ECLI:NL:RBNHO:2018:5750

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
15/800478-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na onterecht ondergane voorlopige hechtenis en verzekering

Op 3 mei 2017 diende verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. van den Berg, een verzoekschrift in bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, met het verzoek om schadevergoeding ten laste van de Staat. Dit verzoek was gebaseerd op de schade die verzoeker zou hebben geleden door een onterecht ondergane voorlopige hechtenis en verzekering. De rechtbank behandelde het verzoek op 30 april 2018 in het openbaar. Verzoeker stelde dat hij schade had geleden door gederfde inkomsten en kosten voor juridische bijstand. De officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, gaf aan dat er onvoldoende financiële gegevens waren over de jaren 2015 en 2016, maar dat het verzoek op basis van billijkheid kon worden toegewezen.

De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op schadevergoeding op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank erkende dat verzoeker schade had geleden door zijn afwezigheid in zijn bedrijf en dat de schadevergoeding niet exact kon worden berekend vanwege een gebrek aan onderbouwing. De rechtbank besloot een schatting te maken van de schade en hield rekening met de reeds toegekende vergoeding ex artikel 89 Sv, die ook een materiële component bevatte.

Uiteindelijk kende de rechtbank verzoeker een schadevergoeding toe van € 3.880,00, bestaande uit verschillende componenten, waaronder gederfde inkomsten en kosten voor juridische bijstand. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 14 mei 2018, en verzoeker werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: 17.003277 (89 Sv)
17.003279 (591a Sv)
Parketnummer: 15/800478-16
Uitspraakdatum: 14 mei 2018
Beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 3 mei 2017 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. S. van den Berg, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
domicilie kiezende Amstelveld 7 te (1017 JD) Amsterdam, ten kantore van mr. S. van den Berg, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van:
  • € 1.330,00 ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis;
  • € 3.921,50 wegens gederfde inkomsten;
  • € 280,00 wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.
Op 30 april 2018 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S. van den Berg, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M.M. van den Berg.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 3 februari 2017, waarbij verzoeker is vrijgesproken.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoeker is op 9 november 2016 in verzekering gesteld en in de loop van 24 november 2016 in vrijheid gesteld.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze ten gevolge van ondergane verzekering en/of voorlopige hechtenis geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een advocaat, zo daartoe althans gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Standpunt verzoeker en zijn raadsvrouw
Van de zijde van verzoeker is er op gewezen dat hij na zijn aanhouding in beperkingen is geplaatst. Verzoeker heeft slechts de sleutel van het bedrijf via zijn advocaat aan zijn familie kunnen geven. De broer van verzoeker, [naam] , heeft 14 dagen in het autobedrijf van verzoeker gestaan. Pas op de laatste dag is gesproken over een vergoeding van 100 euro per dag. Zijn broer, student, heeft een eigen slagerij en moest in verband met zijn afwezigheid iemand inhuren voor de slagerij.
De raadsvrouw acht met de cijfers van het laatste kwartaal van 2016 en van de ter zitting overlegde cijfers van november 2017 voldoende onderbouwd dat verzoeker schade heeft geleden ten gevolge van de ten onrechte ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoek ex artikel 89 Sv kan worden toegewezen en dat de vergoeding van de schade ex artikel 591a Sv dient te worden gematigd nu uit de overgelegde stukken onvoldoende zicht is op het inkomen en de kosten (en daarmee de winst) vanaf 2015. Ondanks een verzoek daartoe zijn geen financiële gegevens over de boekjaren 2015 en 2016 overgelegd. Voorts is het de vraag of de Staat de kosten van de broer dient te vergoeden nu zijn aanwezigheid in het bedrijf van verzoeker niet lijkt te hebben bijgedragen aan een positief resultaat. Een bedrag van 2.000 euro is redelijk en billijk.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding.
Het verzoek ex artikel 89 Sv zal geheel worden toegewezen.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 591a Sv overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 591a Sv geeft verzoeker ook recht op de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging heeft geleden. Het is de vraag of hieronder ook kan worden begrepen de schade die verzoeker stelt te hebben geleden; hij heeft een periode niet in zijn bedrijf kunnen staan. De rechtbank zal bedoeld artikel op dit punt echter ruim uitleggen en op grond van de billijkheid aan verzoeker een vergoeding toekennen nu het voor de rechtbank vast staat dat een bedrijf in gevallen als het onderhavige schade kan lijden. Ten aanzien van de hoogte van die vergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
Verzoeker heeft een halve maand niet in zijn bedrijf aanwezig kunnen zijn vanwege de ten onrechte ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verdediging heeft, ondanks eerdere verzoeken van het Openbaar Ministerie, slechts opgave van winst en verlies gedaan over de periode oktober 2016 tot en met december 2016 en over de maand november 2017. Op basis daarvan kan niet zonder meer een gemiddelde winst per maand worden vastgesteld. Het is voor de rechtbank dan ook niet mogelijk om op basis van de gegeven onderbouwing een exacte berekening van de schade te maken.
Voorts is niet duidelijk geworden waarom de omzet en winst zodanig laag zijn vergeleken met andere maanden, terwijl verzoeker zelf ook de helft van de maand november 2016 in het bedrijf aanwezig is geweest en voor de andere helft van die maand een vervanger in dienst heeft genomen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een schatting maken van die schade. De rechtbank houdt bij de hoogte van het geschatte bedrag mede rekening met het feit dat in de aan verzoeker toegekende vergoeding ex artikel 89 Sv ook een materiële component is verwerkt.
Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 3.880,00(zegge: drieduizend achthonderdtachtig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 210,00 wegens een verblijf van 2 dagen op een politiebureau;
€ 1.120,00 wegens een verblijf van 14 dagen in een huis van bewaring;
€ 2.000,00 wegens gederfde inkomsten;
€ 550,00 wegens de kosten van een raadsvrouw voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden [naam] , onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker]
/om– dossiernummer 30.199.”
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Beek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2018.
Informatie bij deze beschikking
Voor zover er in deze uitspraak een bedrag is toegewezen kan de opdracht tot uitbetaling van dit bedrag pas worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden. Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk. Genoemde termijnen kunnen worden bekort wanneer ter griffie afstand wordt gedaan van het recht op het instellen van hoger beroep.
U kunt op de volgende wijze ter griffie afstand doen van het recht op het instellen van hoger beroep:
  • (als verzoeker) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank;
  • (als advocaat) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank, indien u verklaart daartoe door verzoeker te zijn gevolmachtigd;
  • (in het geval dat noch verzoeker noch de advocaat in de gelegenheid is om in persoon bij de informatiebalie afstand te doen) door aan een medewerker van de strafgriffie daartoe een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen.