hebben gehad. [slachtoffer 1] is haar gevoel voor veiligheid en het plezier om in de natuur te wandelen kwijt geraakt. Ze is sinds het feit haar gevoel verloren en leeft slechts met haar verstand. [slachtoffer 2] is angstig op straat en loopt niet meer alleen hard. Ze kan zich ook niet zo goed meer concentreren. Kortom, deze feiten hebben een enorme impact gehad op het leven van de slachtoffers. Daarnaast brengen feiten als de onderhavige in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Verder heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid door overdag met ontbloot geslachtsdeel voor het raam van zijn appartement te verschijnen en zichzelf daarbij te bevredigen. Verschillende personen hebben deze handelingen waargenomen, hetgeen zij blijkens hun verklaringen als zeer onprettig hebben ervaren. Tevens heeft verdachte de eerbaarheid geschonden door zich in de trein te bevredigen terwijl een medereiziger en daarna een conductrice daar getuige van waren.
Het is voor willekeurige voorbijgangers erg hinderlijk en het kan zelfs beangstigend zijn om met dergelijke handelingen te worden geconfronteerd. Verdachte heeft met zijn handelen geen rekeningen gehouden met deze gevoelens van anderen. Het was hem te doen om de spanning dat iemand hem zou zien.
Voorts heeft verdachte uit een portemonnee een pinpas gestolen en hiermee tweemaal contactloos betaald. Diefstal is een ergerlijk feit, dat schade en ongemak veroorzaakt bij de benadeelden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 mei 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van openbare schennispleging onherroepelijk door de kinderrechter is veroordeeld. Ook is verdachte eerder schuldig bevonden aan mishandeling, waarbij hem geen straf of maatregel is opgelegd.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch Pro Justitia rapport ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4, gedateerd 9 maart 2018, opgesteld door M.M. Sprock, psychiater, en het psychologisch Pro Justitia rapport ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4, gedateerd 8 maart 2018, opgesteld door S.A. Moonen, GZ-psycholoog.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline, afhankelijke en antisociale trekken en een lichte verstandelijke beperking. Er wordt daarbij een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in cannabisgebruik (matig) en exhibitionisme (momenteel in remissie in gereguleerde setting) vastgesteld. Er is eveneens sprake van een ouder-kind relatieprobleem. Deze waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte ten tijde van het ten laste gelegde.Geadviseerd wordt het ten laste gelegde inverminderde matetoe te rekenen.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een lichte verstandelijke beperking en een andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. De exhibitionismestoornis is in remissie in een gereguleerde omgeving. Voorts is sprake van een stoornis in cannabisgebruik en van ouder-kind relatieproblemen. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte ten tijde van het ten laste gelegde. Ter beoordeling van de doorwerking van de stoornis in de tenlastegelegde feiten (voor zover hij deze bekent), kan gesteld worden dat vooraf de disruptieve impulsbeheersingsstoornis van invloed lijkt te zijn geweest op zijn handelen waardoor betrokkene onvoldoende grip had op zijn emoties en een beperkte controle op zijn daaropvolgende gedragingen. Van betrokkene is bekend dat gevoelens van onrust en seksuele drang met elkaar vermengd kunnen raken; het is lastig zicht krijgen op zijn (ogenschijnlijk impulsieve) agressieve ten laste gelegde handelen, voor zover hij dit bekent, doch dit zou mogelijk gezien kunnen worden als reactie op frustratie. De licht verstandelijke beperking heeft op de achtergrond een rol gespeeld waardoor hij in het algemeen een verminderd in- en overzicht op zijn handelen en de gevolgen daarvan heeft. Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd om betr. de tenlastegelegde feiten (indien bewezen geacht) inverminderde matetoe te rekenen.
De rechtbank kan zich, gezien de stukken, met de adviezen van deze deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over, maakt deze tot de hare en oordeelt dat verdachte voor de feiten 1 tot en met 4, wegens de gebrekkige ontwikkeling en de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7 verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, nu de feiten 6 en 7 in dezelfde periode als de feiten 1 tot en met 4 zijn gepleegd en onmiskenbaar is dat de bij verdachte bestaande psychische problematiek ook op het plegen van de feiten 5, 6 en 7 van invloed is geweest.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een vrijheidsbenemende straf van 12 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de hoogte van de gevangenisstraf – naast hetgeen hiervoor is overwogen – rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, te weten 20 jaar, alsmede met het gegeven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
TBS met voorwaarden ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 subsidiair
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden dient te worden opgelegd, de hiervoor genoemde Pro Justitia rapporten betrokken.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Agressieve gevoelens in de vorm van boosheid, frustratie, maar ook gevoel van teleurstelling en verdriet lijken zich vermengd te hebben met seksuele impulsen die betrokkene beperkt onder controle heeft gezien zijn veelvuldige exhibitionistische gedragingen. Het een en ander vindt zijn oorsprong in de ernstige hechtingsproblematiek en daaruit voortkomend ouder-kindrelatieprobleem, wat een grote bron van spanningen en frustraties is voor betrokkene. Er kan bij betrokkene gesproken worden van ernstige emotieregulatieproblemen en impulscontroleproblemen waarbij hij niet in contact staat met zijn gevoelsleven zodat hij niet of beperkt kan reflecteren op zijn gevoelens, gedachten of gedragingen. Hij komt chronisch gefrustreerd over en is derhalve een vat vol spanningen en frustraties waarbij deze op een seksuele, maar ook onvoorspelbare manier, tot uiting komen. Zijn agressieregulatie is verstoord op momenten dat hij overspoeld raakt, het overzicht kwijt raakt, mede voortkomend uit zijn verstandelijke beperking. Seksualiteit is al langer vermengd met agressieve impulsen waarbij seksualiteit een vorm van coping is om met deze impulsen om te gaan. Betrokkene is bij oplopende spanningen, frustratie en boosheid nog maar beperkt in staat zich in te leven in de ander en geneigd is te reageren vanuit zijn eigen behoefte. Het cannabisgebruik is secundair waarbij het gebruik gezien wordt als demping van de negatieve emoties die betrokkene ervaart. Enkel bij de eerste ten laste gelegde feiten was er sprake van cannabisgebruik waarbij feitelijk eerder een demping van impulsen verwacht kan worden, maar ook meer onverschilligheid ten aanzien van de gevoelens van een ander. Concluderend is er na gebruik van risico-taxatie instrumenten en klinisch oordeel sprake van beperkte bescherming bij een ingeschat hoog risico op recidive. Betrokkene roept veelal sympathie op en heeft derhalve een hoge gunfactor, wat overigens ook een valkuil kan zijn, aangezien men daardoor de ernst van de problematiek niet goed meer voor ogen kan hebben. Betrokkene ervaart momenteel meer probleembesef. De pathologische gezinsdynamiek is een bron van spanningen en frustraties voor betrokkene. Betrokkene heeft verder een beperkt netwerk, geen opleiding, werk of inkomen. Zijn relatie met zijn vriendin houdt tot nog toe stand en is voor hem een belangrijke motivatie om zijn leven op de rit te krijgen. Deze factoren en condities beïnvloeden elkaar in sterke mate.
Er wordt een intensieve klinische behandeling in een matig beveiligde kliniek, met veel structuur en expertise op gebied van zedenbehandeling bij verstandelijke beperking, geadviseerd met als elementen: behandeling gericht op verbeteren emotieregulatie, een agressieregulatietraining, verbeteren van zijn copingvaardigheden, abstinentie van middelen/verslavingsbehandeling, het ervaren van succeservaringen, individuele behandeling met o.a. als thema’s seksualiteit, intimiteit, beïnvloedbaarheid, etc, begeleiding bij de pathologische gezinsdynamiek waarbij de focus dient te liggen op het verkrijgen van meer autonomie en een delictscenarioprocedure. Dagbesteding, vrijetijdsbesteding, financiën en huisvesting zullen geregeld moeten worden. De klinische fase dient zolang als nodig is te duren. Gezien de ernst en complexiteit van de problematiek en de vele behandel- en begeleidingspogingen waarbij betrokkene weinig tot geen motivatie toonde, afspraken schond en loog wordt het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voor waarden en reclasseringstoezicht als onvoldoende dwingend gezien om het recidiverisico te beperken. Ingeschat wordt dat de behandeling lang zal duren gezien het beperkte leervermogen van betrokkene. Behandeling is noodzakelijk gezien de toename in ernst van de feiten zodat een strikter kader in de vorm van een terbeschikkingstelling wordt geadviseerd. Aangezien betrokkene zegt nu wel behandelmotivatie te ervaren, zich grotendeels bewust is van de ongeoorloofdheid van zijn handelen en enigszins autoriteitsgevoelig is (gezien zijn goed functioneren in detentie) wordt eentbs met voorwaardenals haalbaar ingeschat.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van affectregulatie- en impulsbeheersingsproblematiek en inadequate copingvaardigheden, waarbij de licht verstandelijke beperking zijn leerbaarheid vermindert. De hardnekkig verstoorde dynamiek met ouders is (ook in detentie) een voortdurende bron van onrust en stress en een (mede) instandhoudende factor in het recidivegevaar. Er is bij betrokkene sprake van enig probleembesef maar het ontbreekt hem aan zicht op de ernst van zijn problematiek, ook in relatie tot de hem tenlastegelegde feiten. Betrokkene heeft veel steun aan zijn vriendin en haar ouders, maar ook de onvoorwaardelijke (zij het wisselende) aandacht van zijn ouders kan deels als beschermend worden gezien. Voorts is betrokkene positief gericht op de toekomst en lijkt hij in enige mate gemotiveerd voor behandeling. De risicofactoren zijn overheersend aan de beschermende factoren en leiden tot een hoog recidiverisico.
Gelet op de complexe en met elkaar verweven problematiek waarvan bij betrokkene sprake is, in relatie tot de als hoog ingeschatte kans op herhaling van soortgelijke feiten als thans ten laste gelegd, is het van belang dat hij intensieve behandeling krijgt waaraan hij zich niet kan onttrekken. De behandeling dient zich - met in acht name van zijn cognitieve beperkingen - onder meer te richten op zijn affect- en impulsregulatie (ook middels de inzet van psychomotore therapie), copingvaardigheden (waaronder seksuele coping) en middelengebruik. Daarnaast is een delict analyse onontbeerlijk teneinde zijn gevoelens, gedachten en handelen inzichtelijk te krijgen. Het is tevens noodzakelijk dat betrokkene - passend bij de leeftijdsfase maar ook gezien de dynamiek - zich meer los kan maken van zijn ouders. De behandeling zoals geschetst zal naar de mening van onderzoeker klinisch moeten beginnen om betrokkene te kunnen vangen, de focus op zichzelf te richten (en niet op stress verhogende ruis van buiten) en te kunnen motiveren voor een langdurig en intensief behandeltraject. De noodzaak van gedwongen en intensieve behandeling in combinatie met het recidivegevaar en de ontoereikend geachte alternatieve juridische kaders, maakt dat geadviseerd wordt om aan betrokkene een TBS-maatregel op te leggen. Er worden vooralsnog mogelijkheden gezien voor eenTBS met voorwaarden, waarbij wordt voorgesteld om hem in het kader van de voorwaarden in aanvang in een kliniek (met een matig beveiligingsniveau) te plaatsen, waarmee de behandeling voor zo lang als nodig geborgd is.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies, gedateerd 10 juli 2018, opgesteld door M. Ruiter, als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland. De reclassering conformeert zich aan het advies van de deskundigen en adviseert om aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen. In haar advies heeft de reclassering tien bijzondere voorwaarden opgenomen waaraan verdachte zich dient te houden.
Bij verdachte is sprake van een hoog recidiverisico. Een TBS met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen voor het indammen van het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar niveau. Uit voornoemd rapport van de reclassering blijkt dat verdachte bereid is zijn medewerking te verlenen aan het plan van aanpak zoals genoemd in het rapport. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de noodzaak tot behandeling inziet en bereid is zich te houden aan de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank zal aan verdachte dan ook de TBS-maatregel met voorwaarden opleggen.
De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, alsmede de voorwaarde van een contact- en locatieverbod zoals verzocht namens het slachtoffer [slachtoffer 2] . Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, en 4 subsidiair door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De misdrijven terzake waarvan de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd (te weten poging verkrachting en zware mishandeling, alsmede aanranding en mishandeling) zijn aan te merken als misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, zodat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Gelet op de ernst van de feiten en de daaruit voortvloeiende noodzaak van behandeling van verdachte direct aansluitend aan zijn detentie, alsmede het gevaar voor recidive, zoals blijkt uit voornoemde Pro Justitia rapportages, zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 lid 6 juncto lid 7 van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, aangezien er, gelet op bovengenoemde rapportages, zonder de noodzakelijke behandeling ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte op termijn wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.077,09 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadeposten, die niet door de raadsman zijn weersproken, zullen dan ook worden toegewezen.
De rechtbank acht de vordering voor wat betreft de immateriële schade ad € 3.500,00 in haar geheel toewijsbaar, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Anders dan de raadsman acht de rechtbank het gevorderde bedrag niet “aan de hoge kant”.
De rechtbank zal de vordering dan ook in zijn geheel toewijzen tot een totaalbedrag van
€ 5.077,09, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot verkrachting en poging tot zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.827,71 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadeposten, die niet door de raadsman zijn weersproken, zullen dan ook worden toegewezen.
De raadsman heeft verzocht de vordering wat betreft de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 500,-.
De rechtbank ziet geen aanleiding het gevorderde bedrag van € 1.500,- te matigen en acht ook dit onderdeel van de vordering toewijsbaar, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank zal de vordering dan ook in zijn geheel toewijzen tot een totaalbedrag van
€ 1.827,71, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: aanranding en mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3
Vordering benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 194,84 ingediend tegen verdachte wegens materiële die hij als gevolg van de onder 8 en 9 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal het gevorderde bedrag ten aanzien van materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 25,-, zijnde het bedrag dat betrekking heeft op vergoeding van de gestolen pinpas ad € 9,99 (feit 8) en diefstal van een geldbedrag ad € 15,01 (feit 9). De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de vordering voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De gevorderde vergoeding van de overige materiële schade is niet als rechtstreekse schade als gevolg van een ten aanzien van verdachte bewezenverklaard feit aan te merken en is derhalve niet toewijsbaar. De benadeelde partij kan in dit deel van de vordering niet worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 37a, 38, 38a, 45, 55, 57, 242, 246, 300, 302, 239 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 primair en 4 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
 Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf (12) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Gelast dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 subsidiair
ter beschikking wordt gesteld.
Stelt daarbij als
algemene voorwaardenbetreffende het gedrag dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt daarbij als
bijzondere voorwaardenbetreffende het gedrag dat verdachte:
  • zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door Reclassering Nederland of een soortgelijke instelling en zich zo frequent meldt als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt verdachte mee aan huisbezoeken door de reclassering en zorgt er voor dat hij te allen tijde bereikbaar is;
  • zich conformeert aan de (klinische) behandeling bij de Van der Hoevenkliniek te Utrecht (of een soortgelijke instelling), ook als dit inhoudt een medicamenteuze behandeling. En zorgt er voor dat hij te allen tijde bereikbaar is. Bij crisis treedt de behandelaar met de reclassering (indien nodig de officier van justitie) in overleg over een (mogelijke) time-out plaatsing in het kader van FPT (tweemaal zeven weken per jaar) bij een nader te bepalen instelling (afhankelijk van de ernst kan dit een FPA, FPK of FPC betreffen). Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de behandelinstelling zolang als deze instelling en de reclassering dit nodig achten;
  • aansluitend aan zijn klinische behandeling verblijft in een nader te noemen vorm van beschermd wonen. Hij houdt zich aan de daar geldende huis-en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op, ook als dit betekend inzicht geven in de financiën, meewerken aan passende dagbesteding en inzicht en controle van het netwerk. En zorgt dat hij te allen tijde bereikbaar is;
  • medewerking verleent aan ambulante begeleiding door een nader te noemen instelling. Hij houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van deze instelling zo lang als de reclassering en deze instelling dat nodig achten;
  • indien geïndiceerd zal meewerken aan bewindvoering;
  • zich zal onthouden van alcohol- en druggebruik en zich niet zal onttrekken aan controles hierop, zolang de reclassering dit nodig acht;
  • toestemming geeft aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader, dit geldt ook in geval van ongeoorloofde afwezigheid, calamiteiten of het niet nakomen van de voorwaarden. Tevens verleent hij medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier;
  • zich tijdens de gehele TBS maatregel niet buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden zal begeven;
  • zich niet zal bevinden binnen een straal van 300 meter van het [adres] ;
  • geen middellijk of onmiddellijk contact zal hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Geeft opdracht aan de reclassering om verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
 Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.077,09 (zegge: vijfduizend zevenenzeventig euro en negen cent), bestaande voor € 1.577,09 uit materiële schade en voor € 3.500,- uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.077,09 (zegge: vijfduizend zevenenzeventig euro en negen cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
zestig (60) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.827,71 (zegge: achttienhonderdzevenentwintig euro en éénenzeventig cent), bestaande voor € 327,71 uit materiële schade en voor € 1.500,- uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.827,71 (zegge: achttienhonderdzevenentwintig euro en éénenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
achtentwintig (28) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 25,- (zegge: vijfentwintig euro), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 25,- (zegge: vijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
één (1) daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E. van Harten en mr. C.P. Staal, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
31 juli 2018.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de bijlage als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.