Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“wegens structurele werkweigering”.
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Door de ongerechtvaardigde en onredelijke weigering van Romijn om een gesprek aan te gaan over de arbeidsrelatie en de werkhervatting van [verzoekster] , en door vervolgens slechts aan te sturen op een onterecht ontslag op staande voet, heeft Romijn niet als goed werkgever gehandeld. Als gevolg daarvan is de arbeidsverhouding verstoord geraakt en moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. Dat moet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Romijn.
New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een ‘bestraffend’ effect heeft. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de billijke vergoeding vast te stellen op een bedrag van € 6.000,00 bruto. [verzoekster] heeft de (hoogte van de) door haar verzochte billijke vergoeding niet nader onderbouwd of toegelicht, anders dan met de stelling dat zij aanspraak maakt op een jaarsalaris. Gelet op de toelichting van [verzoekster] op de zitting is wel voldoende aannemelijk geworden dat [verzoekster] inmiddels een andere baan heeft tot september 2018, dat zij na die tijd voornamelijk zal zijn aangewezen op uitzendwerk, en dat haar inkomensverlies naar verwachting ongeveer € 500,00 bruto per maand zal bedragen. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat [verzoekster] in voldoende mate wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van Romijn door haar een billijke vergoeding ter hoogte van € 6.000,00 bruto toe te kennen. Daarbij is meegewogen dat Romijn ook wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoekster] van de hierna te noemen transitievergoeding. De door [verzoekster] verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding, waartegen geen verweer is gevoerd, is toewijsbaar vanaf veertien dagen na de uitspraak.
6.De beslissing
5 juli 2018;
12 juli 2018;
€ 3.689,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;