ECLI:NL:RBNHO:2018:566

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
6282722 CV EXPL 17-7850
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenovereenkomst en de geldigheid van boetebeding in algemene voorwaarden van Q-Park

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands II B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 15 september 2016 de parkeerfaciliteit van Q-Park heeft verlaten zonder te betalen, door middel van 'treintje rijden'. Q-Park vordert betaling van een boete van € 300,00 en een tarief van € 25,00 voor een verloren parkeerbewijs. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een consumentenovereenkomst is aangegaan met Q-Park, en dat de Algemene Voorwaarden Parkeren van toepassing zijn. De rechter heeft geoordeeld dat het boetebeding in artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden niet als oneerlijk kan worden aangemerkt, omdat het in redelijke verhouding staat tot de schade die Q-Park lijdt door het 'treintje rijden'. De gedaagde heeft erkend dat hij de parkeeraccommodatie zonder betaling heeft verlaten, maar voerde aan dat hij zijn portemonnee was vergeten en dat er geen medewerkers van Q-Park aanwezig waren om hem te helpen. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6282722 CV EXPL 17-7850
Uitspraakdatum: 10 januari 2018
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
gevestigd te Maastricht
eiseres
verder te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Q-Park heeft bij dagvaarding van 23 augustus 2017 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Q-Park heeft hierop schriftelijk gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert een parkeeraccommodatie op het terrein van het Spaarne Gasthuis te Hoofddorp.
2.2.
Bezoekers die hun auto op deze parkeerfaciliteit willen parkeren, rijden langs een bord waarop informatie wordt vermeld over onder meer de tarieven en over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Ook worden bezoekers door middel van een sticker gewezen op de gevolgen van het uitrijden zonder te betalen.
2.3.
Voor het gebruik van de parkeerfaciliteit is een parkeervergoeding verschuldigd. Betaling hiervan vindt plaats op het moment dat de bezoeker de parkeerfaciliteit verlaat.
2.4.
Op 15 september 2016 is een auto met kenteken [kenteken] de parkeerfaciliteit uitgereden zonder te betalen, door vlak achter een voorganger aan te rijden, het zogenoemde ‘treintje rijden’. Het kenteken van de auto staat op naam van [gedaagde] .
2.5.
Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden, de Algemene Voorwaarden Parkeren, voorschriften opgenomen over de betaling van parkeergeld en over een boete in geval van ‘treintje rijden’.
2.6.
In artikel 5.9 van de Algemene Voorwaarden Parkeren staat:
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief) (…)
2.7.
In artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren staat:
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenaamde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (..), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,-(…)
2.8.
Artikel 6.5. van de Algemene Voorwaarden Parkeren luidt:
In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…).
2.9.
Q-Park heeft [gedaagde] als kentekenhouder op 28 oktober 2016 gesommeerd tot betaling van € 325,00 in verband met een het tarief “verloren kaart” van € 25,00 en een boete van
€ 300,00. [gedaagde] heeft dit bedrag onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1.
Q-Park vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 373,75, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het gaat daarbij om een bedrag van € 325,00 in hoofdsom en een bedrag van € 48,75 aan buitengerechtelijke kosten. Q-Park legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten (parkeer-)overeenkomst, doordat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan ‘treintje rijden’ en de parkeergarage zonder te betalen heeft verlaten.
3.2.
[gedaagde] is volgens Q-Park op grond van de Algemene Voorwaarden Parkeren het vastgestelde tarief “verloren kaart” en een boete van € 300,00 verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat hij op
15 september 2016 zijn portemonnee vergeten was zodat hij geen parkeergeld kon betalen. [gedaagde] is naar de plek waar de medewerkers van Q-Park zitten gelopen maar daar was niemand aanwezig. Hij zag daarom geen andere oplossing dan achter iemand aan onder de slagboom door te rijden.
4.2.
Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij over een invalidenparkeerkaart beschikt en hij vraagt zich af of er niet standaard een kosteloze invalidenparkeerplaats beschikbaar moet zijn. Hij heeft de bekeuring van € 375,00 niet kunnen betalen omdat hij in verband met een WSNP traject van 35 euro per week leeft.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet wordt veroordeeld tot betaling aan Q-Park van € 373,75.
5.2.
[gedaagde] heeft erkend dat hij op 15 september 2016 door middel van ‘treintje tijden’ en zonder te betalen de parkeeraccommodatie van Q-Park heeft verlaten. Q-Park heeft bij haar conclusie van repliek betwist dat haar medewerkers niet beschikbaar waren nu [gedaagde] contact had kunnen zoeken met haar medewerkers via de Q-Park Control Room dat zeven dagen per week 24 uur per dag bereikbaar is.
5.3.
Niet in geschil is dat [gedaagde] een (parkeer-)overeenkomst is aangegaan met Q-Park en dat daarop de Algemene Voorwaarden Parkeren van Q-Park van toepassing zijn. Uitgaande van artikel 6.3 en van artikel 6.5 van de Algemene Voorwaarden Parkeren is [gedaagde] vanwege het ‘treintje rijden’ een boete verschuldigd van € 300,00 en een tarief “verloren” kaart van € 25,00.
5.4.
De overeenkomst tussen Q-Park en [gedaagde] moet worden aangemerkt als een consumentenovereenkomst als bedoeld in Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Q-Park is immers een rechtspersoon die handelt in het kader van haar privaatrechtelijke bedrijfs- of beroepsactiviteit en [gedaagde] is een natuurlijk persoon, waarvan niet is gebleken dat hij bij het aangaan van de (parkeer-) overeenkomst met Q-Park bedrijfs- of beroepsmatig heeft gehandeld.
5.5.
Uit de dagvaarding van 23 augustus 2017 blijkt dat Q-Park haar vordering baseert op de Algemene Voorwaarden Parkeren, en wat betreft de gevorderde boete op artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren. Dat artikel is een beding als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de richtlijn, omdat daarover niet afzonderlijk is onderhandeld.
5.6.
De kantonrechter is verplicht om ambtshalve na te gaan of een beding in algemene voorwaarden oneerlijk is in de zin van de richtlijn, en hij moet dat beding vernietigen indien hij vaststelt dat het beding oneerlijk is. Dit is ook het geval als de consument daarover niets heeft aangevoerd (zie: Hoge Raad, 13 september 2013, ECLI:NL:HR: 2013:691).
5.7.
Het voorgaande brengt mee dat moet worden beoordeeld of artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren, op grond waarvan een parkeerder in geval van ‘treintje rijden’ een boete verschuldigd is van € 300,-, een oneerlijk beding is als bedoeld in de richtlijn.
5.8.
Volgens artikel 3 lid 1 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
5.9.
Daarnaast volgt uit artikel 6:233, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij.
5.10.
In het licht van de richtlijn en artikel 6:233, aanhef en onder a, BW, zal de kantonrechter bij de beantwoording van de vraag of het boetebeding van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren oneerlijk is, als maatstaf hanteren of de boete in een redelijke verhouding staat tot de voor Q-Park te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld, en of de boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend. Verder moet de gedraging waarop de boete is gesteld een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming opleveren om een boete te kunnen rechtvaardigen.
5.11.
Het ‘treintje rijden’ door [gedaagde] op 15 september 2016 levert zonder meer een ernstige tekortkoming op in de nakoming van de (parkeer-) overeenkomst die een boete rechtvaardigt.
5.12.
In haar dagvaarding heeft Q-Park nader toegelicht wat de achtergrond is van de boete van € 300,00 van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren. Q-Park heeft erop gewezen dat zij sinds enige jaren een zogeheten Parkeer Management Systeem gebruikt, waarmee in alle door haar beheerde parkeergarages permanent cameratoezicht wordt gehouden op de in- en uitgangen van die parkeergarages. Indien sprake is van ‘treintje rijden’ wordt dit door middel van een detectiesysteem gesignaleerd, waarna alle signaleringen door medewerkers van Q-Park worden bekeken en onderzocht aan de hand van de camerabeelden. Die medewerkers verzamelen ook de informatie die nodig is om verhaal te halen op degenen die zich schuldig maken aan ‘treintje rijden’. Medewerkers van Q-Park houden zich hier dagelijks en fulltime mee bezig. Q-Park heeft de kosten hiervan becijferd op € 300,00 per geval van ‘treintje rijden’.
5.13.
[gedaagde] heeft door niet meer te reageren de nadere toelichting door Q-Park niet betwist en de kantonrechter heeft voorts geen reden aan de juistheid te twijfelen van de door Q-Park genoemde schadeposten die Q-Park hebben gebracht tot het vaststellen van de boete op een bedrag van € 300,00, met als bijkomende gedachte dat deze boete ook voldoende afschrikwekkend moet zijn. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de boete van
€ 300,00 van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren gelet op de toelichting van Q-Park in een redelijke verhouding staat tot de voor Q-Park te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld en dat die boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend. De boete van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren is daarom niet aan te merken als een oneerlijk beding.
5.14.
De conclusie is dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een boete van
€ 300,00. De gevorderde wettelijke rente daarover kan worden toegewezen, vanaf
15 september 2016.
5.15.
Ook de vordering tot betaling van het “verloren kaart” tarief van € 25,00 wordt toegewezen. Er is geen grond om artikel 6.5. van de Algemene Voorwaarden Parkeren, waarop deze vordering berust, als een oneerlijk beding aan te merken en te vernietigen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat Q-Park kan worden gevolgd in haar toelichting dat in gevallen van ‘treintje rijden’ niet kan worden vastgesteld wat de parkeerduur is geweest en dat zij daarom genoodzaakt is het tarief van een verloren of ontbrekende kaart in rekening te brengen. Ook hier geldt dat de wettelijke rente kan worden toegewezen vanaf 15 september 2016.
5.16.
De gevorderde wettelijk toegestane buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij overwegend ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 30,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Q-Park worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van € 325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Q-Park tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 83,51
griffierecht € 117,00
salaris gemachtigde € 120,00;
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na de betekening van het vonnis tot de voldoening en veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 30,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Hoogland, kantonrechter en op 10 januari 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter