ECLI:NL:RBNHO:2018:5751

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
15/870908-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis en schorsingsvoorwaarden

Op 13 december 2017 diende verzoeker, bijgestaan door mr. R. Polderman, een verzoekschrift in bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, met het verzoek om schadevergoeding ten laste van de Staat. Dit verzoek was gebaseerd op de schade die verzoeker zou hebben geleden door ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, alsook door opgelegde schorsingsvoorwaarden. De behandeling van het verzoek vond plaats op 30 april 2018, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was en de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, ook aanwezig was. Verzoeker stelde dat hij recht had op een vergoeding van in totaal € 8.665,00, bestaande uit schade door onterecht ondergane voorlopige hechtenis en kosten voor juridische bijstand.

De rechtbank oordeelde dat de strafzaak tegen verzoeker was geëindigd met een vrijspraak op 24 oktober 2017. Verzoeker was op 30 mei 2017 in verzekering gesteld en op 28 juli 2018 in vrijheid gesteld. De rechtbank overwoog dat verzoeker recht had op een forfaitaire vergoeding voor de dagen dat hij in een Huis van Bewaring had verbleven, maar dat de schadevergoeding voor de schorsingsvoorwaarden niet kon worden toegewezen, omdat dit geen vrijheidsbeneming in de zin van artikel 5 EVRM opleverde. De rechtbank concludeerde dat verzoeker recht had op een totale schadevergoeding van € 5.335,00, bestaande uit vergoedingen voor zijn verblijf op het politiebureau en in het Huis van Bewaring, alsook voor de kosten van zijn raadsman. De overige verzoeken werden afgewezen.

De beschikking werd gegeven door mr. J. van Beek en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2018. De rechtbank gaf aan dat de uitbetaling van de schadevergoeding pas kan plaatsvinden nadat de beslissing onherroepelijk is geworden, met inachtneming van de termijnen voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: 17.008884 en 17.008885
Parketnummer: 15/870908-17
Uitspraakdatum: 14 mei 2018
Beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 13 december 2017 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. R. Polderman, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
domicilie kiezende aan de Comeniusstraat 4E te Alkmaar (postbus 3271, 1801 GG) ten kantore van mr. R. Polderman, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van:
  • € 4.785,00 ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis;
  • € 3.600,00 ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte opgelegde schorsingsvoorwaarden (elektronisch toezicht);
  • € 280,00 (€ 550,00) wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen (en ter zitting behandelen) van het onderhavige verzoekschrift.
Op 30 april 2018 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. R. Polderman, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M.M. van den Berg.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 24 oktober 2017, waarbij verzoeker is vrijgesproken.
Verzoeker is op 30 mei 2017 in verzekering gesteld en in de loop van 28 juli 2018 in vrijheid gesteld. Verzoeker heeft beperkingen opgelegd gekregen gedurende de periode dat hij op het politiebureau verbleef en de eerste zes dagen in het Huis van Bewaring. Beperkingen gedurende de periode dat een gewezen verdachte in een Huis van Bewaring verblijft, geven recht op een extra forfaitaire vergoeding van € 25,00 per dag.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een advocaat, zo daartoe althans gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Van de zijde van verzoeker is er op gewezen dat het voortduren van de voorlopige hechtenis niet zozeer heeft gelegen aan het feit dat verzoeker geen verklaring wilde afleggen over de medeverdachten, maar aan het uitblijven van de resultaten van het DNA-onderzoek.
Voorts is van de zijde van verzoeker naar voren gebracht dat, gelet op de aard van de schorsingsvoorwaarden, er sprake is van een zodanige vrijheidsbeperking dat gesproken kan worden van een vrijheidsbeneming als bedoeld in artikel 5 EVRM. De schorsing heeft 90 dagen geduurd en verzoeker acht een bedrag gelijk aan de helft van het forfaitaire bedrag, dat wordt vergoed voor een ten onrechte verblijf in een Huis van Bewaring, redelijk (€ 40,00 per dag). Verwezen wordt naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 december 2016, Nieuwsbrief Strafrecht 2017, nr. 44.Verzoeker kon vier à vijf dagen per week naar zijn werk en in de weekenden twee uur sporten. Op grond van de schorsingsvoorwaarden moest hij de rest van de tijd thuis blijven terwijl hij graag buiten met vrienden had willen voetballen en chillen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verzochte vergoeding ten aanzien van de ten onrechte ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis geheel kan worden toegewezen. Ten aanzien van de verzochte vergoeding voor de ten onrechte opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de wet daar geen grond voor biedt. Het verblijf in een Huis van Bewaring kan niet (deels) gelijk worden gesteld met een verblijf in de eigen woning waarbij een gewezen verdachte wel de gelegenheid krijgt om naar school te gaan, te werken of te sporten. Dat deel van het verzoek dient te worden afgewezen, aldus de officier van justitie. Het forfaitaire bedrag als kosten van de raadsman voor het indienen van het verzoekschrift en bijwonen van de zitting (€ 550,00) kan worden toegewezen.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding. Ten aanzien van de hoogte van die vergoeding oordeelt de rechtbank als volgt.
Verzoeker heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond dat de oorzaak van het voortduren van de voorlopige hechtenis heeft gelegen in het uitblijven van de resultaten van het DNA-onderzoek. Het verzoek ex artikel 89 Sv zal als volgt worden toegewezen:
€ 315,00 wegens het verblijf van drie dagen in een cel op het politiebureau,
€ 630,00 wegens het verblijf van zes dagen in een Huis van Bewaring in beperkingen,
€ 3.840,00 wegens het verblijf van 48 dagen in een Huis van Bewaring zonder beperkingen.
Ten aanzien van de gevraagde vergoeding voor de dagen dat verzoeker onder elektronisch toezicht heeft gestaan overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 89 Sv komt de gewezen verdachte slechts een vergoeding toe voor schade welke hij ten gevolge ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Met andere woorden, er moet sprake zijn geweest van vrijheidsbeneming. Bij elektronisch toezicht is sprake van een vrijheidsbeperking en schade als gevolg hiervan komt dan ook niet op grond van artikel 89 Sv voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 5 EVRM, vijfde lid, bepaalt dat een ieder die slachtoffer is geweest van een arrestatie of een detentie in strijd met de bepalingen van dit artikel recht heeft op schadeloosstelling. Uit de jurisprudentie volgt dat met name de concrete situatie van de betrokkene uitgangspunt moet zijn bij de beoordeling of er sprake is van het van zijn vrijheid beroofd zijn geweest. Daarbij zijn een aantal factoren van belang, zoals aard, duur, effecten en wijze van tenuitvoerlegging, alsmede de mate waarin de betrokkene autonoom kan functioneren en de mogelijkheid heeft eigen keuzes te maken. Tevens volgt uit de jurisprudentie dat het EHRM per concreet geval oordeelt of er sprake is van een vrijheidsbeperking, dat onder het regime van artikel 2 van het Vierde Protocol van het EVRM valt, dan wel van een vrijheidsbeneming dat onder artikel 5 EVRM valt, waarbij het verschil tussen vrijheidsbeneming en vrijheidsbeperking meer gradueel is (mate van intensiteit) en niet zozeer een wezenlijk onderscheid.
Verzoeker heeft op 28 juli 2017 een locatiegebod opgelegd gekregen en is ter controle daarvan onder elektronisch toezicht gesteld. Met ingang van 8 november 2017 is de schorsing van de voorlopige hechtenis vervallen. Gedurende de periode van 28 juli 2017 tot 8 november 2017 had verzoeker de mogelijkheid de woning te verlaten voor zijn werk gedurende vier à vijf dagen per week en voor sporten gedurende twee uren per dag in het weekend. Op 6 september 2017 zijn de schorsingsvoorwaarden in zoverre gewijzigd, dat in overleg met de Jeugdreclassering een weekprogramma werd opgesteld, waarbij verzoeker met de Jeugdreclassering kon overleggen welke activiteiten hij per week wilde ondernemen. Daarnaast had verzoeker ten allen tijde vrienden thuis kunnen ontvangen. Uitgaande van deze concrete situatie is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard, duur, effecten en wijze van tenuitvoerlegging van deze vrijheidsbeperking geen sprake is van vrijheidsbeneming in de zin van artikel 5 EVRM en komt verzoeker op grond van dit artikel dan ook geen schadevergoeding toe.
Het verzoek zal dan ook gedeeltelijk worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 5.335,00(zegge: vijfduizend driehonderdvijfendertig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 315,00 wegens een verblijf van 3 dagen op een politiebureau;
€ 630,00 wegens een verblijf van 6 dagen in een Huis van Bewaring in beperkingen;
€ 3.840,00 wegens een verblijf van 48 dagen in een Huis van Bewaring zonder beperkingen;.
€ 550,00 wegens de kosten van een raadsman voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoeksters advocaat, bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden [naam] te Alkmaar, onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker]
/om.”
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Beek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2018.
Informatie bij deze beschikking
Voor zover er in deze uitspraak een bedrag is toegewezen kan de opdracht tot uitbetaling van dit bedrag pas worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden. Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk. Genoemde termijnen kunnen worden bekort wanneer ter griffie afstand wordt gedaan van het recht op het instellen van hoger beroep.
U kunt op de volgende wijze ter griffie afstand doen van het recht op het instellen van hoger beroep:
  • (als verzoeker) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank;
  • (als advocaat) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank, indien u verklaart daartoe door verzoeker te zijn gevolmachtigd;
  • (in het geval dat noch verzoeker noch de advocaat in de gelegenheid is om in persoon bij de informatiebalie afstand te doen) door aan een medewerker van de strafgriffie daartoe een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen.