6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno, waarvan hij een gewoonte heeft gemaakt, en aan het tonen van seksuele afbeeldingen aan minderjarigen beneden de leeftijd van zestien jaar, die schadelijk zijn te achten voor hen.
Het behoeft geen betoog dat kinderporno bijzonder verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet daarvoor mede verantwoordelijk gehouden worden, nu hij door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding daarvan.
Verdachte is in het bezit geweest van een aanzienlijke collectie kinderpornografisch materiaal. Het merendeel van die collectie, te weten 65%, bestond uit materiaal waarbij kinderen (schijnbaar) jonger dan 12 jaar waren betrokken. Voorts acht de rechtbank van belang dat het materiaal niet alleen bestond uit geposeerde afbeeldingen – hetgeen op zich ook strafwaardig is – maar dat op een groot gedeelte van het materiaal, zowel foto’s als films, verregaande seksuele handelingen zichtbaar zijn, waaronder penetratie van soms zeer jonge kinderen.
Naast het bezit van kinderporno heeft verdachte naar drie minderjarigen foto‘s van zijn ontblote (stijve) geslachtsdeel gestuurd. Volgens verdachte hebben de minderjarigen hem uit nieuwsgierigheid uit eigen beweging benaderd en hebben zij hem tot het sturen van dergelijke foto’s aangezet of uitgelokt. De minderjarigen hebben volgens verdachte een eigen verantwoordelijkheid. Verdachte toont hiermee naar het oordeel van de rechtbank aan geen inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen en in het gegeven dat alleen hij, als volwassene, daarvoor verantwoordelijk is. Daar komt bij dat jeugdige personen beschermd moeten worden tegen het tonen van foto’s als de onderhavige.
Gezien de aard en ernst van de feiten is enkel een vrijheidsbenemende straf aan de orde.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 juli 2017, waaruit blijkt dat verdachte weliswaar geen blanco strafblad heeft, maar niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit;
- het Pro Justitia (neuropsychologisch) rapport van 16 november 2017, opgesteld door drs. G.J.W. Pol, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Samenvattend zijn uit het onderhavige neuropsychologische onderzoek aanwijzingen naar voren gekomen voor het bestaan van cognitieve functie-stoornissen, in de zin van een trage cognitieve verwerkingssnelheid, een aandachtsstoornis en zogeheten frontale ofwel executieve stoornissen bestaande uit een beperkt werkgeheugen, een beperkte cognitieve flexibiliteit, een beperkt abstraherend vermogen, een beperkt vermogen om vooruit te plannen en een gebrekkige impulscontrole. (…)
(…) Hoewel er al met al onvoldoende aanleiding is om bij betrokkene te kunnen spreken van een dementie, kan niet worden uitgesloten dat er bij hem onderliggend sprake is van een beginnend dan wel geleidelijk progressief fronto-temporaal dementieel ontwikkelingsproces.
(…)
(…) Voor wat betreft de genoemde gedragsstoornissen kan worden opgemerkt dat betrokkene in verhouding tot voorheen nog meer anti-sociaal ontremd lijkt te zijn geraakt, dat zijn seksuele oriëntatie meer lijkt te zijn verschoven naar minderjarigen en dat zijn vermogen zich in te leven in anderen nog meer afgenomen lijkt te zijn.
- het Pro Justitia (psychologisch) rapport van 20 november 2017, opgesteld door drs. H.E.W. Koornstra, psycholoog. Dit rapport houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een neurocognitieve stoornis (een vermoedelijk vroeg-dementerend beeld) en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hiervan was sprake ten tijde van het hem ten laste gelegde.
In onderhavig onderzoek (…) is duidelijk geworden dat inmiddels sprake is van een degeneratief cognitief beeld waarbij sprake is van ontremming en toenemend disfunctioneren. Betrokkene is niet (meer) in staat zijn gedrag adequaat te remmen en hiertoe volledig afhankelijk van derden. Gezien bovenstaand beeld en het duidelijke verband met de hem ten laste gelegde feiten, wordt geadviseerd hem de hem ten laste gelegde feiten, slechts in verminderde mate toe te rekenen. (…)
De klinische inschatting van de kans op recidive wordt als hoog ingeschat. (…) Afgaande op het delict gedrag dat nog ten tijde van onderhavige onderzoek weer door betrokkene opgestart werd, moge duidelijk zijn dat er geen enkel leereffect te verwachten is van straf en behandeling zinloos lijkt. (…) Concreet wordt derhalve geadviseerd het toezicht aan te scherpen en voor de maximaal mogelijke termijn te laten duren om enige grip te houden op zijn gedrag.
De rechtbank neemt dit advies over en acht verdachte voor de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt ook het advies over ten aanzien van de duur van het toezicht, welke duur in deze zaak op grond van de wet maximaal drie jaren bedraagt.
- de inhoud van het reclasseringsadvies van 12 december 2017, opgemaakt door W. Kunst, werkzaam bij Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is sprake van een (beginnend) delictpatroon en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. (…) Betrokkene legt grotendeels de verantwoordelijkheid buiten zichzelf en bagatelliseert onderhavige verdenking, wat als risicofactor gezien kan worden. (…) Vanuit het onderzoek van de Pro Justitiarapporteur is gebleken dat een behandeling geen effect heeft op gedragsbeïnvloeding, vanwege het ontbreken aan enig zelf reflecterend en empathisch vermogen, waardoor dit niet is geïndiceerd. Dit standpunt wordt door de behandelaar van GGZ Noord-Holland-Noord gedeeld. Intensieve begeleiding vanuit de reclassering wordt wel geïndiceerd met als doel om de bijzondere voorwaarden te monitoren. (…)
Voorgesteld wordt een toezicht op bijzondere voorwaarden op te leggen.
Invulling van het toezicht: Het toezicht zal zich richten op de controle van de bijzondere voorwaarden en het motiveren van betrokkene om zich hieraan te houden. Binnen het toezicht wordt de heer [verdachte] gewezen op de gevolgen van het gebruik maken van sociale media. Er wordt geprobeerd om enige grip te houden op het gedrag van cliënt en waar mogelijk betrokkene de mogelijkheden zijn acties te volharden af te nemen. Het is echter gebleken dat het geen recidive verminderende werking heeft. (…)
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
-
meldplicht: de heer [verdachte] moet zich melden bij Reclassering Nederland op
het volgende adres: Drechterwaard 102,1824 DX, te Alkmaar. Hierna moet de heer [verdachte] zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-
andere voorwaarden het gedrag betreffende: de heer [verdachte] onthoudt zich, op welke wijze dan ook, van: gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen, gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd, het op digitale wijze verspreiden van beeld en videomateriaal van seksuele handelingen met kinderen en met zichzelf.
De reclassering behoudt zich het recht, in het kader van toezicht, controle uit te laten oefenen op computer(s) en andere apparatuur van betrokkene waarop afbeeldingen (kunnen) worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd.
De rechtbank zal dit advies volgen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk deel van de opgelegde straf, een en ander zoals geadviseerd door de reclassering.