ECLI:NL:RBNHO:2018:607

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
15/800287-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moord en veroordeling voor doodslag met psychische overmacht als verweer

Op 30 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op [slachtoffer] op 17 juli 2017 te Akersloot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij onder druk stond van het slachtoffer, die hem jarenlang had bedreigd en afgeperst. De officier van justitie heeft vrijspraak van moord gevorderd en bewezenverklaring van doodslag. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van moord wegens het ontbreken van voorbedachte raad. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor moord en heeft de verdachte vrijgesproken van deze aanklacht. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel schuldig was aan doodslag, aangezien hij op impulsieve wijze met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten, wat heeft geleid tot diens overlijden. De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht verworpen, omdat de druk die de verdachte voelde niet zodanig was dat hij geen weerstand kon bieden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de psychische toestand van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen vuurwapens aan het verkeer worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar, zitting houdende te Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800287-17 (P)
Uitspraakdatum: 30 januari 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2017 te Akersloot, gemeente Castricum, in elk geval in Nederland [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) afgevuurd op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten moord, en tot bewezenverklaring van impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten doodslag.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van moord wegens het ontbreken van voorbedachte raad.
3.3.
VrijspraakEvenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte impliciet primair ten laste is gelegd, te weten moord, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat sprake is geweest van een impulsieve handeling van verdachte, waarbij geen ruimte was voor kalm beraad en rustig overleg.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 17 juli 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (dossierpagina 16-17);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, gedateerd 2 augustus 2017 inhoudende pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgemaakt door prof. dr. B. Kubat, arts en patholoog (dossierpagina 176-182).
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 juli 2017 te Akersloot, gemeente Castricum, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen meerdere kogels
afgevuurd op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Beroep op psychische overmacht
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte dit feit heeft gepleegd in een situatie van psychische overmacht.
Hij heeft hiertoe aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat de verdachte jarenlang is bedreigd en afgeperst door het slachtoffer. De psychische toestand van verdachte ten tijde van het delict, zoals weergegeven in de psychologische rapportage, in combinatie met zijn persoonlijkheid, werd hierdoor veroorzaakt en heeft op enig moment geleid tot het schieten op het slachtoffer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht.
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op psychische overmacht in de jurisprudentie zeer zelden wordt aangenomen. Het kan slechts slagen wanneer sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Daarbij geldt dat de reactie op genoemde drang dient te voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Op grond van de in deze zaak afgelegde getuigenverklaringen, de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat verdachte lange tijd onder druk heeft gestaan van het slachtoffer om telkens geld aan hem af te dragen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het slachtoffer het weekend direct voorafgaande aan 17 juli 2017 steeds meer druk op hem uitoefende om ook nu weer een geldbedrag van € 40.000,= te betalen. Het lukte verdachte niet meer om geld te regelen. Op 17 juli 2017 werd door het slachtoffer wederom druk op hem uitgeoefend. Hij moest hoe dan ook die dag betalen. Tijdens de ontmoeting met het slachtoffer zou verdachte opnieuw hebben gezegd dat hij het geld niet kon regelen. Vervolgens zou het slachtoffer in het bijzijn van verdachte telefonisch een ander onder druk hebben gezet, waardoor verdachte “getriggerd” zou zijn.
De rapporterend psycholoog heeft geconstateerd dat bij verdachte waarschijnlijk sprake is geweest van een impulsdoorbraak. Deze impulsdoorbraak zou veroorzaakt zijn door een bij verdachte geconstateerde ziekelijke stoornis in combinatie met de door het slachtoffer uitgeoefende druk en een eerdere bedreiging in het verleden door een ander. Vervolgens heeft verdachte een doorgeladen vuurwapen uit zijn auto gepakt en heeft meermalen op het slachtoffer geschoten.
Dat verdachte onder druk stond van het slachtoffer is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden, maar een concrete daadwerkelijke dreiging door het slachtoffer is niet aannemelijk geworden. Naar het oordeel van de rechtbank vormt de op verdachte uitgeoefende druk niet een drang waaraan hij geen weerstand kon of hoefde te bieden.
De door verdachte gevoelde druk kan zijn reactie (het doodschieten van het slachtoffer) dan ook niet rechtvaardigen. Zoals ook blijkt uit de psychologische rapportage is verdachte niet in een zodanige situatie terecht gekomen dat hij geen wilsvrijheid meer had. Hoewel verdachte door de psychologisch deskundige verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, heeft hij wel de keuze gehad om anders te handelen. Verdachte had dat ook kunnen weten, omdat uit de afgelegde getuigenverklaringen is gebleken dat vrienden en zakenpartners van verdachte andere wegen hadden gevolgd om van het slachtoffer af te komen. Zij deden geen zaken meer met hem of begonnen een civiele procedure, zonder dat het tot uitvoering van bedreigingen door het slachtoffer is gekomen.
Het verweer wordt daarom verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, ingeval het beroep op psychische overmacht wordt verworpen, bepleit de strafeis aanzienlijk te matigen, gelet op de eerder onder 5. genoemde bijzondere omstandigheden van het geval.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 17 juli 2017 op klaarlichte dag op een openbaar parkeerterrein meermalen met een vuurwapen op het slachtoffer geschoten, ten gevolge waarvan het slachtoffer onmiddellijk is overleden. Verdachte heeft daarmee het slachtoffer het meest fundamentele recht ontnomen, het recht op leven. Verdachte heeft ook de familie van het slachtoffer, in het bijzonder zijn vrouw en twee kinderen, onherstelbaar leed toegebracht, wat ook uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring is gebleken.
Misdrijven als het onderhavige schokken de rechtsorde zeer en dragen in hoge mate bij aan gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 juli 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake van een geweldsdelict is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 17 oktober 2017 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
- het over verdachte uitgebrachte psychologische rapport gedateerd 29 september 2017 van drs. D.B. Wisman, GZ-psycholoog.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis, namelijk een aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming. Deze ziekelijke stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
Op de dag van het tenlastegelegde lijkt de angst en somberheid bij betrokkene overheerst te hebben. Als dan de krenking komt dat M. de les wordt gelezen door het slachtoffer aan de telefoon, iemand die volgens betrokkene in hetzelfde schuitje zat, is het aannemelijk dat de onderliggende woede bij betrokkene de overhand kreeg, die hij 3 weken daarvoor ook voelde tijdens een afspraak met het slachtoffer, alleen bleef hij toen lachen. De woede van betrokkene kwam tot uiting in de heftigheid van zijn gedrag, want hij heeft meermaals geschoten waardoor het waarschijnlijk is dat het gaat om een impulsdoorbraak waardoor hij onvoldoende controle over zijn gedrag kon houden.
De aanpassingsstoornis met angstige en sombere stemming lijkt zodanig doorgewerkt te hebben in het tenlastegelegde dat geadviseerd wordt om betrokkene het tenlastegelegdeverminderd toe te rekenen, mits bewezen.
Door de aanpassingsstoornis met angstige en sombere stemming is betrokkene waarschijnlijk de situatie als steeds dreigender gaan ervaren voor zichzelf en zijn gezin, zonder dat hij daarvoor daadwerkelijke aanwijzingen kan noemen. Mogelijk speelt hierbij mee dat betrokkene zijn gevoelens rondom de vlucht van 5 jaar geleden weggedrukt heeft en dat daardoor er eerder een vervalsing is opgetreden, dat hij eerder en sterker de dreiging voelde. Zowel het traumatisch ervaren vluchtgedrag in het verleden als de aanpassingsstoornis met gemengde angstige en depressieve stemming kunnen zo de beleving en beoordeling van betrokkene van de stressor beïnvloed hebben, waardoor hij het slachtoffer als gevaarlijk(er) voor zichzelf en zijn gezin is gaan ervaren.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat verdachte niet heeft gehandeld uit agressie of geldbejag, maar dat sprake was van een impulsdoorbraak mede als gevolg van een ziekelijke stoornis. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat bij verdachte sprake is van oprecht doorleefde gevoelens van berouw. Verdachte heeft zich na het schietincident ook meteen aangegeven bij de politie omdat hij, zoals hij heeft verklaard, anders niet met zichzelf kon leven.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 pistool Glock 19 Austria (779979);
- 1 patroonhouder Glock (779980);
- 1 patroon Luger 9 mm (779978);
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken het bewezen verklaarde feit met behulp van die voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36b, 36c en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte impliciet primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 pistool Glock 19 Austria (779979);
- 1 patroonhouder Glock (779980);
- 1 patroon Luger 9 mm (779978).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. T. van Muijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2018.