6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 24 mei 2017 schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer 2] door haar, terwijl zij aan het hardlopen was, onverhoeds bij haar vagina/schaamstreek en oksel vast te pakken en haar vervolgens in de bosjes te gooien. Vervolgens heeft verdachte zijn slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd geslagen. Enkele weken later, op 14 juni 2017, heeft verdachte geprobeerd [slachtoffer 1] te verkrachten, terwijl zij haar hond aan het uitlaten was. Dit slachtoffer is daarbij door verdachte dusdanig hard in haar gezicht gestompt dat zij daar fors letsel aan heeft overgehouden. Met zijn handelen heeft verdachte een uiterst beangstigende situatie voor de slachtoffers gecreëerd, waarbij hij op ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers heeft geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke ingrijpende feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Uit de ter terechtzitting namens/door de slachtoffers voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt welke gevolgen de onderhavige feiten voor de slachtoffers hebben gehad. [slachtoffer 1] is haar gevoel voor veiligheid en het plezier om in de natuur te wandelen kwijt geraakt. Ze is sinds het feit haar gevoel verloren en leeft slechts met haar verstand. [slachtoffer 2] is angstig op straat en loopt niet meer alleen hard. Ze kan zich ook niet zo goed meer concentreren. Kortom, deze feiten hebben een enorme impact gehad op het leven van de slachtoffers. Daarnaast brengen feiten als de onderhavige in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Verder heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid door overdag met ontbloot geslachtsdeel voor het raam van zijn appartement te verschijnen en zichzelf daarbij te bevredigen. Verschillende personen hebben deze handelingen waargenomen, hetgeen zij blijkens hun verklaringen als zeer onprettig hebben ervaren. Tevens heeft verdachte de eerbaarheid geschonden door zich in de trein te bevredigen terwijl een medereiziger en daarna een conductrice daar getuige van waren.
Het is voor willekeurige voorbijgangers erg hinderlijk en het kan zelfs beangstigend zijn om met dergelijke handelingen te worden geconfronteerd. Verdachte heeft met zijn handelen geen rekeningen gehouden met deze gevoelens van anderen. Het was hem te doen om de spanning dat iemand hem zou zien.
Voorts heeft verdachte uit een portemonnee een pinpas gestolen en hiermee tweemaal contactloos betaald. Diefstal is een ergerlijk feit, dat schade en ongemak veroorzaakt bij de benadeelden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 mei 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van openbare schennispleging onherroepelijk door de kinderrechter is veroordeeld. Ook is verdachte eerder schuldig bevonden aan mishandeling, waarbij hem geen straf of maatregel is opgelegd.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch Pro Justitia rapport ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4, gedateerd 9 maart 2018, opgesteld door M.M. Sprock, psychiater, en het psychologisch Pro Justitia rapport ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4, gedateerd 8 maart 2018, opgesteld door S.A. Moonen, GZ-psycholoog.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline, afhankelijke en antisociale trekken en een lichte verstandelijke beperking. Er wordt daarbij een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in cannabisgebruik (matig) en exhibitionisme (momenteel in remissie in gereguleerde setting) vastgesteld. Er is eveneens sprake van een ouder-kind relatieprobleem. Deze waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte ten tijde van het ten laste gelegde.Geadviseerd wordt het ten laste gelegde inverminderde matetoe te rekenen.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een lichte verstandelijke beperking en een andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. De exhibitionismestoornis is in remissie in een gereguleerde omgeving. Voorts is sprake van een stoornis in cannabisgebruik en van ouder-kind relatieproblemen. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte ten tijde van het ten laste gelegde. Ter beoordeling van de doorwerking van de stoornis in de tenlastegelegde feiten (voor zover hij deze bekent), kan gesteld worden dat vooraf de disruptieve impulsbeheersingsstoornis van invloed lijkt te zijn geweest op zijn handelen waardoor betrokkene onvoldoende grip had op zijn emoties en een beperkte controle op zijn daaropvolgende gedragingen. Van betrokkene is bekend dat gevoelens van onrust en seksuele drang met elkaar vermengd kunnen raken; het is lastig zicht krijgen op zijn (ogenschijnlijk impulsieve) agressieve ten laste gelegde handelen, voor zover hij dit bekent, doch dit zou mogelijk gezien kunnen worden als reactie op frustratie. De licht verstandelijke beperking heeft op de achtergrond een rol gespeeld waardoor hij in het algemeen een verminderd in- en overzicht op zijn handelen en de gevolgen daarvan heeft. Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd om betr. de tenlastegelegde feiten (indien bewezen geacht) inverminderde matetoe te rekenen.
De rechtbank kan zich, gezien de stukken, met de adviezen van deze deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over, maakt deze tot de hare en oordeelt dat verdachte voor de feiten 1 tot en met 4, wegens de gebrekkige ontwikkeling en de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7 verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, nu de feiten 6 en 7 in dezelfde periode als de feiten 1 tot en met 4 zijn gepleegd en onmiskenbaar is dat de bij verdachte bestaande psychische problematiek ook op het plegen van de feiten 5, 6 en 7 van invloed is geweest.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een vrijheidsbenemende straf van 12 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de hoogte van de gevangenisstraf – naast hetgeen hiervoor is overwogen – rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, te weten 20 jaar, alsmede met het gegeven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
TBS met voorwaarden ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 subsidiair
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden dient te worden opgelegd, de hiervoor genoemde Pro Justitia rapporten betrokken.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Agressieve gevoelens in de vorm van boosheid, frustratie, maar ook gevoel van teleurstelling en verdriet lijken zich vermengd te hebben met seksuele impulsen die betrokkene beperkt onder controle heeft gezien zijn veelvuldige exhibitionistische gedragingen. Het een en ander vindt zijn oorsprong in de ernstige hechtingsproblematiek en daaruit voortkomend ouder-kindrelatieprobleem, wat een grote bron van spanningen en frustraties is voor betrokkene. Er kan bij betrokkene gesproken worden van ernstige emotieregulatieproblemen en impulscontroleproblemen waarbij hij niet in contact staat met zijn gevoelsleven zodat hij niet of beperkt kan reflecteren op zijn gevoelens, gedachten of gedragingen. Hij komt chronisch gefrustreerd over en is derhalve een vat vol spanningen en frustraties waarbij deze op een seksuele, maar ook onvoorspelbare manier, tot uiting komen. Zijn agressieregulatie is verstoord op momenten dat hij overspoeld raakt, het overzicht kwijt raakt, mede voortkomend uit zijn verstandelijke beperking. Seksualiteit is al langer vermengd met agressieve impulsen waarbij seksualiteit een vorm van coping is om met deze impulsen om te gaan. Betrokkene is bij oplopende spanningen, frustratie en boosheid nog maar beperkt in staat zich in te leven in de ander en geneigd is te reageren vanuit zijn eigen behoefte. Het cannabisgebruik is secundair waarbij het gebruik gezien wordt als demping van de negatieve emoties die betrokkene ervaart. Enkel bij de eerste ten laste gelegde feiten was er sprake van cannabisgebruik waarbij feitelijk eerder een demping van impulsen verwacht kan worden, maar ook meer onverschilligheid ten aanzien van de gevoelens van een ander. Concluderend is er na gebruik van risico-taxatie instrumenten en klinisch oordeel sprake van beperkte bescherming bij een ingeschat hoog risico op recidive. Betrokkene roept veelal sympathie op en heeft derhalve een hoge gunfactor, wat overigens ook een valkuil kan zijn, aangezien men daardoor de ernst van de problematiek niet goed meer voor ogen kan hebben. Betrokkene ervaart momenteel meer probleembesef. De pathologische gezinsdynamiek is een bron van spanningen en frustraties voor betrokkene. Betrokkene heeft verder een beperkt netwerk, geen opleiding, werk of inkomen. Zijn relatie met zijn vriendin houdt tot nog toe stand en is voor hem een belangrijke motivatie om zijn leven op de rit te krijgen. Deze factoren en condities beïnvloeden elkaar in sterke mate.
Er wordt een intensieve klinische behandeling in een matig beveiligde kliniek, met veel structuur en expertise op gebied van zedenbehandeling bij verstandelijke beperking, geadviseerd met als elementen: behandeling gericht op verbeteren emotieregulatie, een agressieregulatietraining, verbeteren van zijn copingvaardigheden, abstinentie van middelen/verslavingsbehandeling, het ervaren van succeservaringen, individuele behandeling met o.a. als thema’s seksualiteit, intimiteit, beïnvloedbaarheid, etc, begeleiding bij de pathologische gezinsdynamiek waarbij de focus dient te liggen op het verkrijgen van meer autonomie en een delictscenarioprocedure. Dagbesteding, vrijetijdsbesteding, financiën en huisvesting zullen geregeld moeten worden. De klinische fase dient zolang als nodig is te duren. Gezien de ernst en complexiteit van de problematiek en de vele behandel- en begeleidingspogingen waarbij betrokkene weinig tot geen motivatie toonde, afspraken schond en loog wordt het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voor waarden en reclasseringstoezicht als onvoldoende dwingend gezien om het recidiverisico te beperken. Ingeschat wordt dat de behandeling lang zal duren gezien het beperkte leervermogen van betrokkene. Behandeling is noodzakelijk gezien de toename in ernst van de feiten zodat een strikter kader in de vorm van een terbeschikkingstelling wordt geadviseerd. Aangezien betrokkene zegt nu wel behandelmotivatie te ervaren, zich grotendeels bewust is van de ongeoorloofdheid van zijn handelen en enigszins autoriteitsgevoelig is (gezien zijn goed functioneren in detentie) wordt eentbs met voorwaardenals haalbaar ingeschat.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van affectregulatie- en impulsbeheersingsproblematiek en inadequate copingvaardigheden, waarbij de licht verstandelijke beperking zijn leerbaarheid vermindert. De hardnekkig verstoorde dynamiek met ouders is (ook in detentie) een voortdurende bron van onrust en stress en een (mede) instandhoudende factor in het recidivegevaar. Er is bij betrokkene sprake van enig probleembesef maar het ontbreekt hem aan zicht op de ernst van zijn problematiek, ook in relatie tot de hem tenlastegelegde feiten. Betrokkene heeft veel steun aan zijn vriendin en haar ouders, maar ook de onvoorwaardelijke (zij het wisselende) aandacht van zijn ouders kan deels als beschermend worden gezien. Voorts is betrokkene positief gericht op de toekomst en lijkt hij in enige mate gemotiveerd voor behandeling. De risicofactoren zijn overheersend aan de beschermende factoren en leiden tot een hoog recidiverisico.
Gelet op de complexe en met elkaar verweven problematiek waarvan bij betrokkene sprake is, in relatie tot de als hoog ingeschatte kans op herhaling van soortgelijke feiten als thans ten laste gelegd, is het van belang dat hij intensieve behandeling krijgt waaraan hij zich niet kan onttrekken. De behandeling dient zich - met in acht name van zijn cognitieve beperkingen - onder meer te richten op zijn affect- en impulsregulatie (ook middels de inzet van psychomotore therapie), copingvaardigheden (waaronder seksuele coping) en middelengebruik. Daarnaast is een delict analyse onontbeerlijk teneinde zijn gevoelens, gedachten en handelen inzichtelijk te krijgen. Het is tevens noodzakelijk dat betrokkene - passend bij de leeftijdsfase maar ook gezien de dynamiek - zich meer los kan maken van zijn ouders. De behandeling zoals geschetst zal naar de mening van onderzoeker klinisch moeten beginnen om betrokkene te kunnen vangen, de focus op zichzelf te richten (en niet op stress verhogende ruis van buiten) en te kunnen motiveren voor een langdurig en intensief behandeltraject. De noodzaak van gedwongen en intensieve behandeling in combinatie met het recidivegevaar en de ontoereikend geachte alternatieve juridische kaders, maakt dat geadviseerd wordt om aan betrokkene een TBS-maatregel op te leggen. Er worden vooralsnog mogelijkheden gezien voor eenTBS met voorwaarden, waarbij wordt voorgesteld om hem in het kader van de voorwaarden in aanvang in een kliniek (met een matig beveiligingsniveau) te plaatsen, waarmee de behandeling voor zo lang als nodig geborgd is.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies, gedateerd 10 juli 2018, opgesteld door M. Ruiter, als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland. De reclassering conformeert zich aan het advies van de deskundigen en adviseert om aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen. In haar advies heeft de reclassering tien bijzondere voorwaarden opgenomen waaraan verdachte zich dient te houden.
Bij verdachte is sprake van een hoog recidiverisico. Een TBS met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen voor het indammen van het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar niveau. Uit voornoemd rapport van de reclassering blijkt dat verdachte bereid is zijn medewerking te verlenen aan het plan van aanpak zoals genoemd in het rapport. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de noodzaak tot behandeling inziet en bereid is zich te houden aan de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank zal aan verdachte dan ook de TBS-maatregel met voorwaarden opleggen.
De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, alsmede de voorwaarde van een contact- en locatieverbod zoals verzocht namens het slachtoffer [slachtoffer 2] . Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, en 4 subsidiair door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De misdrijven terzake waarvan de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd (te weten poging verkrachting en zware mishandeling, alsmede aanranding en mishandeling) zijn aan te merken als misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, zodat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Gelet op de ernst van de feiten en de daaruit voortvloeiende noodzaak van behandeling van verdachte direct aansluitend aan zijn detentie, alsmede het gevaar voor recidive, zoals blijkt uit voornoemde Pro Justitia rapportages, zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 lid 6 juncto lid 7 van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, aangezien er, gelet op bovengenoemde rapportages, zonder de noodzakelijke behandeling ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte op termijn wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.