Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
3.Het standpunt van de rechter
Vervolgens is verzoeker (kritisch) bevraagd over de uitgaven die zijn gedaan en over het niet afleggen van Rekening & Verantwoording gedurende de periode van zijn bewind, hetgeen ook de reden was waarom verzoeker in persoon voor de zitting was opgeroepen. Omdat toen bleek dat verzoeker door zijn eigen bewindvoerder niet op de hoogte was gesteld van de precieze verwijten en deze nog niet met hem waren doorgesproken, is verzoeker in de gelegenheid gesteld alsnog schriftelijk te reageren. Verzoeker wilde daartoe over alle bankafschriften beschikken, ook die over de jaren 2012 tot 2015. Daarvan is echter geoordeeld dat de [bewindvoerder 1] deze bankafschriften niet aan verzoeker hoeft te verstrekken, nu deze bankafschriften niet reeds beschikbaar waren en de periode betreffen waarover verzoeker zelf de bewindvoerder van zijn vader was en waarover hijzelf een administratie had moeten bijhouden. Verzoeker was het met deze beslissing niet eens, aldus de rechter.
4.Beoordeling:
Uit de inhoud van het verzoek volgt dat het is gedaan naar aanleiding van de zitting van 20 oktober 2017. Echter, eerst bij brief d.d. 30 november 2017, ingekomen bij de rechtbank op 12 december 2017, heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend. Daartoe door de wrakingskamer in de gelegenheid gesteld, heeft verzoeker bij brief van 18 december 2017 toegelicht waarom hij het wrakingsverzoek niet eerder heeft ingediend; verzoeker wordt niet bijgestaan door een raadsman en hij was niet eerder op de hoogte van het bestaan van de mogelijkheid een rechter te wraken. Hoewel het wrakingsverzoek in een zeer laat stadium is ingediend, nota bene rond het verstrijken van de door de rechter gegeven reactietermijn, ziet de wrakingskamer in de gegeven toelichting voldoende aanleiding om verzoeker in zijn verzoek te ontvangen en over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van dit verzoek.