ECLI:NL:RBNHO:2018:649

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5302
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend optreden en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

Op 25 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin verzoeksters een voorlopige voorziening vroegen tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De verzoeksters hadden eerder verzocht om handhavend op te treden tegen bepaalde activiteiten, maar dit verzoek was door de betrokken instanties afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van 'onverwijlde spoed' die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De bouwwerken waar het handhavingsverzoek op betrekking had, bestonden al langere tijd en er was een lopende legalisatieprocedure. De voorzieningenrechter merkte op dat er binnenkort een besluit in die procedure zou worden genomen en dat er een hoorzitting gepland stond. Bovendien was er geen bewijs dat de activiteiten op het perceel van de derde partij, [naam 3], gevaarlijk waren of niet onder de meldingsplicht vielen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en dat de bezwaarprocedure kon worden afgewacht. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/5302

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van25 januari 2018 in de zaak tussen

[naam 1] en [naam 2] , te [woonplaats 1] , verzoeksters,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstaden
de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, verweerders
(gemachtigde: mr. S.A.J. van der Horst).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 3] , te [woonplaats 2] .

Procesverloop

Verzoeksters hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad (hierna: verweerder sub 1) bij brief van 26 juni 2017 verzocht om op drie punten (hierna aangehaald als onderdelen a, b en c) handhavend op te treden. Verweerder sub 1 heeft aangegeven te zullen beslissen op de onderdelen a en c van het verzoek en het verzoek doorgezonden aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: verweerder sub 2) ter behandeling van onderdeel b. Bij brief van 11 september 2017 hebben verzoeksters de verweerder sub 2 (nogmaals) verzocht handhavend op te treden.
Bij besluit van 6 oktober 2017 heeft de verweerder sub 2 geweigerd handhavend op te treden. Tegen dit besluit hebben verzoeksters bij brief van 6 november 2017 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 30 oktober 2017 heeft verweerder sub 1 het verzoek om handhaving, voor zover door hem behandeld, afgewezen. Tegen dit besluit hebben verzoeksters bij brief van
1 november 2017 bezwaar gemaakt.
Verzoeksters hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 januari 2017. Verzoekster is verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden Y. van der Baak, M. Spronk en H. Aslander, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. [naam 3] is ook ter zitting verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3.1
Van een situatie van onverwijlde spoed die maakt dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
3.2
Daartoe is van belang dat de bouwwerken waarop het handhavingsverzoek ziet reeds langere tijd bestaan en ook onderwerp zijn van een lopende legalisatieprocedure. Over het in die procedure toepasselijke wettelijke kader is onlangs duidelijkheid gekomen als gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu verweerder sub 1 ter zitting heeft aangegeven dat in de legalisatieprocedure naar verwachting voor 15 februari 2018 een besluit zal worden genomen, komt aan die procedure bestuurlijk ook op korte termijn een einde. Bij het oordeel betrekt de voorzieningenrechter eveneens dat de hoorzitting naar aanleiding van het bezwaar in de onderhavige zaak op
31 januari 2018 gepland staat.
3.3
Verder is van belang dat verweerder sub 2 tijdens een controle naar aanleiding van het verzoek om handhaving heeft geconstateerd dat op het perceel van [naam 3] activiteiten worden uitgevoerd waarvoor een meldingsplicht geldt en dat [naam 3] bij verweerder sub 2 een melding heeft gedaan welke is geaccepteerd. Niet is gebleken dat binnen de inrichting activiteiten worden uitgevoerd die niet onder de melding vallen, noch van activiteiten die een gevaarlijke situatie opleveren.
4. De voorzieningenrechter overweegt verder dat [naam 3] zich zal moeten houden aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer nu deze op de door hem gedreven inrichting van toepassing zijn. Het gebruik van een hogedrukspuit bijvoorbeeld is op grond van die voorschriften toegestaan, mits de juiste voorzieningen aanwezig zijn. Indien de voorschriften worden overtreden zal verweerder daartegen in beginsel handhavend moeten optreden, zoals verweerder ook heeft gedaan naar aanleiding van de opslag van dieselolie. De door verzoeksters gestelde geluid- en geuroverlast maakte geen onderdeel uit van het verzoek om handhaving en ook overigens ziet de voorzieningenrechter daarin geen grond voor het aannemen van een spoedeisend belang.
5. Gelet op het voorgaande is de conclusie is dat er geen spoedeisend belang is en dat de bezwaarprocedure kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.