ECLI:NL:RBNHO:2018:5599

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4266
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag wegens ernstig plichtsverzuim van gemeenteambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gemeenteambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van Purmerend. De ambtenaar, die als groepsmanager werkzaam was, kreeg op 18 juli 2017 de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd vanwege ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het veelvuldig doen van bestellingen buiten de voorgeschreven bestelprocedures, waardoor de gemeente het zicht op de bestellingen kwijtraakte. De ambtenaar had goederen besteld ter waarde van ongeveer € 170.000,- zonder de juiste procedures te volgen en had bovendien pakbonnen ondertekend zonder te controleren of de goederen daadwerkelijk waren geleverd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar zich niet aan de bestelprocedures heeft gehouden en dat hij goederen op andere locaties dan het gemeentelijk magazijn heeft laten afleveren. Tijdens de zitting op 7 juni 2018 heeft de ambtenaar zijn verweer gepresenteerd, waarin hij stelde dat het onderzoek te lang had geduurd en dat de opgelegde straf niet evenredig was. De rechtbank oordeelde echter dat de zorgvuldigheid van het onderzoek voorop stond en dat de ambtenaar alle verweten gedragingen had begaan.

De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was, gezien de ernst van het plichtsverzuim en de lange periode waarin dit zich had voorgedaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de ambtenaar ongegrond en bevestigde de beslissing van het college van burgemeester en wethouders.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/4266

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. N.D.R. Toirkens),
en

het college van burgemeester en wethouders van Purmerend, verweerder

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2017 heeft verweerder eiser per 20 juli 2017 de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ongevraagd ontslag opgelegd.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt en verweerder verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Verweerder heeft daarmee ingestemd en het bezwaarschrift aan de rechtbank doorgezonden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam 1] , mr. [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

1.1.
Eiser was bij verweerder werkzaam als groepsmanager. In die functie was hij laatstelijk verantwoordelijk voor de disciplines [disciplines] . Eind september 2016 zijn bij verweerder twijfels gerezen over de integriteit van eiser omdat een aantal goederen die eiser had besteld niet te traceren was. De teammanager heeft op 26 en 29 september 2016 met eiser gesproken, maar die gesprekken hebben de gerezen twijfels niet weggenomen. Eiser is geschorst en hem is de toegang tot de digitale netwerken, kantoren, werkplaatsen en andere arbeidsplaatsen ontzegd.
1.2.
Vervolgens heeft een intern vooronderzoek plaatsgevonden, gevolgd door een onderzoek door Capra. In de rapportage van Capra van 26 april 2017 is geconcludeerd - kort gezegd - dat eiser in 2015 en 2016 honderden bestellingen heeft gedaan bij [bedrijf] , buiten voorgeschreven procedure om. Daarmee was een totaalbedrag van ongeveer € 170.000,- gemoeid. Voor veel van deze bestellingen is geen aanleiding of noodzaak te duiden. Daarnaast heeft eiser pakbonnen afgetekend voor levering terwijl de goederen (nog) niet geleverd waren. Eiser heeft bovendien nagelaten de daartoe geëigende personen over de door hem gedane bestellingen te informeren.
1.3.
Verweerder heeft op grond van de uitkomsten van het onderzoek eiser op 17 mei 2017 bericht voornemens te zijn hem de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ongevraagd ontslag op te leggen, wegens zeer ernstig plichtsverzuim. Eiser heeft op 20 juni 2017 zijn zienswijze gegeven. Vervolgens heeft verweerder besloten zoals hiervoor vermeld onder procesverloop.
2.1.
Eiser betoogt in beroep dat het onderzoek uitzonderlijk lang heeft geduurd. Tussentijds heeft hij niets gehoord van verweerder, ondanks zijn verzoeken om informatie. Hij is onnodig lang in onzekerheid gehouden. Daar komt bij dat zijn gemotiveerde verweer niet serieus is genomen. De handelwijze van verweerder getuigt van vooringenomenheid omdat verklaringen in het voordeel van eiser stelselmatig terzijde zijn geschoven. Daarnaast bevat het rapport van Capra onjuistheden.
2.2.
Eiser betoogt verder dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig is. Eiser heeft er in dat verband op gewezen dat hij onvoldoende is aangesproken voor het niet juist volgen van bestelprocedures, terwijl verweerder op de hoogte was van zijn sterke en zwakke kanten. Daarnaast had van verweerder verwacht mogen worden dat hij eerder had ingegrepen als het daadwerkelijk zou gaan om het stelselmatig doen van bestellingen buiten de voorgeschreven procedures om voor een totaalbedrag van € 170.000,-. Het is niet aannemelijk dat de teammanager pas kort tevoren op de hoogte was. Verder is het bedrag van € 170.000,- niet gespecificeerd en verweerder heeft verzuimd inzichtelijk te maken welk belang eiser gehad kan hebben bij de hem verweten handelwijzen. Eiser heeft daarbij benadrukt dat voor veel goederen geen bestelprocedure bestond. Het bestelproces was diffuus. Goederen die niet meer te traceren zijn, zullen voor het grootste deel zijn (op)gebruikt. Bovendien blijkt niet dat verweerder grondig heeft gezocht.
3.1.
Verweerder stelt zich met betrekking tot de duur en zorgvuldigheid van het onderzoek op het standpunt dat zorgvuldigheid boven snelheid is gesteld. Het onderzoek is uitgevoerd op een wijze zoals die is beschreven in het Protocol integriteitsonderzoeken Purmerend 2015. Eiser heeft regelmatig bericht ontvangen over de voortgang, bijvoorbeeld in de vorm van brieven waarin hem werd meegedeeld dat ordemaatregelen werden verlengd. Eiser heeft daarnaast op een aantal momenten de mogelijkheid gehad de onderzoeksresultaten in te zien en daarop te reageren. Die reacties zijn in het onderzoek betrokken en hebben aanleiding gevormd voor vervolgonderzoek.
3.2.
Wat betreft de stelling van eiser dat de opgelegde straf niet evenredig is, stelt verweerder zich op het standpunt dat de bestelprocedures duidelijk waren. Eiser was weliswaar bevoegd om te bestellen tot een bedrag van € 5.000,-, maar diende daarvoor wel de voorgeschreven procedure te volgen. Bestellingen dienden feitelijk te worden geplaatst door de magazijnmeester of diens vervanger in opdracht van eiser en niet door eiser zelf. Goederen dienden bovendien te worden afgeleverd op een centraal punt (De Koog) en niet elders. Pas na aflevering van de goederen mocht voor ontvangst van goederen worden getekend.
Een specificatie van de door eiser gedane bestellingen met de waarde van elk daarvan is opgenomen in bijlagen bij het onderzoeksrapport van Capra. Uit dat rapport blijkt dat het veelal gaat om goederen die niet inmiddels (op)gebruikt kunnen zijn, maar die desondanks niet zijn te traceren door verweerder. Indien zich al problemen met de bestelprocedure zouden hebben voorgedaan, vormden deze geen vrijbrief voor eiser om dan maar buiten die procedure om zelf te bestellen. Eiser is eerder gewezen op het belang van het naleven van procedures, maar heeft er alles aan gedaan om zijn bestellingen bij [bedrijf] buiten het zicht van de organisatie te houden. Er is ingegrepen door verweerder nadat de handelwijze van eiser bekend werd en daarover twijfels waren gerezen. Verweerder meent dat niet relevant is welke beweegredenen eiser heeft gehad voor zijn gedrag. Van belang is of de verweten gedragingen eiser kunnen worden toegerekend. Verweerder ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de toerekenbaarheid. Eiser heeft zich volgens verweerder schuldig gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim en heeft het in hem gestelde vertrouwen grovelijk beschaamd. Gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim en de lange periode waarin het plichtsverzuim zich heeft voorgedaan, is verweerder van mening dat het strafontslag niet onevenredig is.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het oordeel dat het onderzoek door of in opdracht van verweerder te lang heeft geduurd, waardoor eiser onnodig lang in onzekerheid heeft verkeerd, ziet de rechtbank geen aanleiding. Het onderzoek bestreek weliswaar een periode van ruim een half jaar, maar betrof een grote hoeveelheid bestellingen, waarvan getracht is te achterhalen voor wie en met welke reden deze waren gedaan, of deze goederen waren geleverd en wat er vervolgens mee is gebeurd. Dat vergde niet alleen onderzoek in de administratie van verweerder, maar maakte ook gesprekken met tal van collega’s van eiser en eiser zelf noodzakelijk. Naar aanleiding van de reactie van eiser op de conceptrapportage heeft een vervolgonderzoek plaatsgehad. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht zorgvuldigheid boven snelheid heeft gesteld. Van vooringenomenheid van verweerder of van onzorgvuldigheden in de rapportage is niet gebleken.
4.2.
Vervolgens ligt de vraag voor of en zo ja welke, disciplinaire sanctie mocht worden opgelegd. Hierbij is van belang welke gedragingen eiser worden verweten en of hij die gedragingen heeft begaan. Vervolgens is het de vraag of de vastgestelde gedragingen zijn aan te merken als plichtsverzuim en of dit plichtsverzuim eiser is toe te rekenen. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de opgelegde straf evenredig is aan de aard en de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
4.3.
Verweerder heeft eiser de volgende gedragingen verweten:
a. het buiten de procedures om doen van bestellingen bij [bedrijf] doen,
b. zonder dat hem dat gevraagd is die bestellingen te doen;
c. het laten afleveren van goederen op een andere locatie dan is voorgeschreven;
d. het tekenen voor ontvangst zonder steeds te controleren of het bestelde geleverd is;
e. het bestellen van goederen ‘op afroep’;
f. het niet informeren van collega’s over de gedane bestellingen;
g. het niet altijd naar waarheid verklaren over zijn handelwijzen.
4.4.
Eiser heeft de gedragingen a t/m e erkend, zodat daarvan vaststaat dat eiser deze heeft begaan. Met betrekking tot de gedraging onder f heeft eiser een andere kijk op de zaken dan verweerder. Eiser stelt dat zijn leidinggevenden wel wisten dat hij buiten de procedures om goederen bestelde en dat ze daar bovendien mee akkoord gingen. Uit geen van de verklaringen die tijdens het onderzoek door Capra of erna zijn afgelegd komt echter naar voren dat eiser zijn bestelgedrag had afgestemd met collega’s of leidinggevenden, integendeel.
Ten aanzien van het verwijt onder g heeft eiser gesteld steeds naar waarheid te hebben verklaard. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen nu verklaringen van eiser veelvuldig zijn tegengesproken door collega’s. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser alle hem verweten gedragingen heeft begaan.
4.5.
Ten aanzien van de gedragingen onder a tot en met e overweegt de rechtbank dat deze zonder meer zijn aan te merken als plichtsverzuim. De bestelprocedure was bij eiser bekend. Deze procedure is onder meer bedoeld om een goede interne controle mogelijk te maken en met het niet volgen van die procedure is die controle ernstig bemoeilijkt. Met betrekking tot de gedragingen onder f en g overweegt de rechtbank dat van eiser in elk geval verwacht had mogen worden dat hij de daartoe geëigende collega’s zou informeren indien er om wat voor reden dan ook een noodzaak zou zijn geweest om af te wijken van de voorgeschreven bestelprocedure. Door collega’s niet te informeren heeft eiser bestellingen buiten het zicht van de organisatie gehouden en daarmee een goede interne controle onmogelijk gemaakt. Dat geldt eveneens voor het achteraf niet naar waarheid verklaren over zijn handelwijze.
4.6.
Nu niet gebleken is dat het plichtsverzuim niet aan eiser kan worden toegerekend, was het bestuur bevoegd hem daarvoor een disciplinaire maatregel op te leggen.
4.7.
Gezien de aard en de ernst van het plichtsverzuim acht de rechtbank de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag daaraan niet onevenredig. Door gedurende een periode van ongeveer twee jaren honderden bestellingen voor een totaalbedrag van € 170.000,- te doen en deze bestellingen door het niet naleven van de voorschreven bestelprocedure aan het zicht van de organisatie te onttrekken, heeft eiser gehandeld in strijd met de eisen van integriteit, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid die verweerder aan zijn medewerkers mag stellen en is een disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ongevraagd ontslag passend.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Dijk, voorzitter, en mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, en mr. A. Buiskool, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.