6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 17 juli 2017 op klaarlichte dag op een openbaar parkeerterrein meermalen met een vuurwapen op het slachtoffer geschoten, ten gevolge waarvan het slachtoffer onmiddellijk is overleden. Verdachte heeft daarmee het slachtoffer het meest fundamentele recht ontnomen, het recht op leven. Verdachte heeft ook de familie van het slachtoffer, in het bijzonder zijn vrouw en twee kinderen, onherstelbaar leed toegebracht, wat ook uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring is gebleken.
Misdrijven als het onderhavige schokken de rechtsorde zeer en dragen in hoge mate bij aan gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 juli 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake van een geweldsdelict is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 17 oktober 2017 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
- het over verdachte uitgebrachte psychologische rapport gedateerd 29 september 2017 van drs. D.B. Wisman, GZ-psycholoog.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis, namelijk een aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming. Deze ziekelijke stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
Op de dag van het tenlastegelegde lijkt de angst en somberheid bij betrokkene overheerst te hebben. Als dan de krenking komt dat M. de les wordt gelezen door het slachtoffer aan de telefoon, iemand die volgens betrokkene in hetzelfde schuitje zat, is het aannemelijk dat de onderliggende woede bij betrokkene de overhand kreeg, die hij 3 weken daarvoor ook voelde tijdens een afspraak met het slachtoffer, alleen bleef hij toen lachen. De woede van betrokkene kwam tot uiting in de heftigheid van zijn gedrag, want hij heeft meermaals geschoten waardoor het waarschijnlijk is dat het gaat om een impulsdoorbraak waardoor hij onvoldoende controle over zijn gedrag kon houden.
De aanpassingsstoornis met angstige en sombere stemming lijkt zodanig doorgewerkt te hebben in het tenlastegelegde dat geadviseerd wordt om betrokkene het tenlastegelegdeverminderd toe te rekenen, mits bewezen.
Door de aanpassingsstoornis met angstige en sombere stemming is betrokkene waarschijnlijk de situatie als steeds dreigender gaan ervaren voor zichzelf en zijn gezin, zonder dat hij daarvoor daadwerkelijke aanwijzingen kan noemen. Mogelijk speelt hierbij mee dat betrokkene zijn gevoelens rondom de vlucht van 5 jaar geleden weggedrukt heeft en dat daardoor er eerder een vervalsing is opgetreden, dat hij eerder en sterker de dreiging voelde. Zowel het traumatisch ervaren vluchtgedrag in het verleden als de aanpassingsstoornis met gemengde angstige en depressieve stemming kunnen zo de beleving en beoordeling van betrokkene van de stressor beïnvloed hebben, waardoor hij het slachtoffer als gevaarlijk(er) voor zichzelf en zijn gezin is gaan ervaren.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat verdachte niet heeft gehandeld uit agressie of geldbejag, maar dat sprake was van een impulsdoorbraak mede als gevolg van een ziekelijke stoornis. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat bij verdachte sprake is van oprecht doorleefde gevoelens van berouw. Verdachte heeft zich na het schietincident ook meteen aangegeven bij de politie omdat hij, zoals hij heeft verklaard, anders niet met zichzelf kon leven.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.