ECLI:NL:RBNHO:2018:5877
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot de jaren 2009 en 2010
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een autorijschoolhouder, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor de jaren 2009 en 2010, alsook tegen opgelegde vergrijpboetes. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tegen de navorderingsaanslag voor 2009 niet-ontvankelijk was, omdat dit te laat was ingediend. De rechtbank merkte op dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 10 maart 2015 was verstreken, terwijl het bezwaar pas op 27 maart 2015 was ingediend. Eiser had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een uitzondering op deze termijnoverschrijding rechtvaardigden.
Wat betreft de navorderingsaanslag voor 2010 oordeelde de rechtbank dat de aanslag op basis van een redelijke schatting was vastgesteld, maar dat eiser niet had aangetoond dat de aanslag onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de vergrijpboete van € 100 terecht was opgelegd, omdat eiser grove schuld kon worden verweten. De rechtbank verklaarde het beroep betreffende 2009 gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2009 en de boetebeschikking, maar verklaarde het beroep betreffende 2010 ongegrond. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld en het griffierecht werd vergoed.