In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Easyjet vanwege de annulering van zijn vlucht van Liverpool naar Amsterdam op 3 juni 2016. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. Easyjet heeft de annulering van de vlucht betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een onverwacht vliegveiligheidsprobleem veroorzaakt door onhandelbare passagiers aan boord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Easyjet onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de situatie met de onhandelbare passagiers niet inherent was aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. De rechter oordeelde dat Easyjet niet kon aantonen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. Hierdoor werd de vordering van de passagier toegewezen, en werd Easyjet veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente.