In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de rechtsgeldigheid van een koopovereenkomst voor een woning. De partijen hebben op 5 juli 2017 overeenstemming bereikt over de verkoop van de woning voor een bedrag van € 272.500,-. De voormalig partner van [eiseres], die mede-eigenaar was van de woning, gaf per e-mail volmacht aan [eiseres] om de verkoop te ondertekenen. De koopovereenkomst werd op 7 juli 2017 door [eiseres] en op 8 juli 2017 door [gedaagde] ondertekend. Echter, [gedaagde] heeft op 17 juli 2017 gebruik gemaakt van de wettelijke bedenktijd en de koopovereenkomst ontbonden, wat leidde tot een rechtszaak.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de koopovereenkomst rechtsgeldig was. Volgens [eiseres] was de overeenkomst geldig omdat zij een volmacht had van haar ex-partner, maar [gedaagde] betwistte dit en stelde dat hij de volmacht niet had ontvangen voor het ondertekenen van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de volmacht niet tijdig was overhandigd aan [gedaagde], waardoor de koopovereenkomst niet voldeed aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 BW. De bedenktijd begon pas op 14 juli 2017, toen de ondertekende koopovereenkomst aan [gedaagde] werd overhandigd.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat [gedaagde] de koopovereenkomst rechtsgeldig had ontbonden en dat [eiseres] geen recht had op de gevorderde boete of schadevergoeding. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen en [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten.