ECLI:NL:RBNHO:2018:5873

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
5845543
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door onhandelbare passagiers

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Easyjet vanwege de annulering van zijn vlucht van Liverpool naar Amsterdam op 3 juni 2016. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. Easyjet heeft de annulering van de vlucht betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een onverwacht vliegveiligheidsprobleem veroorzaakt door onhandelbare passagiers aan boord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Easyjet onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de situatie met de onhandelbare passagiers niet inherent was aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. De rechter oordeelde dat Easyjet niet kon aantonen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. Hierdoor werd de vordering van de passagier toegewezen, en werd Easyjet veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5845543 \ CV EXPL 17-3063
Uitspraakdatum: 11 juli 2018
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk), kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Easyjet
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 13 maart 2017 een vordering tegen Easyjet ingesteld. Easyjet heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Easyjet een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Easyjet een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Easyjet de passagier diende te vervoeren van Liverpool naar Amsterdam op 3 juni 2016, hierna de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. Easyjet heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht met vluchtnummer EZY9909.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Easyjet gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Easyjet heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Easyjet bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Easyjet vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Easyjet betwist de vordering. Zij voert aan dat zij geen compensatie verschuldigd is aan de passagier nu de annulering van de onderhavige vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Op de onderhavige vlucht deed zich een onverwacht vliegveiligheidsprobleem voor die gevolgen had voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Kort na het vertrek en het opstijgen van het onderhavige toestel misdroeg een passagier zich zodanig dat de gezagvoerder heeft besloten om terug te keren naar de luchthaven Liverpool, waar de passagier van boord is verwijderd. Nadat de vlucht opnieuw klaar stond voor vertrek, misdroeg een groep van 15 passagiers zich ook zodanig dat de gezagvoerder van oordeel was dat door deze situatie de veiligheid van het personeel en de bemanning ernstig in het gedrang kwam. Het vertrek werd afgebroken en de vlucht keerde terug naar de gate, waar de misdragende passagiers van boord werden verwijderd. Nu de bemanning van onderhavige vlucht de maximaal toegestane arbeidstijd zou overschrijden en er in principe geen vliegverkeer mogelijk is tussen 22:00 uur en 06:00 uur op Schiphol, heeft Easyjet moeten besluiten om de vlucht te annuleren en de volgende ochtend opnieuw uit te voeren met een andere bemanning. Een substantiële groep passagiers die (al dan niet vanwege alcoholmisbruik) onhandelbaar is, kan niet worden gezien als omstandigheden die inherent zijn aan de normale bedrijfsuitoefening van een luchtvaartmaatschappij. Easyjet kon ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen deze omstandigheden niet voorkomen.
4.2.
Ten slotte betwist Easyjet de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 7 aanhef en onder 1.a van de Verordening EU nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) in combinatie met het bepaalde in het Rehder-arrest (zaak C-204/08) van het Europese Hof van Justitie, de Nederlandse rechter, meer in het bijzonder de rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem bevoegd is van het geschil kennis te nemen, nu de plaats van aankomst van het betreffende vliegtuig Schiphol was.
5.2.
De kern van het geschil is of Easyjet compensatie is verschuldigd wegens de door de passagier opgelopen vertraging. Easyjet is niet verplicht compensatie aan de passagier te betalen als zij kan aantonen dat sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Onder 14 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich – onder meer – kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.3.
De aanwezigheid van onhandelbare passagiers die zich, niet aan de regels houden, aanwijzingen van het personeel negeren en zich mogelijk intimiderend gedragen, is op zichzelf inherent aan de normale activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Crewleden ontvangen hiervoor immers instructies en training zoals blijkt uit de door Easyjet overgelegde 'Guidance on Unruly Passenger Prevention and Management’. Het ligt op de weg van Easyjet om aan te tonen dat er sprake is van specifieke omstandigheden die maken dat de aanwezigheid van de onhandelbare passagiers in dit onderhavige geval niet inherent aan de normale activiteiten van een luchtvaartmaatschappij zijn.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Easyjet dit onvoldoende aangetoond. Vooropgesteld moet worden dat het aan Easyjet is om bewijs te leveren van al haar stellingen (zie Wallentin-Hermann, C-549/07). Easyjet heeft haar stellingen enkel onderbouwd met twee nieuwsberichten over ‘disruptive passengers’, een algemeen instructieboek en de Algemene Vervoersvoorwaarden. Anders dan door Easyjet wordt aangevoerd, volgt uit de overgelegde stukken niet, althans onvoldoende dat er sprake was van onverwachte vliegveiligheidsproblemen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij. Easyjet heeft nagelaten om schriftelijke verklaringen van het cabinepersoneel en/of de gezagvoerder over te leggen. Daarnaast heeft Easyjet niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre de vertraging is veroorzaakt door de onhandelbare passagiers. Easyjet heeft niet vermeld hoe lang het heeft geduurd om de eerste passagier te verwijderen noch hoe lang het heeft geduurd om de 15 andere onhandelbare passagiers van het toestel te verwijderen. Nu de passagier heeft gesteld dat er, na het verwijderen van de passagiers, nog voldoende tijd was om naar Schiphol te vliegen vóór de op Schiphol geldende nachtsluitingstijden, lag het op de weg van Easyjet om dit gemotiveerd te betwisten. De enkele stelling dat er op Schiphol slechts plaats is voor vliegtuigen die een ‘slottijd’ aangewezen hebben gekregen, is hiertoe onvoldoende.
5.5.
De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat in dit geval sprake is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening. Het verweer faalt dan ook. Nu geen sprake is van een buitengewone omstandigheid komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of Easyjet voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de gevolgen van een eventuele vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de afstand tussen de begin- en eindbestemming worden toegewezen.
5.6.
Anders dan Easyjet heeft aangevoerd, is de vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar en treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. De gevorderde wettelijke rente is dan ook toewijsbaar vanaf de afgesproken datum waarop de vlucht niet is uitgevoerd, te weten 3 juni 2016.
5.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Easyjet heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de daarover gevorderde rente moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Easyjet, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Easyjet tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 juni 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Easyjet tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,11;
griffierecht € 78,00;
salaris gemachtigde € 120
,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter