Interbulb vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
i. Te verklaren voor recht dat gedaagden een beroepsfout heeft/hebben gemaakt c.q. toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verbintenis, door Interbulb niet te informeren over de mogelijkheid van het instellen van bezwaar dan wel de consequenties
van het niet-instellen van bezwaar c.q. door geen bezwaar in te stellen tegen de beslissing van het PT van 6 april 2007 en dat zij aansprakelijk zijn voor de daaruit bij Interbulb voortvloeiende schade;
subsidiair
ii. Te verklaren voor recht dat gedaagden onrechtmatig jegens lnterbulb hebben gehandeld door lnterbulb niet te informeren over de mogelijkheid om bezwaar in te stellen en de consequenties van het niet indienen van bezwaar tegen de beslissing van het PT van 6 april 2007, dan wel door dat bezwaar niet zelfstandig in te stellen, en dat zij aansprakelijk zijn voor de daaruit bij lnterbulb voortvloeiende schade;
primair en subsidiair:
iii. Gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Interbulb te betalen een bedrage van € 3.668.797,08, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 december 2003 tot die der algehele voldoening, tot op 1 november 2016 berekend op € 2.259.560,16, derhalve een totaalbedrag van € 5.928.357,24 + PM;
iv. Gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten, en te bepalen dat zij de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal/zullen zijn als zij niet binnen 14 dagen na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis heeft/hebben betaald.