ECLI:NL:RBNHO:2018:5887

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
15/800155-15, 15/800222-16, 15/800273-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heling van een bromfiets en diefstal van een quad met meerdere verdachten

Op 28 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van heling van een bromfiets en diefstal van een quad. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren aangebracht, gevoegd behandeld. De verdachte werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van een snorfiets, waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf was verkregen. Daarnaast werd hem verweten dat hij samen met anderen een quad had gestolen. Tijdens de zitting op 14 juni 2018 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van de heling en medeplichtigheid aan de diefstal, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten in zaak A en B, en sprak hem vrij van deze beschuldigingen. Echter, in zaak C werd de verdachte wel schuldig bevonden aan de heling van de quad en de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte had geprofiteerd van door anderen gepleegde misdrijven en dat zijn handelen bijdroeg aan de afzetmarkt voor gestolen goederen. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen tijd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/800155-15 (
A), 15/800222-16 (
B) en 15/800273-16 (
C),
23/003589-13 (tul) en 23/001282-14 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 28 juni 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.C. Panhorst en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.A. Groenendijk, advocaat te ‘s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Zaak A:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2015 tot en met 30 maart 2015 te Schagen, althans in Nederland, een (snor)fiets (merk Piaggio, type Ciao met kenteken [kenteken1] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde (snor)fiets wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 5 januari 2015 te Dirkshorn, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand in het Park de Horn heeft weggenomen een geldbedrag van 2000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Zaak B:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 27 mei 2016 te Sint Maartensbrug, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een tuin van een woning, gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een (bouw)radio en/of een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 27 mei 2016 te Sint Maartensbrug, gemeente Schagen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een tuin van een woning, gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een (bouw)radio en/of een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of aan verdachte, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 mei 2016 te Sint Maartensbrug, gemeente Schagen, en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] met zijn, verdachtes, voertuig naar de plaats delict te rijden en/of vervolgens in zijn, verdachtes, auto op die [medeverdachte 1] te wachten en/of (vervolgens) samen met [medeverdachte 1] met die door [medeverdachte 1] weggenomen (bouw)radio en/of boormachine, althans goed(eren), weg te rijden.
Zaak C:
Aan verdachte is, na toegestane wijziging van de tenlastelegging ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 10 juni 2016 te Vlijmen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een quad (met het kenteken [kenteken2] en/of van het merk Yamaha, type Banshee 350 Yfz), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders.
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2016 tot en met 17 juni 2016 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, althans in Nederland, een goed te weten een quad (met het kenteken [kenteken2] en/of van het merk Yamaha, type Banshee 350 Yfz) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Feit 2:
hij op of omstreeks 23 april 2016 en/of 24 april 2016 te Akersloot, gemeente Castricum, en/of Barsingerhorn, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, een goed te weten een quad (met het kenteken [kenteken3] en/of van het merk Yamaha, Banshee 350 Yfz) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in zaak A gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde opzetheling en tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit. In zaak B heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal. Voorts heeft de officier van justitie in zaak C gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling. Tot slot acht zij de onder 2 ten laste gelegde opzetheling bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in zaak A vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 en 2. Ter zake van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte wist dat hij op een gestolen snorfiets reed. Het enkele rijden door verdachte op de snorfiets zonder kenteken en het aanvankelijk aanrennen daarvan, is daartoe onvoldoende. Wat betreft de ten laste gelegde schuldheling refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat informatie afgeleid van een telefoon die in gebruik was bij verdachte, onvoldoende bewijs is voor zijn betrokkenheid. De telefoon van verdachte ging immers van hand tot hand.
In zaak B heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal en de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat van de voor medeplegen vereiste substantiële bijdrage van verdachte niet gebleken is. Het enkele feit dat verdachte iemand in zijn auto heeft laten meerijden, maakt daarnaast niet dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van het misdrijf, zoals is vereist voor medeplichtigheid.
In zaak C heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft zij daartoe aangevoerd dat het enkele in Vlijmen aanwezig zijn, niet maakt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van een quad. Ook voor de subsidiair ten laste gelegde heling is er onvoldoende bewijs. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van elkaar afwijken en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar elkaar wijzen. Verdachte wijst naar niemand en heeft een consistent verhaal.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak zaak A feit 2 en zaak B
Zaak A feit 2
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte in zaak A onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank stelt vast dat er belastende whatsapp-berichten zijn aangetroffen op de telefoon die in gebruik was bij verdachte en dat die telefoon daarnaast een zendmast heeft aangestraald in Dirkshorn ten tijde van de inbraak. Uit het dossier volgt evenwel dat de telefoon ook door anderen dan verdachte werd gebruikt, zodat uitsluitend voornoemde bewijsmiddelen, die in de kern zien op dezelfde bron (de telefoon), onvoldoende zijn voor de conclusie dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte (al dan niet met anderen) de inbraak in een pand in het Park de Horn te Dirkshorn heeft gepleegd.
Zaak B
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Uit het dossier volgt niet dat verdachte een uitvoeringshandeling heeft verricht ten aanzien van het wegnemen van de goederen van [benadeelde 2] , noch dat hij enige substantiële bijdrage heeft geleverd aan het wegnemen van die goederen door een ander.
De rechtbank is voorts – met de raadsvrouw – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe dat de aangever twee mannen de hoek om heeft zien lopen, dat hij die mannen op enig moment niet meer heeft gezien en dat hij vervolgens een auto hoorde starten. Vervolgens zag de aangever dat de man met een tatoeage in zijn nek zijn tuin in liep (dit bleek medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn), dat die man zijn rode bouwradio meenam en daarna in een rode Opel Astra stapte (dit bleek de auto van verdachte te zijn). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bestuurder van de Opel was, maar dat hij niet wist dat [medeverdachte 1] een radio zou stelen en dat hij ook niet heeft gezien dat [medeverdachte 1] dat heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat het opzet op het gronddelict, zoals is vereist voor medeplichtigheid, op basis van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu een scenario zoals verklaard door verdachte niet valt uit te sluiten. Gelet hierop zal verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in zaak A onder 1 en in zaak C onder 1 primair en 2 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van zaak A, feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd, redengevend zijn voor het bewijs dat verdachte de snorfiets voorhanden heeft gehad terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daarvoor acht de rechtbank met name bepalend dat verdachte de snorfiets moest aanrennen om daarmee te kunnen rijden en dat hij, naar hij heeft verklaard, wist dat er geen kenteken op zat. Daarbij komt dat verdachte toen hij rijdend op de snorfiets werd aangesproken, direct rechtsomkeert maakte waarna hij zich ontdeed van de bromfiets en wegrende, om vervolgens, toen hij werd vastgegrepen, spontaan te zeggen dat de bromfiets niet van hem was.
Ten aanzien van zaak C
Onder feit 1 primair wordt verdachte het medeplegen van de diefstal van een quad te Vlijmen verweten. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn eigen auto met aanhanger achter [medeverdachte 2] is aangereden naar Vlijmen. [medeverdachte 2] is daar in een gestolen auto naartoe gereden. Terwijl [medeverdachte 2] met de verkoper van de quad een afspraak maakte over een proefrit, stond verdachte iets verderop op hem te wachten. Vervolgens is de quad op de aanhanger achter de auto van verdachte gereden en zijn verdachte en [medeverdachte 2] , onder achterlating van de gestolen auto, in de auto van verdachte weggereden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet zou hebben geweten dat [medeverdachte 2] de quad wederrechtelijk had weggenomen niet aannemelijk, reeds omdat dit niet te rijmen is met het achterlaten van de eigen (gestolen) auto van [medeverdachte 2] .
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in zaak A, onder 1 en in zaak C onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Zaak A
Feit 1:
hij in de periode van 28 maart 2015 tot en met 30 maart 2015 te Schagen, althans in Nederland, een snorfiets (merk Piaggio, type Ciao met kenteken [kenteken1] ), voorhanden heeft gehad , terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde snorfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak C
Feit 1, primair
hij op 10 juni 2016 te Vlijmen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een quad (met het kenteken [kenteken2] en van het merk Yamaha, type Banshee 350 Yfz), toebehorende aan [benadeelde 3] .
Feit 2:
hij op 23 april 2016 en/of 24 april 2016 te Akersloot, gemeente Castricum, en/of Barsingerhorn, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, een goed te weten een quad (met het kenteken [kenteken3] en van het merk Yamaha, Banshee 350 Yfz) heeft verworven, voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
Schuldheling.
Ten aanzien van zaak C, feit 1, primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het in zaak A onder feit 1 en in zaak C onder feit 1 primair bewezenverklaarde zou ontbreken. Het aldaar bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
Overweging met betrekking tot het in zaak C bewezenverklaarde feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het in zaak C onder 2 ten laste gelegde feit weliswaar kan worden bewezen, maar niet als heling kan worden gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het namelijk aannemelijk dat verdachte de betreffende quad heeft verworven en voorhanden heeft gehad door het (mede)plegen van de diefstal daarvan. Die diefstal is aan verdachte echter niet ten laste gelegd. Naar vaste jurisprudentie is ten aanzien van degene die van heling wordt verdacht maar die het betreffende voorwerp zelf door enig misdrijf heeft verkregen, een veroordeling voor heling uitgesloten. Verdachte zal dan ook ten aanzien van dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte ten aanzien van het in zaak A onder feit 1 en in zaak C onder feit 1 primair bewezenverklaarde uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met opheffing van de reeds geschorste bevelen voorlopige hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij een eventuele strafoplegging de rechtbank verzocht rekening te houden met de ouderdom van de zaken en de positieve lijn die verdachte inmiddels heeft ingezet. Een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren zou wat de raadsvrouw betreft in het geval van een veroordeling passend zijn.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een bromfiets. Met dit handelen heeft verdachte geprofiteerd van door anderen gepleegde misdrijven en heeft hij aldus bijgedragen aan het in stand houden van de afzetmarkt voor gestolen goederen.
Voorts heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een quad. Dit is een hinderlijk feit dat aanzienlijke schade en ook ergernis veroorzaakt bij de benadeelde en in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving creëert. Door aldus te handelen heeft verdachte er voorts blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 mei 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk wegens vermogensdelicten is veroordeeld. Verdachte liep bovendien ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in meerdere proeftijden van eerdere voorwaardelijke veroordelingen. De rechtbank weegt deze omstandigheden ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 10 november 2017 van [reclassering] , reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Fivoor. In dit advies constateert de reclassering dat verdachte een positieve wending heeft gegeven aan zijn leven en dat verwacht wordt dat hij deze zal volhouden. In het opnieuw opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling ziet de reclassering dan ook geen meerwaarde meer.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die met betrekking tot soortgelijke bewezen verklaarde feiten plegen te worden opgelegd, en met het aanzienlijke tijdsverloop.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, met aftrek van voorarrest, in combinatie met een taakstraf van het na te noemen aantal uren, passend en geboden. De rechtbank zal, gelet op het tijdsverloop en de wending ten goede in het leven van verdachte, bepalen dat een gedeelte van de taakstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 9 juli 2014 in de zaak met parketnummer 23/003589-13 heeft het gerechtshof te Amsterdam verdachte ter zake van diefstal en poging tot diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 30 september 2014 aan verdachte toegezonden. De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 24 juli 2014 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de rechtbank de vordering zal afwijzen.
Bij arrest van 3 december 2014 in de zaak met parketnummer 23/001282-14 heeft het gerechtshof te Amsterdam verdachte ter zake van poging tot diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 27 november 2015 aan verdachte toegezonden. De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 13 oktober 2015 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog gedeeltelijk ten uitvoer zal worden gelegd en dat deze omgezet zal worden in een taakstraf voor de duur van 60 uren.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vorderingen te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen de proeftijden schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten, als bewezen verklaard in de onderhavige zaak en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, nu zij de tenuitvoerlegging vanwege het grote tijdsverloop en eerder genoemde positieve wending in het leven van verdachte niet langer opportuun acht. Gelet daarop zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte
  • onder parketnummer 15/800155-15 onder 2 ten laste is gelegd en
  • onder parketnummer 15/800222-16 primair en subsidiair ten laste is gelegd
en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de feiten
  • onder parketnummer 15/800155-15 onder 1 en
  • onder parketnummer 15/800273-16 onder 1 primair en 2
heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Stelt vast dat het bewezenverklaarde onder parketnummer 15/800273-16 onder 2 niet als heling kan worden gekwalificeerd en ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Bepaalt dat de onder parketnummer 15/800155-15 onder 1 en onder parketnummer 15/800273-16 onder 1 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte voor de onder parketnummer 15/800155-15 onder 1 en onder parketnummer 15/800273-16 onder 1 primair bewezen verklaarde feiten strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte groot
60 (zestig) uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst af de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij de arresten van het gerechtshof Amsterdam in de zaken met parketnummers 23/003589-13 en 23/001282-14 opgelegde voorwaardelijke straffen.
Heft op de reeds geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van verdachte in de zaken met de parketnummers 15/800155-15, 15/800222-16 en 15/800273-16.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.P. Boon, voorzitter,
mrs. N.O.P. Roché en A. Warmerdam, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Kruit,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2018.
BIJLAGE
De bewijsmiddelen
De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Ten aanzien van parketnummer15/800155-15, feit 1

1.De door verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2018 afgelegde verklaring –

zakelijk weergegeven – inhoudende:

‘Ik reed op die brommer. Ik moest de brommer aanrennen. Ik had gezien dat de brommer geen kenteken had.’
2.
Een proces-verbaal van aangifte (pagina’s 16, 17 en 18). Dit proces-verbaal houdt
– zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 28 maart 2015 afgelegde verklaring door aangever [aangever 1] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1] afgelegde verklaring:
‘Op 28 maart 2015 omstreeks 00.10 uur werd ik gebeld door mijn broer. Ik hoorde hem zeggen: “Je brommer wordt nu gestolen. Ik zag twee jongens in de richting van het parkje, gelegen achter het Westerpark, met je bromfiets weglopen”. Mijn brommer is een snorfiets, Piaggio Ciao, kenteken [kenteken1] .’

3.Een proces-verbaal van verhoor (pagina’s 6 en 7). Dit proces-verbaal houdt –

zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 maart 2015 ten overstaan van verbalisant [verbalisant 2] door getuige [getuige 1] afgelegde verklaring:

‘Ik reed zojuist in mijn auto in Schagen. Vorige week is de brommer van [aangever 1] gestolen. Ik wist dat de koplamp van de brommer kapot was en dat er geen glas meer in zat. Ik zag een jongen op een brommer rijden zonder kenteken en ik zag dat de koplamp kapot was. Ik besloot om de jongen op de brommer aan te spreken. Ik zag dat de jongen op de brommer direct omkeerde. Ik zag dat hij stopte bij een woning en over het hek klom. Ik rende achter de jongen aan. Ik pakte de jongen vast. Ik hoorde dat de jongen zei: “Het is niet mijn brommer maar van een vriend van mij”.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina’s 3 en 4). Dit proces-verbaal houdt –
zakelijk weergegeven – onder meer in als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :
‘Wij verbalisanten kwamen op 30 maart 2015 ter plaatse bij de Wadweg te Schagen. Wij zagen een zwarte bromfiets in de berm liggen en dat deze was overgespoten. Ik [verbalisant 3] trok in de interne systemen het kenteken [kenteken1] na en zag dat deze gesignaleerd stond als zijnde gestolen sinds 28 maart 2015. Wij zagen dat de framenummers overeenkwamen.’
Ten aanzien van parketnummer 15/800273-16, feit 1

5.Een proces-verbaal van verhoor (pagina’s 360, 361 en 362). Dit proces-verbaal

houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de op 30 juni 2016 afgelegde verklaring door verdachte ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

[medeverdachte 2] heeft een quad opgehaald in Vlijmen en ik heb verderop gewacht. Ik ben op de heenweg achter hem aangereden, in mijn auto met daarachter een aanhanger. [medeverdachte 2] reed met een Opel en had deze daar achtergelaten. De quad was daarna op de aanhanger gezet.
6.
Een proces-verbaal van aangifte (pagina’s 245 tot en met 247). Dit proces-verbaal
houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 21 juni 2016 afgelegde verklaring door aangever [aangever 2] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 6] afgelegde verklaring:
‘Op 10 juni 2016 heb ik met een persoon een afspraak gemaakt voor de verkoop van mijn quad Yamaha Yfz 350 Banshee met kenteken [kenteken2] . Ik zag omstreeks 19.00 uur een Opel aanrijden. Ik heb deze persoon toestemming gegeven om op mijn terrein te Vlijmen een proefrit te maken op de quad. Ik zag dat de man door de poort linksaf richting Vlijmen reed. De man had de door hem geparkeerde auto achtergelaten en is niet meer terug gekomen’.

7.Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 187 tot en met 193)Dit proces-

verbaal van 3 augustus 2016 houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :

‘Op 12 juni 2016 heb ik een onderzoek verricht naar de historische verkeersgegevens (printlijsten). Op 10 juni 2016 straalt de telefoon van [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer] om 19.12 uur een zendmast aan in Vlijmen. Deze dag is een quad gestolen in Vlijmen.’

8.Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 197 tot en met 199)Dit proces-

verbaal van 3 augustus 2016 houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :

‘Op 3 augustus 2016 heb ik in DSC gekeken met wie of welke telefoons [verdachte] contact heeft gehad of gezocht. Op 10 juni 2016 heeft toestel [verdachte] op 17:41 uur en op 18:56 uur telefonisch contact met het toestel van aangever [aangever 3] in Vlijmen, waarbij masten in Maarssenbroek en Bruchem worden aangestraald.’
9.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina’s 291 tot en met 301). Dit proces-verbaal
houdt - zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 20 juni 2016 afgelegde verklaring door verdachte [medeverdachte 2] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
‘Die quad uit Vlijmen heb ik gestolen. Ik was daar met [verdachte] heengegaan’.
Ten aanzien van parketnummer 15/800273-16, feit 2

10.Een proces-verbaal van aangifte (pagina’s 233 tot en met 237). Dit

proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 23 april 2016 afgelegde verklaring door aangever [aangever 3] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 8] afgelegde verklaring:

‘Op 23 april 2016 had ik met een persoon omstreeks 16.00 uur een afspraak gemaakt voor de verkoop van mijn quad Yamaha Banshee Yfz 350 met kenteken [kenteken3] . Ik had de quad al klaargezet in mijn loods te Nieuwveen. Ik zag dat hij kwam aanrijden in een Alfa Romeo. De man is vervolgens rond 16.16 uur weggereden op de quad het erf af. Hij had de door hem geparkeerde auto achtergelaten en is niet meer terug gekomen. De achtergelaten Alfa Romeo bleek van diefstal afkomstig te zijn.’

11.Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 35)Dit proces-

verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :

‘Op 24 april 2016 zijn wij ter plaatse gegaan naar de [adres]
(de rechtbank begrijpt het verblijfadres van verdachte).Aldaar zagen wij in de tuin een quad staan, voorzien van kenteken [kenteken3] ’ .

12.Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 187 tot en met 193)Dit proces-

verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :

‘Op 12 juni 2016 heb ik onderzoek een onderzoek verricht naar de historische verkeersgegevens (printlijsten). Op 23 april 2016 straalt de telefoon van [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer] om 16.02 uur een zendmast aan in Nieuwveen. Deze dag is een quad gestolen in Nieuwveen’.

13.Een proces-verbaal van verhoor (pagina 305). Dit proces-verbaal

houdt - zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 21 juni 2016 afgelegde verklaring door verdachte [medeverdachte 2] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 5] :

‘De quad in Nieuwveen heb ik met [verdachte] gestolen’.
Ten aanzien van parketnummer 15/800273-16, feiten 1 en 2

14.Een proces-verbaal van verhoor (pagina 307). Dit proces-verbaal

houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 21 juni 2016 afgelegde verklaring door verdachte [medeverdachte 2] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 5] :

‘We wilden eigenlijk allemaal een eigen quad en anders gewoon de opbrengst splitten’.