ECLI:NL:RBNHO:2018:6518

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
15/063535-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling

Dit vonnis is gewezen door de Rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2018 in de zaak tegen de verdachte, die is beschuldigd van mishandeling, poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de zaken die onder de parketnummers 15-063535-18 en 15-256901-17 zijn ingediend, gevoegd. De verdachte is op 31 maart 2018 in Haarlem beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer met een bierfles, het mishandelen van hetzelfde slachtoffer en het bedreigen van hem met een scherp voorwerp. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een auto en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.

Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, die heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten, met uitzondering van bepaalde onderdelen van de tenlastelegging. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van alle feiten, behalve van één feit. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, en heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder parketnummer 15-063535-18, onder 1 tot en met 4, en onder parketnummer 15-256901-17, onder 2, ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting voor zijn persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een gaspistool en munitie, aan het verkeer worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15-063535-18, 15-256901-17 (ttz gev), 15-228924-15 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 17 juli 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 juli 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd in [detentie adres] .
De rechtbank heeft de strafzaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.J.G. Leeuw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Baadoudi, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 15-063535-18 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 in de gemeente Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een bierfles, althans een hard voorwerp, op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 in de gemeente Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere keren op/tegen het gezicht te slaan en/of op/tegen een been te schoppen;
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 in de gemeente Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] in een woning heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een broodmes, althans een scherp voorwerp, in de hand op die [slachtoffer] af te lopen en/of die [slachtoffer] (daarbij) toe te voegen: "Ik vermoord je, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door tegen een in die woning aanwezige hond (Rottweiler) (op dwingende toon) te roepen: "Pak hem, Pak hem", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 30 maart 2018 in de gemeente Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Audi), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 1 april 2018 in de gemeente Haarlem, een goed te weten een (Poolse) kentekenplaat (met nummer [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Aan verdachte is onder parketnummer 15-256901-17 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Haarlem [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3]
-(hardhandig) bij het achterhoofd en/of de haren vast te pakken en meermalen met grote kracht tegen de achterzijde van de passgierstoel en/of hoofdsteun van de passagierstoel te slaan en/of te duwen en/of te rammen;
2.
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Haarlem en/of Uitgeest, in elk
geval in het arrondissement Noord-Holland, een vuurwapen van categorie
III, te weten Walther P22, en/of munitie van categorie III voorhanden heeft
gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten met uitzondering van de onderdelen van de tenlastelegging bij feit 3 (parketnummer 15-063535-18), te weten het tonen van het broodmes en “Ik vermoord je, ik maak je dood”. De aangifte staat met betrekking tot deze onderdelen op zich zelf en wordt onvoldoende ondersteund door de overige bewijsmiddelen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken met uitzondering van feit 2 ten laste gelegd onder parketnummer 15-256901-17. Ten aanzien van dit feit heeft de raadsman zich met betrekking tot de mogelijke bewezenverklaring daarvan gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak en partiële vrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder de volgende feiten is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van 15-063535-18, feit 5:
Verdachte heeft verklaard dat hij de kentekenplaat heeft gevonden op een parkeerplaats en in zijn auto heeft gelegd. Nu deze verklaring niet op voorhand onaannemelijk is en ook verder op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de kentekenplaat van diefstal afkomstig was toen hij de kentekenplaat in zijn bezit kreeg, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 15-256901-17, feit 1:
[slachtoffer 3] , in de tenlastelegging aangemerkt als slachtoffer van dit feit, heeft verklaard dat verdachte haar niet heeft mishandeld en dat er de betreffende nacht in de auto niets is gebeurd. Daarnaast hebben [slachtoffer 3] en haar moeder beiden verklaard dat de door de verbalisanten bij [slachtoffer 3] op 20 december 2017 geconstateerde blauwe plekken rond haar ogen al eerder aanwezig waren. De enkele verklaring van twee getuigen dat zij gedurende de nacht, terwijl het donker was, een mishandeling in de auto van verdachte hebben zien plaatsvinden, levert voor de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte [slachtoffer 3] die nacht heeft mishandeld.
Ten aanzien van 15-063535-18, feit 3:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging, zoals door de officier van justitie is betoogd.
3.4.
Het bewijs
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15-063535-18, onder 1 tot en met 4, en onder parketnummer 15-256901-17, onder 2, ten laste gelegde feiten op grond van hetgeen uit het dossier is opgenomen in de bij dit vonnis gevoegde bewijsmiddelenbijlage.
3.5.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van parketnummer 15-063535-18, onder 1:
Uit de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van [getuige 1] leidt de rechtbank af dat verdachte met een bierfles tegen het hoofd van aangever heeft geslagen. Dit wordt ondersteund door de waarneming van de verbalisanten die kort na de melding ter plaatse zijn en bij aangever een ogenschijnlijk diepe en bloedende wond boven het linkeroor zien. Dat deze wond door een andere oorzaak zou zijn ontstaan dan door het slaan met de bierfles door verdachte, is onaannemelijk gelet op het korte tijdsverloop tussen de melding van de mishandeling en de waarneming van de verbalisanten.
Ten aanzien van parketnummer 15-063535-18, onder 3:
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, nadat hij aangever mishandeld had, zijn Rottweiler, een grote hond, op aangever afstuurde en daarbij riep “pak hem, pak hem”. Door op een dergelijke manier tijdens een voor aangever al beangstigende situatie de hond op te hitsen, kon bij aangever de redelijke vrees ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat de hond niets zou doen, zoals door onder meer verdachte is verklaard, kon aangever niet weten en doet aan het bedreigende karakter van voorgaande niets af.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15-063535-18, onder 1 tot en met 4, ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 31 maart 2018 in de gemeente Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een bierfles tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 31 maart 2018 in de gemeente Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere keren tegen het gezicht te slaan en tegen een been te schoppen;
3.
hij op 31 maart 2018 in de gemeente Haarlem [slachtoffer] in een woning heeft bedreigd met zware mishandeling, door tegen een in die woning aanwezige hond, Rottweiler, te roepen: "Pak hem, Pak hem".
4.
hij op 30 maart 2018 in de gemeente Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk Audi, die aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft beschadigd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15-256901-17, onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op 20 december 2017 te Haarlem en/of Uitgeest, in elk geval in Noord-Holland, een vuurwapen van categorie III, te weten Walther P22, en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Hetgeen aan verdachte onder parketnummer 15-063535-18, onder 1 tot en met 4 en onder parketnummer 15-256901-17, onder 2, meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 15-063535-18:
ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met zware mishandeling.
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andere toebehoort, beschadigen.
ten aanzien van parketnummer 15-256901-17:
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld een proeftijd van 2 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor een langere duur dan het voorarrest en om daarnaast een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld. De raadsman heeft de rechtbank ook in overweging gegeven om een langere proeftijd aan het voorwaardelijk deel van de straf te verbinden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich onder invloed van cocaïne en alcohol schuldig gemaakt aan geweld tegen en bedreiging van een bekende die op dat moment bij verdachte thuis op bezoek was. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij als gevolg van het handelen van verdachte veel pijn en letsel heeft opgelopen en dat hij erg bang is geweest voor verdachte en voor de hond. De ervaring leert dat dergelijk geweld psychische en emotionele gevolgen kan hebben voor slachtoffers daarvan. In dezelfde periode heeft verdachte midden in de nacht de voorruit van een auto vernield, een buitengewoon hinderlijk feit waar niet alleen financiële schade mee wordt berokkend maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich meebrengt.
Daarnaast heeft verdachte in zijn auto een vuurwapen (gaspistool) met bijbehorende munitie (gaspatronen) aanwezig gehad. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie is maatschappelijk onverantwoord, omdat degene die daarmee wordt geconfronteerd zich bedreigd kan voelen, en het tevens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich kan brengen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van geweldsmisdrijven onherroepelijk is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren;
- het psychologische Pro Justitie rapport, gedateerd 13 juni 2018, opgesteld door GZ- psycholoog [GZ-psycholoog ] (de psycholoog);
- het voorlichtingsrapport, gedateerd 26 juni 2018, opgesteld door [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Het
rapport van de psycholooghoudt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens te omschrijven als een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Onderzochte vertoont daarbij een aantal kenmerken van psychopathie. De persoonlijkheid wordt verder gekenmerkt door hysterische- en paranoïde trekken. Met de verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling samenhangend, vindt misbruik van alcohol, -cocaïne en benzodiazepinen plaats. Het middelenmisbruik beïnvloedt de stemming van betrokkene en het plotseling omslaan daarvan. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Middelenmisbruik kan bij betrokkene wantrouwen versterken, grootheidsgedachten bevorderen en verdere ontremming van agressie met zich brengen. Bij tegenspraak raakt onderzochte gemakkelijk in een vijandige stemming. Zelf meent hij dat alcohol- en andere middelen geen invloed op zijn gedrag hebben. Onderzochte voelt zich niet begrepen en is voortdurend op zoek naar gerechtigheid. Hij reageert overspannen, achterdochtig en vijandig. Er zijn geen zwaarwegende (psychiatrische) argumenten- c.q. stoornissen aanwezig waaruit het tenlastegelegde min of meer dwingend zou voortkomen. De antisociale stoornis predispositioneert weliswaar tot roekeloos en gewelddadig gedrag, maar tegelijkertijd heeft onderzochte daar weet van en heeft hij voortdurend de keuze af te zien van zijn inmiddels tot een genotvol patroon (dominantie, machtsuitoefening, lustbeleving) ontwikkeld gedag. Betrokkene is op grond van de bovenomschreven problematiek als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De kans op herhaling van een geweldsmisdrijf is groot. Zolang betrokkene
de regie kan blijven voeren, kiest hij voor middelengebruik en trekt hij zich van regels en
normen weinig aan. Hij gaat zijn eigen gang, geweld en intimidatie niet schuwend. De rapporteur raadt aan om, alhoewel eerdere beïnvloedingsmogelijkheden van betrokkene in een ambulant kader beperkt zijn gebleken, alsnog een poging te wagen om door middel van ambulante behandeling te komen tot enige verandering in gewelddadig gedrag. Medicamenteuze ondersteuning van een dergelijke behandeling zal daarbij moeten worden overwogen. De reclassering zal daarop toezicht dienen te- en kunnen houden.
Het bovengenoemde
voorlichtingsrapport van Reclassering Nederlandhoudt betreffende de strafrechtelijke afdoening, zakelijk weergegeven, onder meer, het volgende in:
Indien onderhavige feiten bewezen worden geacht en de aard en de ernst van de feiten dit toelaat, adviseert de reclassering om betrokkene een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een flink voorwaardelijk deel, met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht en
- een behandelverplichting, inhoudende dat betrokkene zich voor de omschreven
persoonlijkheidsproblematiek in het Pro Justitiarapport bij een forensische polikliniek zal laten behandelen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn zich te houden aan deze voorwaarden en aan de aanwijzingen die hem in het kader van de meldplicht en/of behandeling door de reclassering zullen worden gegeven.
De rechtbank kan zich met de conclusies van het Pro Justitia Rapport verenigen en is van oordeel dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met GGZ Reclassering Fivoor en/of Reclassering Nederland en een ambulante behandeling noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder parketnummer 15-256901-17, onder 1, tenlastegelegde.

7.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een gaspistool en gaspatronen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder parketnummer 15-256901-17, onder 2, bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 16 september 2016 in de zaak met parketnummer 15-228924-15 heeft de politierechter van de rechtbank Noord-Holland te Haarlem de verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 7 november 2016 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 30 september 2016 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 56, 57, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 26 en 55 van de Wet vuurwapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15-063535-18 onder 5, en onder parketnummer 15-256901-17, onder 1, is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15-063535-18 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 15-256901-17, onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor onder 3.6. is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15-063535-18, onder 1, 2, 3 en 4 en onder parketnummer 15-256901-17, onder 2, meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder parketnummer 15-063535-18, onder 1, 2, 3 en 4 en onder parketnummer 15-256901-17, onder 2, bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich wanneer hij daarvoor opgeroepen wordt zal melden bij GGZ Reclassering Fivoor (verslavingszorg) op het volgende adres [adres 2] . Hierna moet betrokkene zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen voor de omschreven persoonlijkheidsproblematiek in het Pro Justitiarapport bij een forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van GGZ reclassering Fivoor, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland en/of GGZ Reclassering Fivoor (verslavingszorg) om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
Het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven vuurwapen, te weten: een gaspistool en munitie, te weten: 7 gaspatronen.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15-228924-15 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van
1 weekmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank (zittingslocatie Haarlem) d.d. 16 september 2016.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E. Voskens, voorzitter,
mrs. C.A.M. van der Heijden en E.M. van Poecke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2018.
Bewijs(middelen)bijlage
Alle bewijsmiddelen die door de rechtbank zijn aangeduid als proces-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ten aanzien van parketnummer: 15-063535-18
Ten aanzien van feit 1 tot en met 3:
I.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] (dossierpagina 88). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 31 maart 2018 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van mishandeling en bedreiging gepleegd door [verdachte] op 31 maart 2018 om (de rechtbank begrijpt: omstreeks 22:10 uur). Het incident vond plaats op de [adres 3] . [verdachte] heeft mij geslagen met een bierfles.
II.
Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] (dossierpagina’s 93-95). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 april 2018 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
dossierpagina 94:
Zonder enige reden begon [verdachte] mij te mishandelen in zijn woning. Hij kwam eerst heel agressief op mij af en toen verweerde ik mij niet, omdat ik naar de Rottweiler zat te kijken. Ik was nogal bang voor de Rottweiler. Toen gaf [verdachte] mij acht of negen klappen in mijn gezicht en een schop op mijn been. [verdachte] sloeg mij vervolgens met een bierfles tegen mijn linkeroor aan.
dossierpagina 95:
Ik voelde vervolgens dat het aan het bloeden was bij mijn linkeroor en ik hield mijn wond vast. [verdachte] schreeuwde richting de hond: 'Pak hem, pak hem'.
III.
De verklaring die [slachtoffer] als getuige ter terechtzitting van 3 juli 2018 heeft afgelegd. Deze verklaring houdt – verkort en zakelijk weergegeven - het volgende in:
Het klopt dat ik ook ben geslagen en dat ik heb gezegd dat hij als een wijf slaat. Natuurlijk deed het wel pijn.
IV.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2018 van verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] (los in het dossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten dan wel een van hen:
Op 31 maart 2018 omstreeks 22:10 uur werden wij in de Paul Krugerstraat en nabij de kruising met de [adres 3] aangesproken door aangever [slachtoffer] . Wij hoorden deze man tegenover ons verklaren dat hij gewond was geraakt, doordat [verdachte] hem met een (stuk van een) bierfles geslagen had. Wij zagen dat [slachtoffer] een wond boven zijn linkeroor had, ogenschijnlijk een diepe wond, waaruit wij veel bloed zagen lopen. Ook zagen wij dat de mond van [slachtoffer] bloedde en zijn lippen stuk waren. Hierop hebben wij om medische bijstand ter plaatse voor hem verzocht.
V.
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] (dossierpagina’s 96-98). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 april 2018 door [getuige 1] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
dossierpagina 97:
Op 31 maart 2018 ben ik samen met (onder meer) [slachtoffer] naar de [adres 3] gegaan. Op een gegeven moment sloeg de sfeer om en werd het grimmig. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] begon te slaan met zijn vuisten en dat hij [slachtoffer] schopte. Ik denk dat [verdachte] [slachtoffer] zeker negen keer heeft geslagen met zijn vuisten. Ik zag dat [slachtoffer] zijn armen voor zijn hoofd hield om de klappen af te weren. Ik zag dat [verdachte] een bierflesje van tafel pakte. Ik zag dat [verdachte] met het bierflesje op het hoofd van [slachtoffer] sloeg. Dit deed hij één keer. Ik hoorde gewoon de klap. Dit moet heel hard zijn geweest zijn. Ik zag later ook bloed bij mijn vriend achter zijn oor.
VI.
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] (dossierpagina’s 54-58). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 2 april 2018 door [getuige 2] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
dossierpagina 56:
Ik hoorde dat mijn vader aan het schreeuwen was tegen [slachtoffer] .
dossierpagina 57:
Mijn vader heeft tegen de hond geroepen “pak hem, pak hem”.
Ten aanzien van feit 4:
VII.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] (dossierpagina’s 107-108). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 maart 2018 door aangever [slachtoffer 2] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
dossierpagina 107:
Op vrijdag 30 maart 2018 was ik omstreeks 02:50 uur in mijn woning aan de [adres 4] . Ik was daar samen met een maat van mij genaamd [getuige 3] . Op dat moment werd er aangebeld. Ik deed de voordeur van mijn woning open en zag dat [verdachte] voor mijn deur stond. Er ontstond een kleine woordenwisseling tussen [verdachte] en mij. Ik gaf vervolgens de prepaidkaart aan [verdachte] , waarna [verdachte] weg ging. Ik hoorde opeens een knal buiten, alsof er een steen tegen de ruit van mijn woning werd gegooid. Ik deed het raam open en keek naar buiten. Ik riep naar [verdachte] dat hij moest oprotten. Hierdoor werd [verdachte] nog bozer. Ik zag namelijk dat [verdachte] een balk van de straat oppakte en door de voorruit van mijn auto gooide. Het betreft een auto van het merk Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat de balk half door de voorruit stak en dat de voorruit vernield was. Ik zag dat [verdachte] vervolgens aan de passagierszijde van een bordeauxrode Opel stapte. Ik zag dat er een vrouw achter het stuur zat die ik herkende als de dochter van [verdachte] .
VIII.
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] (dossierpagina’s 109 en 110). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 maart 2018 door [getuige 3] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
dossierpagina 109:
Op het moment dat [slachtoffer 2] weer in de woonkamer was, werd er iets tegen het raam aangegooid van zijn woning. Wij zijn beiden toen bij het raam naar buiten gaan kijken. Ik zag dat er een man buiten stond. Ik zag dat de man een boomstronk pakte van de grond. Ik zag dat hij deze met volle kracht op de auto van [slachtoffer 2] gooide. Ik zag dat toen de man de boomstronk had gegooid, hij richting een rode auto liep, instapte en wegreed. Ik ben toen samen met [slachtoffer 2] naar buiten gelopen en zag dat de voorruit van de auto stuk was.
IX.
Een schriftelijk bescheid, te weten een politiefoto (dossierpagina 111).
X.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 3 juli 2018 heeft afgelegd dat het klopt dat hij ’s nachts op 30 maart 2018 samen met zijn (stief)dochter bij [slachtoffer 2] aan de deur is geweest.
Ten aanzien van parketnummer: 15-256901-17:
Nu verdachte het tenlastegelegde onder 2, heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit met betrekking tot dat feit zal worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen
XI.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 3 juli 2018 heeft afgelegd.
XII.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2017 van verbalisant [verbalisant 3]
(los in het dossier).
XIII.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2017 van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 20 december 2017 (los in het dossier).
XIV.
Een proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 10 januari 2018 van verbalisant [verbalisant 5] (los in het dossier).