ECLI:NL:RBNHO:2018:5885

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
15/189524-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld; bewezenverklaring; vordering bnp toegewezen

Op 26 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 mei 2016 in Zaandam, waar de verdachte de aangeefster, een vrouwelijke gast die bij hem verbleef, heeft verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 12 juni 2018 heeft de officier van justitie, mr. A. van Eck, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G. Palanciyan, heeft betoogd dat het feit bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van enkele handelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen.

De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en DNA-onderzoek geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als overtuigend beschouwd, waarbij ook het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen in aanmerking is genomen. De verdachte heeft de integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden, wat heeft geleid tot langdurige psychische en emotionele gevolgen voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de beslissing. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en is de verdachte verplicht om deze schade te vergoeden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schade is vastgesteld op € 7.500,00 en de proceskosten op € 1.159,57. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/189524-17 (P)
Uitspraakdatum: 26 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G. Palanciyan, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- de vagina en/of de borsten, althans het lichaam van die [slachtoffer] betast met zijn handen en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen op de grond heeft gegooid en/of
- die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] (hard) in haar gezicht en/of haar mond heeft geknepen en/of
- zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer] in haar keel heeft geknepen en/of
- de onderkleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] heeft opgetild en/of op het bed gegooid en/of
- die [slachtoffer] bij haar armen heeft vastgehouden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het tweede gedachtestreepje op de tenlastelegging met betrekking tot de verrichte handelingen, namelijk ‘
zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht’.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
 Een proces-verbaal van bevindingen informatie gesprek zeden d.d. 18 mei 2016 (dossierpagina’s 17 - 19), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
p. 17
Ook lukte het hem om met een stukje van zijn penis in haar vagina te gaan. Terwijl hij dat deed hield hij haar met zijn armen vast.
Ook heeft hij haar geslagen en hard in haar mond geknepen.

Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 19 mei 2016 (dossierpagina’s 20 – 30), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
p. 20
Plaats delict: [plaats delict]
Pleegdatum/tijd: Op woensdag 18 mei 2016 tussen 2.30 en 5.00 uur.
p. 21
Die [verdachte] pakte met zijn handen mij bij mijn gezicht en mond. Hij heeft mij op de grond gegooid. Hij begon mij half te wurgen. [verdachte] probeerde mij te verkrachten. Hij heeft mij op de grond gegooid en heeft mijn legging uitgetrokken. Hij heeft alles uitgetrokken. Hij probeerde mij te betasten, aan te raken aan mijn mond en mijn gezicht. (…)
Hij heeft mij naar zijn kamer gebracht toen. Hij heeft mij op bed gegooid en hij heeft mij verkracht.
p. 23
V: Jij zegt dat hun jullie begonnen te betasten. Wat deden hun?
A: Volledig betasten, onze borsten en vagina, een totale aanraking. [verdachte] deed dit bij mij.
p. 24
V: Wat deed [verdachte] dan?
A: Toen heeft hij met zijn hand mijn gezicht hard aangepakt. Hij hield mij met één hand vast aan mijn gezicht en met zijn andere hand betastte hij mij
V: Hoe gooide [verdachte] jou op de grond?
A: Hij heeft mij op de grond gegooid en ik lag met mijn hoofd onder de tafel, die bij de deur in de slaapkamer stond.
p. 25
V: Op welk moment begint [verdachte] jou half te wurgen?
A: Toen ik hem gebeten had.
V: Hoe lukte het [verdachte] om jouw kleding uit te trekken?
A: Met één hand heeft hij mij uitgekleed en die andere hand hield hij op mijn mond.
V: Welke kleding trok hij uit?
A: Mijn onderbroek en legging.
V: Wat deed [verdachte] toen?
A: Toen is hij begonnen mij te betastten, zijn vingers in mijn vagina te stoppen en naderhand zijn penis ook.
p. 26
V: Hoe lag jij toen op het bed?
A: Hij heeft mij op het bed gegooid, met mijn rug op het bed. Hij ging boven op mij liggen.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Hij heeft mij op bed gegooid. Hij heeft een condoom aangetrokken. Hij zei toen dat hij alleen met de punt van zijn penis in mij wilde om klaar te komen. Ik weet niet hoe diep hij is gegaan. Hij heeft gepenetreerd.

Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 19 mei 2016 (dossierpagina’s 32 – 40), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
p. 33
V: En wat gebeurde er daarna?
A: Die ene die bij [slachtoffer] was heeft haar vastgepakt, haar op de grond gegooid, hij heeft haar mond bedekt omdat zij schreeuwde en hij heeft haar mishandeld.
V: Weet je hoe die man heet?
A: Ik moet even kijken op Couchsurfing, daar staat zijn profiel. Wij zijn op deze manier bij hem terecht gekomen
O: De getuige laat ons via haar telefoon, het profiel zien van de man die [slachtoffer] heeft mishandeld, Wij, verbalisanten zien dat de man vermoedelijk [verdachte] heet. Dat is te zien op zijn profiel. Er staan diverse foto's van een man op het profiel. Getuige zegt ons dat dit dezelfde man is, waarover zij op dit moment spreekt.
p. 34
V: Wat heb jij gezien toen [getuige 2] de deur opendeed?
A: Ik zag dat [verdachte] boven op [slachtoffer] lag en dat hij haar de mond bedekte.
V: En dan?
A: Vervolgens kwam [slachtoffer] uit de slaapkamer, onder het bloed, een opgezwollen gezicht en in elkaar geslagen.
p. 35
V: Hoe bedekte [verdachte] precies de mond van [slachtoffer] ?
A: Met zijn hand, hij heeft haar hand voor haar mond gehouden.
V: Hoe deed hij dat precies?
A: Hij heeft dit met de palm van zijn hand gedaan. Het gebeurde toen hij bovenop haar lag.
V: Hoe heeft hij [slachtoffer] op de grond gegooid en waar was dat precies?
A: De eerste keer heeft hij haar in zijn slaapkamer op de grond gegooid. De tweede keer heeft hij haar in de zitkamer op de grond gegooid, onder de tafel en hij heeft haar vastgehouden.

Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 7 maart 2017 (dossierpagina’s 46 – 52), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
p. 50
V: Wat heb jij gezien wat er in de woonkamer tussen [verdachte] en [slachtoffer] gebeurde?
A: Ik zag dat hij het meisje probeerde te dwingen seks met hem te hebben Het meisje was aan het huilen.
p. 51
V: Zag je nog verwondingen aan haar gezicht?
A: Toen zij eruit kwam, zag zij er akelig uit. Zo ziet iemand eruit die net in elkaar geslagen is. Dat kon ik wel zien.

Een schriftelijk bescheid, te weten een door de GGD Amsterdam opgestelde geneeskundige verklaring – zedendelict (dossierpagina’s 57 – 58), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
p. 57 en 58
letsel:-Op de rechterkaak 6 a 7 kleine krasverwondingen tot aan de mondhoek.
- Aan de onderlip bij de rechter mondhoek een blauwe verkleuring van ongeveer een halve cm doorsnede.
- Meerdere wondjes aan het slijmvlies van de binnenkant van de lippen, zowel boven als onder.
- Onderaan de rechter neusvleugel een donker verkleurd plekje van 3 a 4 mm doorsnede, en daaronder een van 2 mm doorsnede.
- In de hals links twee onregelmatig gevormde rode vlekken van 1 bij 0,5 cm en 1 cm doorsnede.
- Ter hoogte van het rechter schouderblad een gebied van roodheid en oppervlakkig schaafletsel van 2 bij 0,5 cm.
- Op de rechterflank een rode plek met oppervlakkig schaafletsel van ongeveer 7 bij 1,5 cm.
- Aan de achterkant van de rechter bovenarm een onregelmatig gevormde donkere verkleuring van ongeveer 2 bij 1,5 cm.
- Aan de achterkant van de rechter bovenarm, net boven de elleboog, een donkere verkleuring van ongeveer 7-8 mm doorsnede.
- Op de rechterbil een donkere ronde verkleuring van ongeveer 2,5 cm doorsnede.
- Op het linker dijbeen twee verkleuringen boven elkaar, van resp. 1 cm doorsnede en 1 bij 2 cm.
- Aan de achterzijde van het rechter bovenbeen een donkere verkleuring van 1 cm doorsnede.
- Op het rechter scheenbeen een langwerpige donkere verkleuring van ongeveer 4 bij 2 cm.

Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Zaandam op 18 mei 2016, d.d. 16 juni 2017 (dossierpagina’s 87 – 90), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
p. 87
p. 88
DNA-onderzoekOnderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
ZAAC5418NL#01 bemonstering 'half/diep vaginaal (droog)'
ZAAC5418NL#02 bemonstering 'diep vaginaal (droog)'
RABF6929NL referentiemonster wangslijmvlies van het slachtoffer [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] )
RABN5230NL referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte [verdachte]
(geboren op [geboortedatum] )
Resultaten, interpretatie en conclusieOp grond van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het vergelijkend DNA-onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
Bemonsteringen ZAAC5418NL#01 en #02 van de vaginaDe bemonsteringen ZAAC5418NL#01 en #02 bevatten sperma dat afkomstig kan zijn van [verdachte] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van het sperma is kleiner dan één op één miljard.

Een aanvullend proces-verbaal bevattende een fotomap met daarin opgenomen foto’s van het letsel van slachtoffer [slachtoffer] (losse bijlage)
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 mei 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- de vagina en de borsten van die [slachtoffer] betast met zijn handen en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen op de grond heeft gegooid en
- die [slachtoffer] heeft geslagen en
- die [slachtoffer] (hard) in haar gezicht en/of haar mond heeft geknepen en
- zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en
- die [slachtoffer] in haar keel heeft geknepen en
- de onderkleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en
- die [slachtoffer] heeft opgetild en op het bed gegooid en
- die [slachtoffer] bij haar armen heeft vastgehouden.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op: verkrachting.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Gelet op het tijdsverloop waarbij verdachte constant in onzekerheid heeft gezeten en omdat hij deze periode als zeer zwaar heeft ervaren, verzoekt de raadsman van verdachte de zaak anders af te doen dan zoals geëist door de officier van justitie.
Primair verzoekt de raadsman een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen bijvoorbeeld een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met daarbij een proeftijd van 3 jaren. Verdachte kan dan 3 jaar lang werken aan zijn problematiek met dien verstande dat als verdachte wederom de fout ingaat, hij alsnog de gevangenis in gaat.
Subsidiair verzoekt de raadsman een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. In dit geval zal het slachtoffer genoegdoening krijgen doordat verdachte daadwerkelijk naar de gevangenis moet, en houdt verdachte enig uitzicht doordat er een hulpverleningstraject opgezet kan worden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in mei 2016 schuldig gemaakt aan een brute verkrachting van een vrouwelijke gast die bij hem verbleef doordat verdachte een slaapplek aanbood via www.couchsurfing.com. Verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen lustgevoelens en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de schade die hij bij aangeefster heeft aangericht, hetgeen wordt bevestigd door het aangetroffen letsel bij het slachtoffer. Het slachtoffer heeft op enig moment zelfs voor haar leven gevreesd. Door aldus te handelen, heeft verdachte de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer op een verstrekkende manier geschonden. Bovendien heeft verdachte enige tijd na de verkrachting nog contact opgenomen met het slachtoffer, en het slachtoffer vreesde dat verdachte op de hoogte was van haar persoonsgegevens, zoals haar adres.
Een verkrachting is in zijn algemeenheid een uitermate traumatische gebeurtenis voor het slachtoffer, met niet zelden langdurige psychische en emotionele gevolgen. In deze zaak is dat zeker ook het geval, zoals blijkt uit de verklaringen van het slachtoffer. Zij heeft middels het spreekrecht en een schriftelijke verklaring onder woorden gebracht welke ingrijpende gevolgen deze verkrachting voor haar heeft gehad. Verdachte heeft door zijn handelen haar leven voorgoed veranderd. Het behoeft ten slotte geen betoog dat verkrachtingen gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen in de samenleving en dat vrouwen zich hierdoor in zijn algemeenheid minder veilig voelen.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat – met name uit een oogpunt van vergelding – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman voorgestelde (deels) voorwaardelijke straf niet passend is bij een dergelijke gewelddadige verkrachting waarbij verdachte geen enkel inzicht heeft willen geven over zijn motieven. Daarnaast is er geen onderzoek gedaan naar de persoon van verdachte door de reclassering, waardoor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij de oplegging van bijzondere voorwaarden niet is geïndiceerd.
In de zogenoemde ‘LOVS-oriëntatiepunten’ wordt bij verkrachting een gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. LOVS-oriëntatiepunten beogen de straf weer te geven die rechters voor het modale feit, dat wil zeggen de meest voorkomende verschijningsvorm van het strafbare feit, plegen op te leggen. Zij komen tot stand na een inventarisatie van de praktijk van de straftoemeting. De rechtbank constateert dat het oriëntatiepunt voor verkrachting voor het laatst is geactualiseerd in 2016. Dat dit oriëntatiepunt ook nu nog zou moeten gelden als uitgangspunt voor de meest voorkomende verschijningsvorm van verkrachting, onderschrijft de rechtbank niet. De rechtbank acht zich gesteund in deze zienswijze door recent opgelegde straffen in - tot op zekere hoogte - soortgelijke zaken. De rechtbank ziet een gevangenisstraf van twee jaar dan ook eerder als de ondergrens voor een vaginale of orale verkrachting.
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde 24 maanden gevangenisstraf in deze zaak, gelet op de vorengenoemde omstandigheden geen passende straf zou vormen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan de door de officier van justitie geëiste 36 maanden gevangenisstraf.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vordering
De benadeelde partij
[slachtoffer]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 21.805,22 ingediend tegen verdachte, bestaande uit € 1.805,22 wegens materiële schade en
€ 20.000,00 wegens immateriële schade, die zij als gevolg van het tenlastegelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
Materiële schade:
  • Treinreis t.b.v. officiersgesprek slachtoffer € 322,00
  • Vliegreis vriendin t.b.v. officiersgesprek € 135,36
  • Treinreis t.b.v. zitting € 443,00
  • Treinreis t.b.v. zitting partner slachtoffer € 443,00
  • Hotelovernachting t.b.v. officiersgesprek € 188,29
  • Hotelovernachting t.b.v. zitting € 273,57
Immateriële schade
- Smartengeld € 20.000,00
Totaal: € 21.805,22 + wettelijke rente
7.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de materiële schade nu deze voldoende is onderbouwd. De officier van justitie merkt hierbij op dat de gemaakte kosten voor de vriendin en partner weliswaar niet direct in verband staan met het gepleegde feit, maar dat deze kosten alsnog toewijsbaar zijn gelet op de aard van het delict en het gegeven dat het slachtoffer in het buitenland woonachtig is. Hierdoor is het naar Nederland afreizen voor een officiersgesprek en de zitting – waarbij het slachtoffer geconfronteerd zal worden met haar verkrachter – dermate ingrijpend dat bijstand van een vriendin/haar partner begrijpelijk is en de daardoor gemaakte kosten als rechtstreeks verband houdend met het delict kunnen worden aangemerkt. Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van de immateriële schade is de officier van justitie van mening dat deze gematigd dient te worden tot een bedrag van € 10.000,00.
7.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de materiële schadeposten ‘
Treinreis t.b.v. officiersgesprek slachtoffer’, ‘
Vliegreis vriendin t.b.v. officiersgesprek’ en ‘
Treinreis t.b.v. zitting partner slachtoffer’ afgewezen dienen te worden en overweegt hiertoe als volgt. De kosten gemaakt voor de vriendin en haar partner zijn geen rechtstreeks gevolg van het ten laste gelegde feit en dienen derhalve te worden afgewezen. Voorts had het officiersgesprek middels een videoconferentie plaats kunnen vinden, waardoor deze kosten onnodig zijn gemaakt, zodat ook deze post afgewezen dient te worden.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade verzoekt de raadsman dit bedrag te matigen tot € 2.000,00.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende omtrent de reiskosten en de kosten van de hotelovernachtingen die zijn gemaakt in verband met het bijwonen van het gesprek met de officier van justitie. Deze schade kan niet aangemerkt worden als rechtstreeks voortvloeiende uit het bewezenverklaarde feit. Ook betreffen de kosten die ten behoeve van het gesprek met de officier van justitie zijn gemaakt, geen proceskosten in de zin van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze kosten dan ook niet- ontvankelijk verklaren.
De reiskosten en de kosten van de hotelovernachtingen die zijn gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting zijn als proceskosten toewijsbaar. De rechtbank acht het redelijk – gelet op de ernst van het feit en de daarbij ontstane emotionele schade bij het slachtoffer – dat zij haar partner ter ondersteuning heeft meegenomen. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 1.159,57 worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze - gelet op de aard van het delict en de door het slachtoffer aannemelijk gemaakte psychische schade - tot een bedrag van € 7.500,00 kan worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij van de immateriële schade de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZESENDERTIG [36] MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.500,00als vergoeding van de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, tot op heden begroot op
€ 1.159,57vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 7.500,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
72 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.I. de Jong, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2018.
mr. D.G.M. van den Hoogen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.