ECLI:NL:RBNHO:2018:6568

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
27 juli 2018
Zaaknummer
15/870272-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van een politiefunctionaris met recidive en terbeschikkingstelling

Op 24 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van een politiefunctionaris. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd, heeft gedurende een periode van zes maanden, van 29 augustus 2017 tot en met 20 februari 2018, stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit deed zij door onder andere veelvuldige e-mailberichten te sturen, ongewenste cadeaus te verzenden en zich voor te doen als de toekomstige echtgenote van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van diverse bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal, tot een bewezenverklaring van de belaging geconcludeerd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een ernstige, chronische psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het delict niet in staat was om haar wil in volle vrijheid te bepalen, en daarom is zij als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft wel een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd voor de duur van twee jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van vier jaar, waarbij de verdachte zich dient te onthouden van contact met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van de immateriële schade die hij heeft geleden door de belaging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870272-18 (P)
Uitspraakdatum: 24 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 mei 2018 en 10 juli 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in [detentie adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.C. Panhorst en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 augustus 2017 tot en met 20 februari 2018 te Haarlem, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen, door (telkens)
- ( veelvuldig) e-mailberichten te sturen aan/naar die [slachtoffer] en/of
- een of meer pakket(ten) inhoudende cadeaus en/of goederen en/of kaarten te sturen naar/ter attentie van die [slachtoffer] en/of
- een of meer trouw- en/of rouwadvertentie(s) te plaatsen in de krant (Haarlems Dagblad)
- zich (in het openbaar, tegenover derden) voor te doen als de (toekomstige) echtgenote van die [slachtoffer] en/of
- de achternaam van die [slachtoffer] te gaan gebruiken als haar eigen achternaam.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. Gelet op de aanvullende Pro Justitia rapportages die omtrent verdachte naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting van 13 mei 2018 zijn uitgebracht door [naam psychiater] , psychiater en [naam psycholoog] , psycholoog, beide gedateerd 29 juni 2018 kan immers worden geconcludeerd dat verdachte, ondanks haar ernstige psychische gesteldheid, in staat geacht kan worden om de strekking van de tegen haar ingestelde verdenking te begrijpen en te overzien.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 16 januari 2018 (dossierpagina 103);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met bijlagen van verhoor aangever d.d. 19 januari 2018 (dossierpagina 76-102);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen d.d. 23 januari 2018 (dossierpagina 104-108);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2018 (dossierpagina 174-175);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen Haarlems Dagblad d.d. 17 januari 2018 (dossierpagina 191-192);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 20 februari 2018 (dossierpagina 207-209);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 1 maart 2018 (dossierpagina 213-215);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 13 februari 2018 (dossierpagina 224-241);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2018 (dossierpagina 250-251);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen doorzoeking d.d. 22 februari 2018 (dossierpagina 381-382).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 29 augustus 2017 tot en met 20 februari 2018 te Haarlem, althans in Nederland,
(telkens
)wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
(telkens
)met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen en
te dulden
en/of vrees aan te jagen, door
(telkens
)
-
(veelvuldig
)e-mailberichten te sturen aan
/naardie [slachtoffer] en
/of
-
een of meerpakket
(ten
)inhoudende cadeaus en
/ofgoederen en
/ofkaarten te sturen naar
/ter attentie vandie [slachtoffer] en
/of
- een
of meertrouw- en
/ofrouwadvertentie
(s)te plaatsen in de krant (Haarlems Dagblad) en
- zich
(in het openbaar, tegenover derden
)voor te doen als de (toekomstige) echtgenote van die [slachtoffer] en
/of
- de achternaam van die [slachtoffer] te gaan gebruiken als haar eigen achternaam.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages die omtrent verdachte zijn uitgebracht door [naam psychiater] , psychiater en [naam psycholoog] , psycholoog, beide gedateerd 17 mei 2018. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het aanvullend psychiatrisch onderzoek en het aanvullend psychologisch onderzoek, uitgebracht door voornoemde deskundigen op 29 juni 2018. Uit de rapportages komt onder meer – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren.
Verdachte lijdt aan een ernstige, chronische psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type. De stoornis heeft als belangrijkste kenmerken de ernstige paranoïde, deels bizarre, wanen, en een zeer fragiel denken dat bij oplopende spanningen en op basis van waan- en angst gestuurde associaties snel verbrokkelt en bij vlagen volkomen onsamenhangend en hyperassociatief wordt. Verdachte voelt zich vanuit haar wanen en complottheorieën chronisch belaagd en bedreigd. In haar wereld is niets wat het lijkt en is niemand de persoon die hij zegt te zijn. In de beleving van verdachte is vrijwel iedereen een figurant. De obsessieve gerichtheid op de aangever wordt bepaald door de enige zekerheid die zij in haar waan heeft, namelijk dat zij een relatie heeft met aangever. De psychotische parallelle realiteit waarin verdachte leeft laat geen ruimte voor innerlijke of externe correctie. Alle signalen vanuit de omgeving worden psychotisch geïnterpreteerd. Het handelen van verdachte heeft plaatsgevonden vanuit deze ernstig chronische psychose. In haar waanbeelden staat haar relatie met aangever al jarenlang centraal. Hierbij interpreteert verdachte normaal gedrag vanuit haar wanen, ziet zij anderen als de belichaming van de aangever en ervaart zij allerlei zichtbare en niet zichtbare signalen als communicatie van de aangever met haar. Verdachte heeft vanuit haar oordeels- en kritiekstoornissen volledig irrationeel en inadequaat gehandeld. Ten tijde van het tenlastegelegde was er, vanwege de ernstige waandenkbeelden, sprake van een fors gestoorde realiteitstoetsing zodat verdachte in het geheel niet in staat was haar wil in volle vrijheid te bepalen.
Op grond van voorgaande overwegingen concluderen de rapporteurs dat verdachtes pathologie in de vorm van een ernstige schizofrenie van het paranoïde type, rechtstreeks en volledig heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. Om voornoemde redenen adviseren de rapporteurs de rechtbank verdachte voor het tenlastegelegde als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusies uit de rapportages over en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat het bewezen verklaarde feit naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Motivering van de maatregel en van de overige beslissingen

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de (tot een periode van vier jaar gemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege voor de duur van twee jaren.
De officier van justitie heeft voorts verzocht een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) op te leggen waarbij verdachte zich gedurende vier jaren dient te onthouden van contact met aangever [slachtoffer] . Hierbij heeft zij de rechtbank verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel te bevelen omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen ten opzichte van de aangever, met bevel dat per overtreding van de maatregel een vervangende hechtenis van 2 weken zal worden toegepast met een totale duur van 6 maanden.
Met betrekking tot de vordering van de aangever als benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade van de aangever rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. De vordering kan derhalve worden toegewezen met de gevorderde wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Tot slot heeft de officier van justitie ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen gevraagd alle goederen op de lijst verbeurd te verklaren, met uitzondering van de politiemuts. Deze dient op grond van artikel 36d van het WvSr te worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting betoogd dat het in het onderhavige geval te ver gaat om een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen, ook al is die beperkt in tijd. Er zijn lichtere alternatieven voorhanden zoals de ook al eerder aan verdachte opgelegde plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Sinds enkele dagen is het psychotische toestandsbeeld van verdachte in remissie en is de toestand van verdachte zodanig veranderd dat zij erkent dat er sprake is van een psychose. Het is voor haar duidelijk is dat zij hulp nodig heeft en dat zij medicatie moet nemen. Met verdachte is inmiddels een goed gesprek te voeren. De huidige behandelaar van verdachte heeft in korte tijd veel bereikt met verdachte. Naar het oordeel van de raadsman is het van groot belang dat verdachte zal uitstromen van de preventieve hechtenis naar de reguliere gezondheidszorg in een andere regio. Een lichtere aanpak is van groot belang en zou, in de situatie zoals die nu ten goede is gekeerd, tot een succes kunnen leiden, aldus de raadsman.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de adviezen van Pro Justitia opgesteld door [naam psychiater] , psychiater d.d. 17 mei 2018 en 29 juni 2018 en [naam psycholoog] , psycholoog d.d. 17 mei 2018 en 29 juni 2018, is gebleken.
Ernst van het feit
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich wederom schuldig gemaakt aan belaging van politieagent [slachtoffer] , ditmaal gedurende in ieder geval een half jaar. Belaging is een ernstig feit omdat het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Zij ondervinden door de belaging in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. Zoals blijkt uit de verklaringen van de aangever heeft hij veel last ondervonden van de gedragingen van verdachte in de vorm van stelselmatige e-mails, het ongevraagd verzenden van cadeautjes, het plaatsen van een rouw- en trouwadvertentie in de krant en het aankopen van o.a. trouwringen. Hoewel het contact dat verdachte met het slachtoffer zocht voornamelijk bedoeld was om aan hem haar liefde te uiten, veroorzaakt ongewenst contact op deze wijze een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Daar komt nog bij dat de toon van de berichtgeving dreigender van aard werd naarmate de tijd vorderde, waardoor aangever en zijn werkgever zich, mede ter bescherming van zijn gezin, genoodzaakt hebben gevoeld om diverse beveiligingsmaatregelen te treffen.
Justitiële documentatie
Voor wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de hiervoor onder 5 vastgestelde ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van het feit. De rechtbank houdt eveneens rekening met het op verdachte betrekking hebbende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 april 2018, waaruit blijkt dat aan verdachte reeds eerder terzake van eenzelfde delict, te weten belaging van hetzelfde slachtoffer, een maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is opgelegd conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Pro Justitia rapportages
Uit de Pro Justitia rapporten gedateerd 17 mei 2018 en 29 juni 2018 van psychiater [naam psychiater] komt – onder meer – het volgende naar voren:
“Een langdurige klinische psychiatrische behandeling is nodig, zodat er ruim tijd is om deze hardnekkige psychose te behandelen en daarmee te proberen het recidive risico gunstig te beïnvloeden. (…)
Als het ten laste gelegde bewezen wordt geacht wordt de rechtbank geadviseerd een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Rapporteur heeft zowel een artikel 37 maatregel en een terbeschikkingstelling met voorwaarden overwogen. Daar een artikel 37 maatregel slechts een maximale behandelduur van één jaar kent, is deze maatregel een onvoldoende tijdsbestek bevonden (…) Onderzochte heeft reeds behandeling middels een artikel 37 plaatsing doorlopen, waarna behandeling middels een rechterlijke machtiging zonder gewenst effect op haar psychose en handelen is gebleken.(…) De verwachting van de rapporteur is dat haar behandeling zeer veel tijd zal vergen met weinig hoop op een gunstige beïnvloeding van haar psychose en daarmee het recidive risico. Alleen binnen een terbeschikkingstelling met dwangverpleging zijn bovengenoemde voorwaarden op verantwoorde wijze te (waar)borgen.”
Uit de Pro Justitia rapporten gedateerd 17 mei 2018 en 29 juni 2018 van psycholoog [naam psycholoog] komt – onder meer – het volgende naar voren:
“De recente psychiatrische behandeling in het kader van artikel 37 heeft, gelet op de actuele klinische presentatie, geen enkel effect gehad, noch klinisch (waar het gaat om de symptomatologie van de schizofrenie) noch qua recidive-preventie, gelet op de nog steeds bestaande obsessieve gerichtheid op de aangever en de aard van het tenlastegelegde (…) dat zeer vergelijkbaar is met de eerdere belagingen waarvoor betrokkene is veroordeeld. Op grond van deze overwegingen wordt geconcludeerd dat, indien betrokkene onbehandeld in de maatschappij terugkeert, de kans op herhaling van vergelijkbare delicten als thans tenlastegelegd zeer groot is. Anders dan de deskundigen van het PBC in 2015 concludeerden (“geen aanwijzingen…voor een verdergaand gevaar voor escalatie”) geeft het onderhavige onderzoek aanleiding tot reële zorgen op dit punt en kan een risico op fysiek-agressieve escalatie in ieder geval zeker niet worden uitgesloten. (…) Om de kans op recidive – en de daarin besloten reële zorgen over de kans op fysiek-agressieve escalatie – te verkleinen is behandeling noodzakelijk. (…) Dat betekent dat een langer durende klinische behandeling noodzakelijk is, en dat wordt geadviseerd om betr. een TBS op te leggen met bevel tot verpleging van overheidswege. Alleen een klinische behandeling in dat juridisch kader biedt voldoende mogelijkheden om betr. effectief te behandelen en voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid.”
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast, gezien de Pro Justitia rapporten, dat beide deskundigen aldus stellen dat ter voorkoming van recidive er een langdurig klinisch behandeltraject ingezet zal moeten worden. De deskundigen zijn er tevens van overtuigd dat dit, vanwege de ernstig chronische psychotische stoornis van verdachte, enkel kan geschieden in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Een behandeling in een minder zwaar kader, zoals de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, achten de deskundigen niet toereikend voornamelijk omdat verdachte voor eenzelfde feit met hetzelfde slachtoffer in het verleden al een dergelijke maatregel opgelegd heeft gekregen.
Om tot oplegging van een maatregel tot terbeschikkingstelling over te kunnen gaan moet worden voldaan aan de criteria genoemd in artikel 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht. Bij verdachte dient sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het delict, het moet gaan om een bepaald misdrijf, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen moet in gevaar zijn én moet er een verband bestaan tussen de stoornis en het gevaar voor herhaling.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval aan deze criteria voldaan. Verdachte lijdt immers aan een ernstige, chronische psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie en het strafbare feit belaging wordt expliciet genoemd in artikel 37a WvSr. Daarnaast vereist de veiligheid van anderen, namelijk die van de aangever, het opleggen van de maatregel. Hoewel verdachte aangever tot nu toe nooit fysiek heeft benaderd en er nog geen sprake lijkt te zijn van fysiek gevaar, is er wel degelijk sprake van gevaar voor de psychische gezondheid van aangever. De belaging is voor aangever, zoals hij zelf ook heeft aangegeven, een psychisch zware belasting, vindt al gedurende een lange periode en met grote regelmaat plaats en heeft vergaande gevolgen gehad voor aangever en zijn gezin. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat gevaar voor de psychische gezondheid ook valt onder het zogenoemde voor het opleggen van een maatregel tot terbeschikkingstelling vereiste gevaarscriterium. Voorts hebben de deskundigen betoogd dat er reële zorgen zijn over de kans op fysiek-agressieve escalatie en dat er gevaar is voor herhaling, hetgeen ook overigens blijkt uit de omstandigheid dat aan verdachte al eerder voor eenzelfde feit met hetzelfde slachtoffer een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is opgelegd.
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte sinds korte tijd (te weten: enkele dagen) behandeling accepteert en medicatie neemt, waardoor haar ernstige psychose na vele jaren in remissie lijkt. Ter zitting oogt verdachte helder en lijkt zij goed te begrijpen wat het probleem is. Hoewel de rechtbank in positieve zin verrast is door deze wending, is zij desondanks van oordeel dat aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd. Gezien het feit dat verdachte een maand geleden (ten tijde van het onderzoek van de deskundigen) nog volledig in beslag werd genomen door haar psychotische toestandsbeeld en zij bovendien een week vóór de zitting bij de rechtbank nog in een brief om aanhouding van de behandeling van de zaak heeft verzocht, welk verzoek (gelet op de inhoud van de brief) in ieder geval deels lijkt te zijn ingegeven door een psychotisch toestandsbeeld, is de rechtbank van oordeel dat de ontwikkeling die door de rechtbank op de zitting is waargenomen dusdanig prematuur is dat niet enkel op grond daarvan van de bestendigheid hiervan kan worden uitgegaan. Daar komt nog bij dat verdachte een langdurige ziektegeschiedenis heeft waarbij haar eerdere behandelingen, ook in het strafrechtelijke kader, geen enkel effect hebben gesorteerd. Het enkele feit dat verdachte ter zitting minder psychotisch lijkt te zijn, is voor de rechtbank onvoldoende om opnieuw te volstaan met de maatregel van het plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Naar het oordeel van de rechtbank biedt alleen het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging voldoende zekerheid dat verdachte behandeld kan en zal worden tot het recidiverisico tot aanvaardbare proporties is terug gebracht.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte na een klinische behandeling gefaseerd en begeleid terugkeert in de maatschappij. Verdachte heeft immers nauwelijks nog een steunend netwerk en heeft geen huisvesting en passende dagbesteding meer. Een maatregel van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaren kan door verdachte worden benut om haar (klinische) behandeling voort te zetten en in die periode een vangnet op te bouwen zodat zij haar leven weer op orde kan brengen. Indien de ter zitting gebleken positieve ontwikkeling zich voortzet, kan mogelijk na de periode van twee jaar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aan de orde komen.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat haar verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist.
Het bewezen verklaarde feit betreft geen misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de maatregel wettelijk beperkt is tot een periode van maximaal vier jaar.
Contactverbod
De officier van justitie heeft gevorderd een contactverbod op te leggen voor de duur van vier jaren.
Gelet op de bij verdachte vastgestelde hardnekkige problematiek en het hoge recidiverisico, zal de rechtbank, ter voorkoming van strafbare feiten, aan verdachte een contactverbod opleggen als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het wetboek van strafrecht voor de duur van vier jaren, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , op straffe van één week voorlopige hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden.. De rechtbank zal daarbij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten “politiemuts basis uitrusting”, dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de volgende onder verdachte in beslag genomen en niet teruggeven voorwerpen verbeurd dienen te worden verklaard:
443487, ingelijste rouwadvertentie;
3. 443489, ASUS L4025;
4. 443490, CZ Mantelzorgpasje in kaart;
5. 443492, Pakketje van Greetz;
6a. 443493, doos met diverse inhoud (6b t/m 6j);
6b. tas met love en hartjes inh. 2 repen Coco Lonely;
6c. ingepakt cadeau van Bruna;
6d. cadeau in rood inpakpapier (kaarsjes en kandelaars);
6e. doos van ETOS, inh. oa 4 sleutelhangers, chocolade, foto, kaars;
6f. lint, goudkleurig;
6h. klein houten hartje aan een touwtje;
6i. een blad van CZ;
6j. gesealde organizer voor het leven (mijn zaak op…);
7j. 1x topgear en 1 x autovisie;
7. 443494, foto [slachtoffer] in fotolijst;
8. 443495, uitnodiging Oosterkerk (huwelijk);
9. 443496, Felicitatenkaarten (huwelijk);
10. 443497, HTC WINDOWS met oplader;
11. 443498, ingelijste huwelijksadvertentie;
12. 443499, Steinberg envelop zwart aanbetaling ringen;
13. 443500, zw/wt foto van [slachtoffer] 2x op hout gedrukt;
14. 443501, uitgedraaide email met email adres;
15. 443502, verzendticket UPS.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten kunnen worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: belaging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Gelet op – onder andere – de financiële situatie van verdachte zal de rechtbank in dit kader slechts een vervangende hechtenis opleggen voor de duur van 1 dag.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 37a, 37b, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging;
gelast dat verdachte voor de duur van twee jaren ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat zij van overheidswege wordt verpleegd;
legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v WvSr dat de veroordeelde voor de duur van vier jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel als bedoeld in artikel 38v WvSr wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel als bedoeld in artikel 38V WvSr niet op;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, WvSr, dat voornoemde opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is;
onttrekt aan het verkeer:
2. politiemuts basis uitrusting;
verklaart verbeurd:
443487, ingelijste rouwadvertentie;
3. 443489, ASUS L4025;
4. 443490, CZ Mantelzorgpasje in kaart;
5. 443492, Pakketje van Greetz;
6a. 443493, doos met diverse inhoud (6b t/m 6j);
6b. tas met love en hartjes inh. 2 repen Coco Lonely;
6c. ingepakt cadeau van Bruna;
6d. cadeau in rood inpakpapier (kaarsjes en kandelaars);
6e. doos van ETOS, inh. oa 4 sleutelhangers, chocolade, foto, kaars;
6f. lint, goudkleurig;
6h. klein houten hartje aan een touwtje;
6i. een blad van CZ;
6j. gesealde organizer voor het leven (mijn zaak op…);
7j. 1x topgear en 1 x autovisie;
7. 443494, foto [slachtoffer] in fotolijst;
8. 443495, uitnodiging Oosterkerk (huwelijk);
9. 443496, Felicitatenkaarten (huwelijk);
10. 443497, HTC WINDOWS met oplader;
11. 443498, ingelijste huwelijksadvertentie;
12. 443499, Steinberg envelop zwart aanbetaling ringen;
13. 443500, zw/wt foto van [slachtoffer] 2x op hout gedrukt;
14. 443501, uitgedraaide email met email adres;
15. 443502, verzendticket UPS;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. P.H. Lauryssen en mr. C.E. Voskens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.C.M. Martens, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2018.
Mr. Lauryssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.