ECLI:NL:RBNHO:2018:5721

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
15.041352.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met zwaardere straf dan door de officier van justitie gevorderd

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn partner. De zaak vond plaats in Zaandam op 27 februari 2018, waar de verdachte tijdens een woordenwisseling met zijn echtgenote een mes ter hand nam en haar meermalen heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de poging tot doodslag, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte met opzet en met een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft gehandeld. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk met een mes heeft gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen bij het slachtoffer, waaronder een klaplong. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen messen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.041352.18 (P)
Uitspraakdatum: 21 juni 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 juni 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y.M. Eising en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.A.F. Visser, advocaat te Wormerveer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- heeft op enig moment tijdens een woordenwisseling met voormelde [slachtoffer] een mes ter hand genomen en/of
- heeft vervolgens met dit mes (meermalen) (telkens) (met kracht) ingestoken op [slachtoffer] en/of
- heeft [slachtoffer] aldus (meermalen) met dit mes geraakt en/of gestoken (onder meer) op/in het voorhoofd (linkerzijde) en/of het gezicht (lip en/of linkerwang) en/of de kin en/of de nek (voor- en/of achterzijde) en/of de (rechter)borst en/of (één van haar) long(en) en/of (één van haar) lies/liezen en/of de buik,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , zijnde zijn echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, onder meer
- (meerdere) steekwond(en) op/in het voorhoofd (linkerzijde) en/of het gezicht (lip en/of linkerwang) en/of de kin en/of de nek (voor- en/of achterzijde) en/of de (rechter)borst en/of (linker en/of rechter) hand(en) en/of (linker en/of rechter) (boven en/of onder) be(e)n(en) en/of (rechter) voet en/of (één van haar) long(en) en/of (één van haar) lies/liezen en/of de buik,
- waarbij (een deel van) deze verwondingen (groot) bloedverlies hebben opgeleverd, en/of
- waarbij (een deel van) deze verwondingen (meermalen) operatief ingrijpen (zullen) behoeven, en/of
- als gevolg waarvan zij een klaplong heeft bekomen, en/of
- als gevolg van (een deel van) deze verwondingen langdurige (medische) zorg nodig zal zijn, en/of
- als gevolg waarvan een lange herstelperiode te verwachten is, en/of
- als gevolg waarvan littekenvorming in onder meer het gelaat te verwachten is,
heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk (meermalen) (met kracht) met een mes te raken en/of te steken op/in (onder meer) het (voor)hoofd en/of het (aan)gezicht en/of de kin en/of de nek en/of romp/borst en/of (een of beide) arm(en) en/of (een of beide) hand(en) en/of (een of beide) be(e)n(en).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van zowel de primair ten laste gelegde poging tot doodslag als het subsidiair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat niet duidelijk is wat er op 27 februari 2018 is gebeurd tussen verdachte en aangeefster. De raadsman heeft aangegeven dat wel kan worden vastgesteld dat een schermutseling heeft plaatsgevonden in een krap en donker schuurtje, dat aangeefster daarna ernstige verwondingen had, waaronder een steekwond in de borst, en dat verdachte met een bebloed mes in zijn hand is aangetroffen. Verdachte dient echter te worden vrijgesproken, omdat van doorslaggevend belang is dat niet kan worden vastgesteld wie (een) mes(sen) heeft meegenomen naar de schuur, wie als eerste een mes heeft gebruikt, of de steekwond in de borst van aangeefster daadwerkelijk tijdens de schermutseling met verdachte is toegebracht en of verdachte opzet had op de dood dan wel zware mishandeling van aangeefster. De raadsman heeft daarbij erop gewezen dat, gelet op de persoonlijkheid van verdachte, het niet aannemelijk is dat hij zomaar, zonder provocatie zijn vrouw zou neersteken. Bovendien duidt steken in de richting van overwegend het gezicht en de hals van aangeefster, zo dit al kan worden bewezen, niet op de bedoeling haar te doden.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het
primairten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 juni 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik weet dat ik fout heb gedaan. Ik weet nog dat mijn vrouw als eerste naar de schuur is gegaan en dat ik achter haar aan ben gegaan.
In de hal van mijn woning besefte ik dat ik een mes in mijn hand had. Dat heb ik op de verwarming neergelegd. Het klopt dat als je vanuit de achtertuin van mijn woning naar de hal wilt lopen, je door de woonkamer, langs de bank komt.
-het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 februari 2018 (dossierpagina 122 tot en met 129) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
We kregen ruzie en daarna was het vechten. Er was een mes uit de keuken.
Ik heb bloed gezien van mijn vrouw. Er was niemand anders, alleen mijn vrouw en ik.
Ik was aan het vechten met het mes in mijn handen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 8 maart 2018 (dossierpagina 41 tot en met 48), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte tegen mijn man (de rechtbank begrijpt: verdachte) van poging tot doodslag, gepleegd op 27 februari 2018 aan de [adres 1] , gemeente Zaanstad. Ik liep die ochtend naar de schuur toe en hij liep achter mij aan. Toen ik in de schuur kwam, trok hij de schuurdeur achter zich dicht. Toen ging hij mij aanvallen en hij begon met het steken met het mes. Ik ging toen vechten voor mijn leven. Ik schopte de deur open en schreeuwde om hulp. Hij zei dat ik zijn leven kapot had gemaakt en dat hij mij zou doden. Hij bleef maar doorgaan. Het was een lang keukenmes.
Ik zat onder het bloed en ben flauwgevallen. Hij heeft mij op zes plaatsen in mijn hoofd gestoken, in mijn gezicht, in mijn zij, op mijn borst, in mijn lies en mijn enkel. Er is mij gezegd dat ik ongeveer 16 keer ben gestoken. Ik heb hieraan een klaplong overgehouden.
- een geschrift, zijnde de geneeskundige verklaring van de arts van de afdeling traumatologie d.d. 11 april 2018 (separate verklaring in dossier), voor zover inhoudende:
Uitwendig waargenomen letsel bij [slachtoffer] :
Snijwonden hals, snijwond borst, steekwond long + klaplong, snijwonden gezicht, bovenbeen, lies, enkel, handen/vingers.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 27 februari 2018 (dossierpagina 80 tot en met 82), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 februari 2018 omstreeks 8.30 uur hoorde ik veel gegil van buiten. Ik herkende direct de stem van mijn buurvrouw van de [adres 1] . Vanuit mijn slaapkamer heb ik zicht op de achtertuin van perceel [adres 1] . Ik zag dat de deur van de berging open stond. Ik kon door het glas in deze deur heen kijken. Ik zag dat de buurman voorover gebogen over de buurvrouw heen stond, die op de grond lag. Ik zag dat de buurman veel slaande en stekende bewegingen maakte in de richting van de buurvrouw. Ik hoorde tijdens deze bewegingen dat de buurvrouw harder begon te gillen. Op een gegeven moment zag ik dat de buurman bij de buurvrouw vandaan liep en bij de schutting ging staan. Vervolgens zag ik dat de buurman wederom voor de buurvrouw ging staan en wederom slaande en stekende bewegingen maakte naar de buurvrouw. Ik hoorde dat de buurvrouw weer harder ging gillen.
Ik zag dat het gezicht van de buurvrouw volledig bebloed was.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 27 februari 2018 (dossierpagina 70 tot en met 71), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 februari 2018 omstreeks 8.30 uur was ik in mijn woning aan de [adres 2] . Ik hoorde een vrouw gillen en krijsen. Het gegil kwam uit de tuin van onze achterburen op de hoek en het ging maar door. Toen ik over de schutting van de achterburen keek, zag ik de buurvrouw bebloed op de grond liggen. Ik zag dat de buurman erbij stond en dat hij de buurvrouw vasthield. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een soort keukenmes vasthield. Het zag er allemaal bloederig uit.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] d.d. 27 februari 2018 (dossierpagina 59 tot en met 60 ), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vanochtend hoorde ik mensen schreeuwen, waaronder mijn moeder. Ik zag mijn moeder op straat liggen, buiten de schutting. Toen ik beneden kwam, zag ik mijn vader bij de wc staan. Ik zag dat hij onder het bloed zat. Ik zag dat het aan zijn handen en aan zijn gezicht zat. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “Sorry, het is mijn schuld. Ik ga naar de politie”.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4] d.d. 27 februari 2018 (dossierpagina 63 tot en met 67), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werd vanmorgen wakker van geschreeuw van mijn zus. Ik zag mijn vader en mijn zus in de gang staan. Ik zag dat mijn zus mijn vader tegenhield. Ik zag dat mijn vader boos was. Ik zag een mes in zijn hand.
Mijn moeder lag op de stoep naast het huis. Ik vroeg haar wat er gebeurd was. Ik hoorde mijn moeder zeggen dat hij haar had gestoken. Daarmee bedoelde zij mijn vader.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 19 maart 2018 (dossierpagina 93 tot en met 96), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 februari 2018 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een vermoedelijke poging tot doodslag/moord in de hoekwoning aan de [adres 1] . Op de kussens van de bank in de woonkamer troffen wij een bebloed mes aan. Wij zagen dat dit mes geheel was bebloed en dat de punt van het lemmet ontbrak. Wij zagen dat twee messen uit het messenblok op het aanrecht ontbraken. Op het kacheltje in de hal lag nog een bebloed mes. De twee bebloede messen zijn zeer waarschijnlijk gebruikt bij het steekincident en zeer waarschijnlijk afkomstig uit het messenblok in de keuken.
3.4.
BewijsoverwegingOp grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is voor de rechtbank komen vast te staan dat verdachte met een mes vele malen heeft gestoken in onder meer het hoofd, de hals, de borst en de lies van het slachtoffer [slachtoffer] . Als gevolg van de steekverwonding in de borst is de long van het slachtoffer geperforeerd. Het met een mes steken in het hoofd, de hals, de borst of de lies levert, anders dan de raadsman meent, naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer op. In voornoemde lichaamsdelen bevinden zich immers vitale onderdelen van het menselijk lichaam zoals de hersenen, het hart, de longen en de slagaders. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 27 februari 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes meermalen heeft ingestoken op [slachtoffer] en [slachtoffer] aldus meermalen met dit mes heeft geraakt en gestoken onder meer op/in het gezicht en de kin en de hals en de borst en één van haar longen en één van haar liezen en de buik, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft gesuggereerd dat verdachte mogelijk heeft gehandeld uit noodweerexces. Reeds omdat het bestaan van een noodweersituatie voor verdachte geenszins aannemelijk is geworden, kan geen sprake zijn van noodweerexces.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 25 mei 2018, inhoudende een meldplicht, meewerken aan intake en eventuele ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b van het Wetboek van Strafrecht op te leggen in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en een gebiedsverbod voor de straat waar het slachtoffer [slachtoffer] woont, beide voor de duur van 3 jaren.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd de inbeslaggenomen messen te onttrekken aan het verkeer.
6.2.
.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om in het geval van bewezenverklaring aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en daaraan te koppelen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft verzocht af te zien van het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregelen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is de vrouw die ongeveer 30 jaar haar leven met hem deelde, onverhoeds te lijf gegaan met een of meer messen en heeft daarmee potentieel dodelijk letsel toegebracht in onder meer het gezicht, de hals en de borst van het slachtoffer. Blijkens getuigenverklaringen heeft verdachte vele malen gestoken, is hij zelfs na een korte pauze verder gegaan met steken en stopte hij pas door ingrijpen van buren. Het slachtoffer heeft letterlijk voor haar leven moeten vechten, er mag van geluk worden gesproken dat zij de aanval door verdachte heeft overleefd. Ter terechtzitting heeft de rechtbank de blijvende littekens in het gezicht en de hals van het slachtoffer waargenomen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog dagelijks de lichamelijke en psychische gevolgen van het handelen van verdachte ondervindt en dat zij veel angst heeft voor het moment dat verdachte vrijkomt.
De rechtbank neemt in aanmerking dat twee minderjarige kinderen van verdachte en het slachtoffer op het moment van steken in de woning aanwezig waren. Zij hebben hun moeder horen schreeuwen en haar zwaargewond en bloedend op straat zien liggen en zij hebben verdachte, hun vader, met een bebloed mes in de hand aangetroffen. De kinderen zullen naar verwachting nog jarenlang de geestelijke gevolgen hiervan ondervinden en zullen moeten leren leven met het besef dat hun vader op deze wijze heeft geprobeerd hun moeder te doden.
De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij kennelijk tegen de achtergrond van relatieproblemen heeft geprobeerd op deze wijze het slachtoffer te doden, nabij haar eigen woning en in de nabijheid van hun kinderen. De rechtbank betwijfelt of verdachte de ernst van zijn handelen inziet. Voor een dergelijk ernstig strafbaar feit is geen andere straf op zijn plaats dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 april 2018;
- het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport gedateerd 1 juni 2018 van [deskundige 1] , en het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 16 mei 2018 van [deskundige 2] , onder meer inhoudende dat geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij verdachte en dat kan niet worden aangetoond dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde was beperkt in zijn mogelijkheden zijn wil in vrijheid te bepalen;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 25 mei 2018 van [vertegenwoordiger van de stichting] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waarin de oplegging van bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd, bestaande uit de meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met de aangeefster [slachtoffer] en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht voorts verplicht contact met de reclassering, eventueel een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer en andere voorwaarden het gedrag betreffende, zoals door Reclassering Nederland geadviseerd, noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Daarnaast acht de rechtbank een gebiedsverbod voor de [adres 1] dan wel voor het eventuele nieuwe woonadres van het slachtoffer noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal eveneens aan het voorwaardelijk deel van de straf worden verbonden.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van slachtoffer [slachtoffer] . Daarom zal de rechtbank bevelen dat het contactverbod dadelijk uitvoer is.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het opleggen van afzonderlijke vrijheidsbeperkende maatregelen niet noodzakelijk, gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf en de aan het voorwaardelijk strafdeel te koppelen bijzondere voorwaarden.
6.4
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven messen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van dat/die mes(sen) is begaan. Het ongecontroleerde bezit van die messen is in strijd met de wet of het algemeen belang.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een
proeftijdvast van
3 (drie) jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich na ommekomst van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf meldt bij Reclassering Nederland, Vincent van Goghweg 73 te Zaandam en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, en dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
- zal meewerken aan een intake bij De Waag centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zo nodig ambulant zal laten behandelen waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zo lang en zo vaak als deze instelling en de reclassering dit nodig achten;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal begeven binnen een straal van 100 meter rond de woning van [slachtoffer] aan de [adres 1] en/of een eventueel toekomstige woning van [slachtoffer] ;
- inzage zal geven in de afspraken die hij maakt met overige hulpverleningsinstanties en zal meewerken met de hulpverlening vanuit en/of geïnitieerd door de Jeugdbescherming.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveelt dat voormeld contactverbod met [slachtoffer] dadelijk uitvoerbaar is.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer de twee in beslag genomen messen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. de Mos, voorzitter,
mr. P. van Steijnen en mr. I.S. Burggraaff, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2018.