ECLI:NL:RBNHO:2018:6538

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
27 juli 2018
Zaaknummer
15/173295-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met voorwaardelijk opzet in Heemskerk

Op 6 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 september 2017 in Heemskerk twee slachtoffers met een mes heeft verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een ruzie, meerdere keren met een mes in de rug en armen van slachtoffer 1 heeft gestoken, en in de borst van slachtoffer 2, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een klaplong. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak of een lagere straf, wijzend op de intentie van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op die gelijk is aan het voorarrest, met daarnaast een forse voorwaardelijke straf en een taakstraf. Tevens werd de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, en de in beslag genomen messen werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/173295-17 (P)
Uitspraakdatum: 6 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juni 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van der Berg en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H. Blaauw, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij op of omstreeks 3 september 2017 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere malen met een mes (met kracht) in zijn rug en/of zijn arm(en) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2017 te Heemskerk aan [slachtoffer 1] opzettelijk .waar lichamelijk letsel, te weten zenuwletsel aan zijn hand en/of spierletsel aan zijn arm, heeft toegebracht door een of meerdere malen met een mes (met kracht) in zijn rug en/of zijn armen te stekken;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2017 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere malen met een mes (met kracht) in de rug en/of zijn arm(en) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 3 september 2017 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere malen met een mes (met kracht) in zijn borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2017 te Heemskerk aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong, heeft toegebracht door een of meerdere malen met een mes (met kracht) in zijn borst te steken;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2017 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere malen met een mes (met kracht) in zijn borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht en een behandelverplichting.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ad. € 3.644,17, ter zitting verhoogd tot een bedrag van € 3.894,17, heeft de officier van justitie verzocht deze toe te wijzen tot een bedrag van € 2.799,- (€ 1.299,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, althans verzocht verdachte te veroordelen voor het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten een poging tot zware mishandeling.
Hij heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat verdachte niet de intentie had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden. Verdachte heeft met zijn gedragingen evenmin de aanmerkelijke kans aanvaard dat de dood zou intreden zodat er ook geen sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Daar komt nog bij dat de verwondingen van de slachtoffers niet zodanig zijn dat dit voorwaardelijk opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel kan opleveren, aldus de raadsman.
Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de raadsman bij het opleggen van de straf rekening te houden met de leeftijd van verdachte. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de progressie die verdachte in de tijd tussen de schorsing van de voorlopige hechtenis en de zitting heeft gemaakt met de behandeling bij de Waag en het gedragsinterventie programma alcohol en geweld. De raadsman verzoekt de rechtbank een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden. In het geval de rechtbank oordeelt dat een aanvullende onvoorwaardelijke straf nog aan de orde dient te zijn, pleit de raadsman voor het opleggen van de maximale taakstraf. Tot slot verzoekt de raadsman de geschorste voorlopige hechtenis op te heffen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] stelt de raadsman zich op het standpunt dat deze niet in zijn geheel toewijsbaar is. Een deel van de opgevoerde materiële schade is onvoldoende met stukken onderbouwd, zodat een deel van deze materiële schadevordering dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van het immateriële deel van de schadevordering heeft de raadsman de rechtbank verzocht het toe te wijzen bedrag sterk te matigen.

4.Oordeel van de rechtbank

4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.2.
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken duidelijk is geworden dat verdachte niet de intentie heeft gehad om de slachtoffers te doden. De vraag die voorligt is echter of er voorwaardelijk opzet op de dood van hen kan worden afgeleid uit het handelen van verdachte. Hierbij dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood bij één of beide slachtoffers zou kunnen intreden. De beantwoording van deze vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht.
Verdachte is samen met zijn stiefbroer (slachtoffer [slachtoffer 2] ) eerder op de avond door de politie meegenomen naar het bureau vanwege een ruzie in het dorp van Heemskerk. Eenmaal thuisgekomen ontstaat er opnieuw ruzie waarna verdachte naar een vriendin vertrekt. Bij deze vriendin wordt verdachte opgehaald door zijn stiefbroer en [slachtoffer 1] en tijdens het naar huis gaan ontstaat er wederom ruzie. In de tuin van de woning van de stiefvader en moeder van verdachte ontstaat vervolgens een woordenwisseling, waar ook de moeder, stiefvader en stiefzus bij betrokken zijn. Verdachte loopt de woning in en pakt uit de keuken een broodmes en een vleesmes waarmee hij weer naar buiten loopt, de tuin in. Gedurende een confrontatie tussen verdachte, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , loopt [slachtoffer 1] een vijftal steekwonden op, waarvan één in de pols (diep), één in de bovenarm en drie in de rug waarvan één vlak naast de wervelkolom. [slachtoffer 2] loopt een steekverwonding op in de rechter borstwand die een klaplong veroorzaakt.
De rechtbank stelt vast dat de aanloop naar het incident waarbij verdachte messen pakt, wordt gekleurd door ruzies en agressie. Verdachte is daarbij zelf ook flink aangepakt door beide slachtoffers die hem onder meer op de grond hebben vastgehouden. Het is in deze sfeersetting geweest dat verdachte (vervolgens) twee messen pakt en daarmee terug naar buiten loopt, waar de slachtoffers zich nog bevonden. De rechtbank stelt tevens vast dat vrijwel direct daarna steekverwondingen zijn toegebracht aan het bovenlichaam van de twee slachtoffers. De aard en de plek van de steekverwondingen maakt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze heeft veroorzaakt door zwaaiende dan wel stekende bewegingen te maken met het mes. Voor zover de raadsman dan ook heeft betoogd dat de slachtoffers abusievelijk zijn geraakt door het mes overweegt de rechtbank dat dit gelet op de sfeer van die avond en de aard van de verwondingen van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] niet aannemelijk is, te meer nu slachtoffer [slachtoffer 1] ook drie keer in de rug is gestoken.
Door met een mes op deze wijze zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken in (de richting van) het bovenlichaam waarin vele vitale organen (de borststreek en de rug) en slagaders (armen, pols) gelegen zijn, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hierdoor tot de dood leidend letsel zouden kunnen bekomen.
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:hij op 3 september 2017 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen met een mes (met kracht) in zijn rug en zijn armen heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 3 september 2017 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, één maal met een mes (met kracht) in zijn borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
poging tot doodslag;
Feit 2:
poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de straffen
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door twee slachtoffers met een mes ernstig te verwonden. Hierbij is één van de slachtoffers in zijn borstreek geraakt met een klaplong tot gevolg. Het andere slachtoffer is driemaal in zijn rug, in zijn pols en in zijn bovenarm geraakt, waarbij een steekwond in de rug vlak naast de wervelkolom zat en de wond in de pols gevaarlijk diep was. Voor de slachtoffers heeft zich een levensbedreigende situatie voorgedaan en zij hebben veel leed ondervonden van het letsel dat zij hebben opgelopen. Deze feiten zijn zeer ernstig. Uit de slachtofferverklaringen zoals deze ter zitting zijn voorgelezen komt naar voren dat beide slachtoffers die avond hebben gedacht dat zij zouden komen te overlijden. Beide slachtoffers worden, onder andere door de littekens die zij hebben opgelopen, nog dagelijks aan het voorval herinnerd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zo gehandeld heeft en er niet voor heeft gekozen de confrontatie uit de weg te gaan.
Bij een dergelijk feit past, uit het oogpunt van normhandhaving en preventie, een vrijheidsbenemende straf zoals door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank ziet echter in het onderstaande aanleiding een vrijheidsbenemende straf van kortere duur op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 mei 2018 waaruit blijkt dat verdacht niet eerder ter zake van een dergelijk misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een voorlichtingsrapportage over verdachte uitgebracht van mevrouw [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland, gedateerd 18 juni 2018. Uit het onderzoek van de reclassering blijkt van meerdere beschermende factoren. Verdachte heeft zijn leven op orde en functioneert positief. Hij woont nog altijd thuis bij zijn moeder en stiefvader (de plek waar de strafbare feiten hebben plaatsgevonden), volgt een opleiding en heeft een contract voor onbepaalde tijd in een bedrijf waar hij al vier jaar werkt. Er is bij verdachte sprake van een ondersteunend sociaal netwerk en er zijn geen financiële problemen. Verdachte heeft zich tijdens het schorsingstoezicht meewerkend opgesteld ten aanzien van de begeleiding. Verdachte heeft de gedragsinterventie alcohol en geweld afgerond, en alle afgenomen urinecontroles (verdachte mocht tijdens de schorsing geen alcohol gebruiken) zijn negatief gebleken. De reclassering heeft ook risicofactoren en criminogene factoren vastgesteld. Verdachte kan zich impulsief gedragen en heeft een groot rechtvaardigheidsgevoel waardoor hij soms in de problemen komt. Bepaalde situaties zijn voor hem niet altijd goed te overzien. Hierbij lijkt alcoholgebruik de impulsiviteit te versterken en grensoverschrijdend gedrag in de hand te werken. Hoewel verdachte erg jong is, ziet de reclassering geen aanleiding het adolescentenstrafrecht toe te passen. Er is geen pedagogische aanpak voor verdachte nodig. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting. Laatstgenoemde behandeling is al gestart en de verwachting is dat deze spoedig kan worden beëindigd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot matig.
Over verdachte is eveneens een pro justitia rapportage opgesteld door mevrouw [Gz-psycholoog] , GZ psycholoog, gedateerd 3 januari 2018, waarvan de rechtbank kennis heeft genomen. Uit dit psychologisch rapport blijkt dat er bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waardoor verdachte volledig verantwoordelijk gehouden kan worden voor de strafbare feiten. Voorts lijken er geen eerdere problemen te zijn op het gebied van agressieregulatie. Overmatig alcoholgebruik heeft waarschijnlijk een rol gespeeld bij de totstandkoming van het ten laste gelegde, maar ook voor dit alcoholgebruik kan verdachte volledig verantwoordelijk geacht worden. Het advies van de psycholoog is om het ten laste gelegde voor zover dit bewezen zal worden verklaard, volledig aan verdachte toe te rekenen. Ook de psycholoog ziet geen aanleiding tot toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Hoewel in gevallen als de onderhavige, waarbij sprake is van zeer ernstige feiten, normaliter zal worden overgegaan tot een vrijheidsbenemende straf in de orde van grootte zoals gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte en zijn omstandigheden aanleiding hiervan af te wijken. Alle omstandigheden in aanmerking genomen zal het opnieuw gedetineerd raken van verdachte zijn leven ernstig ontwrichten. Verdachte is immers een [leeftijd] jongeman zonder noemenswaardige justitiële documentatie. Hij heeft een vaste baan, een vast inkomen en een stabiel sociaal netwerk. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij zich aan alle voorwaarden gehouden en het programma alcohol en geweld, alsmede de behandeling bij de Waag goed doorlopen. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank in het onderhavige geval slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opleggen die gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waaraan een proeftijd zal worden verbonden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Hierbij acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering noodzakelijk, alsmede een behandelverplichting. Deze voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verboden. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat een maximale taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid moet worden opgelegd.

8.Beslag – bijkomende maatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een broodmes en een vleesmes dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.894,17 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit:
1. Schade door arbeidsongeschiktheid €1.313,88
2. Schade aan kleding € 300,00
3. Eigen risico zorgverzekering € 385,00
4. Kosten verzorging € 35,29
5. Juridische kosten € 360,00
Totaal: €2.394,17
De immateriële schade is begroot op € 1.500,-.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 967,29 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit, bestaande uit € 267,- aan gemiste overuren, € 280 aan kleding, € 385,- aan eigen risico en € 35,29 aan kosten verzorging. In zoverre zal dit deel van de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De juridische kosten ad € 360,- zijn in dit bedrag niet meegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank komen deze wel voor vergoeding in aanmerking, maar dienen deze geschaard te worden onder proceskosten. Ten aanzien van de gestelde schade door arbeidsongeschiktheid is de rechtbank van oordeel dat slechts de gemiste overuren voor vergoeding in aanmerking komen. De opgevoerde niet genoten vakantiedagen zijn onvoldoende met stukken onderbouwd. Dit deel van de vordering wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade ad. € 1.500,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Dat deel van de vordering zal eveneens worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 360,-.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
301 (zegge driehonderdeen) dagen;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
240 (zegge tweehonderdveertig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende het toezicht dient te melden bij Reclassering Nederland op [adres 2] , zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht deel te nemen aan de behandeling bij de Waag of een soortgelijke forensische zorginstelling zolang zijn behandelaar en de reclassering dit noodzakelijk achten;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 (zegge tweehonderdveertig)
urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (zegge honderdtwintig) dagen hechtenis;
onttrekt aan het verkeer:
- broodmes,
- vleesmes;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.467,29, bestaande uit € 967,29 als vergoeding voor de materiële en € 1.500 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 360,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.467,29, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. ten Bos, voorzitter,
mr. P.H. Lauryssen en mr. M.S. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.C.M. Martens, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juli 2018.
Mr. De Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 22 juni 2018 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Ik ben degene die de messen heeft vastgehouden dus ik geef mijzelf wel de schuld. (…) Ik voel me wel verantwoordelijk. Ik moet het wel geweest zijn.
Een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 31-32). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dan wel een (of meer) van hen:
Op maandag 04 september 2017, omstreeks 01.55 uur hoorden wij, verbalisanten, in het VU ziekenhuis te Amsterdam, het slachtoffer [slachtoffer 1] . (…)
Op de vraag of [slachtoffer 1] kon vertellen wat er precies gebeurd was, verklaarde hij het volgende: (…)
Ik zag dat ze om elkaar heen draaiden en ik heb toen geprobeerd [verdachte] weg te trekken. Toen ik [verdachte] vastpakte, zag ik dat hij rare, zwaaiende bewegingen maakte met zijn armen. (…)
Op een gegeven moment voelde ik dat mijn rug nat en warm werd. (…) Ik zag toen bloed op straat liggen en toen ik naar mijn arm keek, zag ik dat er bloed uit een wond op mijn pols en een wond op mijn bovenarm kwam
.(...) Ik ben in totaal drie keer in mijn rug gestoken en ik heb een diepe steekwond in mijn rechterbovenarm en een steekwond in mijn linkerpols. (...)
Ik wil bij deze ook tegen [verdachte] aangifte doen (…).
Een proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 40-42). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 26 september 2017 door aangever [slachtoffer 1] ten overstaan van een verbalisant afgelegde verklaring:
Ik kom de tuin in en zie dat ze tegenover elkaar staan. Ik leg mijn rechterhand op [verdachte] zijn rechterschouder om hem duidelijk te maken dat hij het moet laten gaan. (…) Op dat moment draait hij zich om. Ik denk dat hij me toen in mijn rechter bovenarm heeft geraakt. Waarschijnlijk heb ik me in een reflex met mijn linkerarm afgeweerd waardoor ik in mijn linker pols ben gestoken. Ik heb me toen omgedraaid en ben weggelopen. Dat kan ik me nog wel herinneren. Ik liep dezelfde route terug richting het einde van de straat, de eerder genoemde bosjes nog voorbij. Ik voelde dat mijn rug nat werd. Pas toen zag ik ook dat ik bloed aan mijn hand en arm had. (…)
Een schriftelijk bescheid (dossierpagina 50), inhoudende een ander geschrift (een geneeskundige verklaring, betreffende medische informatie over [slachtoffer 1] ) als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
A. Uitwendig waargenomen letsel: Meerdere steekverwondingen, bovenarm, pols (diep), 3 op de rug waarvan één vlak naast de wervelkolom. (…)
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 04/09/17 (…)
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed): Patiënt is een dag later geopereerd aan zijn pols bij verdenking zenuwletsel.
Een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 51-52). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dan wel een (of meer) van hen:
Op maandag 4 september 2017, omstreeks 02:20 uur, hoorde wij, verbalisanten, in het VU medische centrum te Amsterdam een man, die slachtoffer was geworden van een geweldsincident. (…) De man betreft: [slachtoffer 2] , (…)
Vanavond, zondag 3 september 2017, was ik aan het stappen geweest in het centrum van Heemskerk, samen met mijn stiefbroer [verdachte] . (…)
[verdachte] wist zich los te wringen en liep naar binnen toe. Hij kwam weer naar buiten met een mes in zijn handen. Hij wilde mijn vader hebben. Toen ben ik er tussen gesprongen. Plotseling voelde ik dat mijn shirt nat werd. Toen ik keek zag ik bloed. Ik werd me toen bewust dat ik gestoken was.(...)
Van de arts heb ik begrepen dat ik een klaplong heb. (…)
Een proces-verbaal van aangifte (dossierpagina 53-54). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 5 september 2017 door aangever [slachtoffer 2] ten overstaan van een verbalisant afgelegde verklaring:
Ik zag dat [verdachte] vervolgens de woning in rende, richting de keuken.
Kort daarna kwam [verdachte] weer naar buiten gelopen (…) Ik wilde hem toen tegenhouden en heb hem tegen de buitenmuur van de woning gedrukt.
Op een gegeven moment zag ik dat mijn witte T-shirt rood kleurde. Pas daarna voelde ik pijn aan mijn borst. Ik voelde toen aan mijn T-shirt en voelde het bloed op mijn shirt.
Een schriftelijk bescheid (dossierpagina 66), inhoudende een ander geschrift (een geneeskundige verklaring, betreffende medische informatie over [slachtoffer 2] ) als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
A. Uitwendig waargenomen letsel: Steekverwonding borstwand rechts welke lucht aanzuigt. (…)
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 04/09/17
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed): Er is een Thoraxdrain rechts geplaatst voor meerdere dagen. Er zal littekenweefsel blijven.
Een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 71-72). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] :
Op zondag, 03 september 2017, waren wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , in
uniform gekleed en met noodhulpdienst belast. (…)
Om 23.48 uur kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse bij bovengenoemde straat. Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag op de rijbaan een man liggen dit was ter hoogte van [adres 3] . Ik zag dat de man onder het bloed zat. Ik hoorde de man schreeuwen "Ik ben gestoken, help Au Au, [verdachte] heeft het gedaan". (…) Ik, zag bij het aanlopen dat voor de ingang van de woning aan de [adres 3] een man lag. Ik zag dat de man bebloed was. (…)
Bij het aanlopen zag ik op een tuintafel welke in de voortuin stond een mes liggen. (…) Ik zag dat dit een groot mes betrof.(...)
Ik
,verbalisant, zag dat [slachtoffer 2] een wit t shirt aan had wat volledig onder het bloed zat. Ik zag bij het omhoog trekken van zijn t shirt dat er een wond zat net onder de borststreek. Ik zag dat de wond leek op een steek/snijwond van circa drie (3) a vier (4) centimeter. Ik zag dat er uit de wond iets uitstak, dit leek op vlees. Ik hoorde dat uit de wond lucht kwam. (...)
Een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 73-74). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Op zondag 3 september 2017, om 23.48 uur kwam ik, verbalisant [verbalisant 5] samen met mijn collega [verbalisant 6] en eenheid 31.02 ter plaatse. (…)
Ik zag een man op de straat liggen. Dit bleek het slachtoffer te zijn. Ik hoorde het slachtoffer om hulp schreeuwen en roepen dat hij was neergestoken. (…) Het slachtoffer bleek later te zijn: *** [slachtoffer 1] *** [geboortedatum 2] , te [geboorteplaats 2] . (...)
Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat hij was neergestoken door ene [verdachte] .(...)
Ik zag op de linkerzijde van zijn rug 3 wonden zitten. Ik vermoed dat dit steekwonden zijn. Ik zag dat deze wonden een doorsnee hadden van ongeveer 3 centimeter. Ik zag dat om de linker pols van [slachtoffer 1] een blauwe theedoek zat. Ik zag bloedvlekken op de theedoek. Toen ik de theedoek weghaalde zag ik een vleeswond. Ik zag dat de vleeswond zich bevond aan de zijde van de pink precies onder de hand. Ik zag dat op de rechterbiceps van [slachtoffer 1] een kleine snee zat. (...)
Een proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 75-76). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Op zondag, 03 september 2017, omstreeks 23.43 uur, was ik, in uniform gekleed en met noodhulpdienst belast. (…)
In de [adres 3], zag ik een man op straat liggen. Ik zag dat deze man heen en weer rolde en ik hoorde dat hij kermde van de pijn. Op het moment dat ik naar hem toe liep hoorde ik hem roepen: "Het was [verdachte] ! het was [verdachte] ! Daar is [verdachte] !". (…)
Ik zag er op de betegeling van de voortuin spetters van rood vloeistof, kennelijk bloed, lag
.ik zag dat er op de tuintafel twee messen lagen. Ik zag dat dit een broodmes en kort vleesmes betrof. Ik zag dat er op het lemmet van het vleesmes bloed en weefsel zat. Ik zag dat er op het shirt van de genoemde jongen een roodkleurige vlek, kennelijk bloed zat. Ik zag, op het moment dat het shirt van deze jongen omhoog werd gedaan, dat er een steekwond in de rechterzijde van zijn ribbenkast zat. Ik zag dat er uit deze wond bloed stroomde en dat er weefsel uitstak. Tevens hoorde ik dal er roffelend geluid uit dit gat kwam. Ik kreeg hierdoor het vermoeden dat er een intern orgaan, vermoedelijk zijn long, doorboord was.(...)
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 128-129). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 4 september 2017 door getuige [getuige] ten overstaan van een verbalisant afgelegde verklaring:
Ik zag dat [verdachte] opeens uit mijn woning kwam lopen
.Ik zag dat hij een of twee messen in zijn handen had
. (…)Ik zag dat [slachtoffer 2] de messen wilde afpakken van [verdachte] . Ik hoorde dat [slachtoffer 2] kermde. Ik hoorde dat hij zei: "Hij heeft mij gestoken".
Een schriftelijk bescheid (los opgenomen), inhoudende een ander geschrift (een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Heemskerk op 3 september 2017) als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, met onder andere de volgende [gegevens slachtoffers en verdachte]: