ECLI:NL:RBNHO:2018:5784

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
15/047771-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van fietsen met ISD-maatregel opgelegd aan verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van twee fietsen in Den Helder. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in het Justitieel Complex Zaanstad, werd beschuldigd van het stelen van een damesfiets op 22 februari 2018 en een andere fiets op 26 februari 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 15 juni 2018 heeft de verdachte de feiten bekend, wat leidde tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de diefstal van de fietsen, die toebehoorden aan twee benadeelden, wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld. Gezien de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, en de persoonlijke situatie van de verdachte, werd besloten om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het hoge recidiverisico van de verdachte, die eerder al meerdere keren voor vermogensdelicten was veroordeeld. De reclassering adviseerde ook tot oplegging van de ISD-maatregel, gezien de problematiek van de verdachte en het gebrek aan gedragsverandering na eerdere detenties.

Daarnaast heeft de rechtbank een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen, die materiële schade had geleden door de diefstal van haar fiets. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 471,60 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van fietsendiefstal en de noodzaak van een effectieve aanpak van recidive onder veelplegers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.047771.18 (P)
Uitspraakdatum: 29 juni 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juni 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
[geboortegegevens] (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. van Kooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.J.J. van der Heiden, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2018 in de gemeente Den Helder (vanaf de Meeuwenstraat) een damesfiets (Union Switch Express, kleur grijs), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2018 in de gemeente Den Helder (vanaf de Meeuwenstraat) een fiets (Gazelle charmonix plus, kleur zilver/grijs), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 maart 2018, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina’s 66-67);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 22 februari 2018 (dossierpagina’s 13-15);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [benadeelde 2] d.d. 27 februari 2018 (dossierpagina’s 20-22);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2018 (dossierpagina’s 17-18);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2018 (dossierpagina 26);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2018 (dossierpagina 19).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 22 februari 2018 in de gemeente Den Helder (vanaf de Meeuwenstraat) een damesfiets (Union Switch Express, kleur grijs), die toebehoorde, aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 26 februari 2018 in de gemeente Den Helder (vanaf de Meeuwenstraat) een fiets (Gazelle Chamonix plus, kleur zilver/grijs), die toebehoorde aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2, telkens:
diefstal
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie/maatregel

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelstelmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, met bepaling van een tussentijdse toets.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het doel van een ISD-maatregel ook buiten de inrichting kan worden bereikt. Zijn huisvesting en inkomen zijn op orde, hij volgt cursussen ten behoeve van re-integratie en van het vinden van werk, hij heeft geen negatief sociaal netwerk en een goede band met zijn ex-vrouw en kinderen en neemt verantwoordelijkheid voor overtredingen. Een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel geeft daarbij een prikkel om verdachte delictsvrij te maken. De raadsman heeft subsidiair verzocht artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht toe te passen met iedere 6 maanden een bericht omtrent de stand van uitvoering.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf of maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek op de terechtzitting.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee fietsendiefstallen. Verdachte heeft op dezelfde plek twee keer een dure elektrische fiets gestolen. Fietsendiefstal is een vorm van veelvoorkomende criminaliteit die een ware plaag vormt. De schade en de overlast die fietsendieven veroorzaken leiden tot veel ergernis en frustratie bij de betrokkenen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 mei 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies gedateerd 1 juni 2018 van [getuige] , reclasseringswerker, waarin onder meer het volgende is opgenomen.
De reclassering adviseert tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Na de detenties van verdachte heeft de reclassering in samenwerking met traject Vinkenbrug en de gemeente zorg gedragen voor praktische hulpverlening in de vorm van dagbesteding (Project Vinkenbrug), onderdak (DNO-Doen) en een uitkering. Dit lijkt echter voor verdachte onvoldoende om tot een gedragsverandering te komen. Hij heeft vanuit DNO-Doen waarschuwingen gekregen wegens het zich niet houden aan de regels en heeft zich eveneens niet steeds gehouden aan afspraken bij project Vinkenbrug.
Gedurende de laatste drie toezichten van de reclassering is betrokkene gerecidiveerd. Als gevolg van zijn huidige detentie is hij zijn woning kwijtgeraakt. Financiële problemen vormen het voornaamste motief voor het plegen van de ten laste gelegde feiten. Door de toezichthouder worden er in het ambulant kader geen mogelijkheden meer gezien om tot een gedragsverandering te komen. Wegens het feit dat verdachte problemen heeft op verschillende leefgebieden en zijn probleemoplossende vaardigheden beperkt zijn, wordt het recidiverisico ingeschat als hoog.
Uit het advies en de toelichting ter terechtzitting door [getuige 2] volgt voorts dat de reclassering van mening is dat gelet op het moeizame verloop van het toezicht en de gepleegde recidive, verdachte enkel binnen een gesloten setting in de vorm van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel mogelijk nog tot gedragsverandering zal kunnen komen. Daartoe is het van belang dat verdachte eerst klinisch onderzocht wordt zodat de specifieke persoonlijke problematiek van verdachte duidelijk wordt, zowel wat betreft zijn verstandelijke vermogens, middelenproblematiek als psychische problematiek. Vervolgens kan een gericht behandelplan opgestart worden. In een ambulant kader is gepoogd verdachte te laten onderzoeken door het NIFP en zo tot een duidelijke diagnose te komen, maar dit is door onvoldoende motivatie van de verdachte niet goed van de grond gekomen. Verdachte lijkt daarnaast het overzicht kwijt te raken zodra hij uit detentie komt.
De rechtbank overweegt dat tot oplegging van de ISD-maatregel kan worden overgaan indien is voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.
In het geval van verdachte is aan deze eisen voldaan: het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en de veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel.
Immers er dient (zonder adequaat ingrijpen) ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van misdrijven. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog.
Voorts is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers" van het Openbaar Ministerie; verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van onderliggend feit.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.
De ISD-maatregel stelt verdachte in staat om zonder verdere recidive – die gelet op het hierboven aangehaalde advies van de reclassering en de toelichting daarop, bij ambulante behandeling wel verwacht kan worden - een ommekeer in zijn leven te bewerkstelligen en op een adequate manier aan zijn persoonlijke problematiek te werken.
Er kan deskundig onderzocht worden op welke terreinen verdachte problemen ervaart en waardoor hij mogelijk telkens recidiveert, welk gedegen onderzoek in het kader van bijzondere voorwaarden niet afdoende van de grond is gekomen en naar de inschatting van de reclassering evenmin kan komen.
Indien verdachte zich ook daadwerkelijk daartoe inzet en een ommekeer laat zien, is bovendien niet gezegd dat verdachte de volledige termijn van twee jaar zal dienen door te brengen in de inrichting voor stelselmatige daders. Gelet hierop acht de rechtbank het gewenst te bepalen dat negen maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden om de voortgang te beoordelen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van feit 1
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 471,60 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit de aanschafwaarde van de fiets (€ 1572,-), gecorrigeerd met een afschrijvingspercentage van 10% per jaar (waarbij wordt uitgegaan van de aanschafdatum 30 juli 2010).
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.3. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren.
Beslist tot een
tussentijdse beoordelingvan de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt de termijn, waarbinnen het openbaar ministerie de rechtbank daarover bericht, op uiterlijk negen maanden na aanvang van de maatregel.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van dit
vonnis zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel opdat de rechtbank de noodzaak van de voortzetting ter zitting kan toetsen.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 1] geleden schade van een bedrag van € 471,60, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 471,60, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door negen (9) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Steijnen, voorzitter,
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. I.S. Burggraaff, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier O. Bergmans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2018.