ECLI:NL:RBNHO:2018:5345

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
5683459 / CV EXPL 17-885
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij annulering van vlucht door operationele problemen en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa AG wegens compensatie na de annulering van hun vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt op 23 juli 2016. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 per persoon, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering of vertraging van vluchten. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Frankfurt, die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De rechtbank oordeelde echter dat de annulering niet te wijten was aan deze omstandigheden, maar aan operationele problemen, zoals het niet beschikbaar hebben van bemanningsleden. De rechtbank concludeerde dat Lufthansa niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen. Daarom werd Lufthansa veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd van gemaakte kosten. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, aangezien Lufthansa in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5683459 / CV EXPL 17-885
Uitspraakdatum: 28 februari 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1] ,

2.
[passagier 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. A.J. Colenbrander en C.J.J.W. Schmidt (Claimingo B.V.),
tegen
de buitenlandse rechtspersoon Deutsche Lufthansa AG,
statutair gevestigd buiten Nederland en mede filiaal houdend te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
hierna te noemen: Lufthansa,
gemachtigde: mr. E.C. Douma.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 23 januari 2017 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de luchtvaartmaatschappij Condor een vervoersovereenkomst gesloten. Volgens de oorspronkelijke planning zouden de passagiers op 23 juli 2016 om 11:15 uur van Amsterdam vliegen naar Frankfurt (Duitsland) met vluchtnummer LH989, om vervolgens om 16:20 uur van Frankfurt naar Punta Cana (Dominicaanse Republiek) te vliegen met vluchtnummer DE2228 (hierna: de vlucht).
2.2.
Lufthansa zou de uitvoerende luchtvaartmaatschappij zijn voor het gedeelte van de vlucht tussen Amsterdam en Frankfurt (LH989). Dit gedeelte van de vlucht is door Lufthansa geannuleerd. De passagiers hebben meer dan vier uur vertraging opgelopen als gevolg van deze annulering.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2016, althans vanaf 15 december 2016, althans vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 oktober 2016, althans vanaf 15 december 2016, althans vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert, samengevat, het volgende aan. Op 22 juli 2016 was sprake van slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Frankfurt. Volgens Lufthansa konden er minder vliegtuigen landen en opstijgen dan normaal. Ook de gebruikelijke werkzaamheden aan en rond de vliegtuigen werden door het slechte weer langzamer uitgevoerd dan normaal, dan wel gestaakt. De luchthaven te Frankfurt is tevens tijdelijk gesloten geweest op 22 juli 2016 (op of omstreeks 22:00 uur) vanwege verzadiging naar een onweersstorm. Lufthansa verwijst naar het weerrapport van “Wunderground.” De onweersbui leidde tot tijdelijke staking van de grondwerkzaamheden vanwege veiligheidsredenen. De luchtverkeersleiding stond het in 76 gevallen toe om toch te landen dan wel op te stijgen.
4.2.
Het dagrapport van Lufthansa vermeldt inzake 23 juli 2016 onder andere dat uitgeweken vliegtuigen eerst terug moesten keren naar Frankfurt, teneinde de vliegtuigen weer in positie te krijgen. Daarbij moesten de bemanningsleden wel eerst aan de rusttijden voldoen. Lufthansa werd geconfronteerd met een vliegtuig dat vlucht LH988 (Frankfurt-Amsterdam) niet mocht/kon uitvoeren. Het niet mogen uitvoeren van vlucht LH988 en de daarop volgende vlucht LH989 (Amsterdam-Frankfurt) had te maken met de door de weersomstandigheden veroorzaakte chaos. Dit betrof het toestel waarmee de vlucht zou worden uitgevoerd. Lufthansa doet een beroep op doorwerking van de buitengewone omstandigheden.
4.3.
Lufthansa voert aan dat indien het beroep op de buitengewone omstandigheden niet wordt gehonoreerd zij hooguit € 250,00 per passagier aan compensatie is verschuldigd. Voornoemd bedrag heeft betrekking op de geannuleerde Lufhansa-vlucht LH989 (Amsterdam-Frankfurt). Lufthansa was ten aanzien van de vlucht de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. Lufthansa heeft met de passagiers geen (vervoers)overeenkomst inzake de vlucht DE2228. Lufthansa is door Condor Air “ingehuurd” om de passagiers van Amsterdam naar Frankfurt te vervoeren. Het is Condor die met de passagiers de vervoersovereenkomst inzake de vluchten Amsterdam-Frankfurt en Frankfurt-Punta Cana is aangegaan en dus de ticket uitgevende luchtvaartmaatschappij is.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd is van het geschil kennis te nemen en dat de Verordening op dit geschil van toepassing is.
5.2.
Het Europese Hof van Justitie heeft bij arrest van 26 februari 2013 (Air France / Folkerts) geoordeeld dat voor de toepassing van de in artikel 7 van de Verordening voorziene compensatie, in het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluiting, enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, omdat het ongemak van de vertraagde vlucht zich voordoet op de eindbestemming. In het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen wordt volgens het Hof onder eindbestemming verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagiers hebben genomen. De eindbestemming van onderhavige vlucht is derhalve Punta Cana.
5.3.
Op grond van het Folkerts-arrest moet onderhavige vlucht worden gezien als zijnde één vlucht met als eindbestemming Teheran. De vlucht bestaat uit twee trajecten, te weten Amsterdam-Wenen en Wenen Teheran. Lufthansa betwist niet dat zij het eerste traject van Amsterdam naar Wenen heeft uitgevoerd.
5.4.
Artikel 3, lid 5 van de Verordening bepaalt:
“De verordening is van toepassing op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2 (…)”
In overweging 7 van de Verordening staat voorts:
“Om de efficiënte toepassing van deze verordening te waarborgen, dienen de bij de verordening gecreëerde verplichtingen te rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is de vlucht uit te voeren, met eigen dan wel inclusief of zonder bemanning geleaste vliegtuigen, of enige andere vorm.”
In artikel 2 onder b van de Verordening wordt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert gedefinieerd als
“een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met de passagier.”
5.5.
Uit de definitie in artikel 2 sub b van de Verordening volgt niet dat een rechtstreekse contractuele relatie met de passagiers noodzakelijk is. Een andere uitleg zou leiden tot schending van het gelijkheidsbeginsel bij passagiers die zich in een zelfde situatie bevinden, namelijk enerzijds passagiers die aansluitende vluchten hebben die onderdeel uitmaken van één ‘boeking’ en door dezelfde maatschappij worden uitgevoerd en anderzijds passagiers die aansluitende vluchten hebben die onderdeel uitmaken van één ‘boeking’ maar die door verschillende maatschappijen worden uitgevoerd (de zogenoemde code sharing). Een dergelijk onderscheid laat de Verordening niet toe. Lufthansa kan, als uitvoerende luchtvaartmaatschappij, op grond van artikel 2, onder b, van de Verordening door de passagiers worden aangesproken om hen te compenseren. Het verweer van Lufthansa dat zij geen overeenkomst heeft gesloten met de passagiers en daarom niet gehouden is hen te compenseren voor de gehele vlucht slaagt niet.
5.6.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Punta Cana. Op grond van de Verordening is Lufthansa compensatie verschuldigd, tenzij Lufthansa kan aantonen dat de vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen konden worden.
5.7.
Ten aanzien van het beroep van Lufthansa op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.8.
De luchthaven te Frankfurt had op 22 juli 2016 te kampen met zeer slechte weersomstandigheden. Deze slechte weersomstandigheden blijken uit het door Lufthansa overgelegde weerrapport van “Wunderground.” De luchthaven is op voornoemde datum op of omstreeks 22:00 uur een tijd gesloten geweest wegens verzadiging na een onweersstorm. De sluiting van de luchthaven heeft betrekking gehad op al het vliegverkeer van en naar de luchthaven Frankfurt. Nu geen vliegverkeer mogelijk was van en naar Frankfurt is de kantonrechter van oordeel dat de sluiting van de luchthaven een buitengewone omstandigheid vormt.
5.9.
Lufthansa doet een beroep op doorwerking van de hiervoor genoemde buitengewone omstandigheden. De buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken indien Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering van vlucht LH989, zijnde het eerste gedeelte van de vlucht in kwestie, te voorkomen.
5.10.
Uit de dossierstukken blijkt niet dat er geen toestel beschikbaar was om de vlucht in kwestie mee uit te voeren. Lufthansa heeft geen specificatie overgelegd waaruit blijkt dat het toestel waarmee vlucht LH989 zou worden uitgevoerd moest uitwijken naar een andere luchthaven en hierdoor niet tijdig gereed stond voor vertrek in Frankfurt voor de uitvoering van vlucht LH988. Uit het dagrapport dat Lufthansa bij conclusie van antwoord heeft overgelegd blijkt daarentegen dat de vlucht is geannuleerd wegens “lack of crew.” Hieruit maakt de kantonrechter op dat de (rotatie)vlucht met vluchtnummers LH988 en LH989 geannuleerd is wegens het niet beschikbaar hebben van bemanningsleden en niet vanwege het niet beschikbaar hebben van een toestel. Het niet paraat hebben van bemanningsleden vormt een operationeel probleem. Lufthansa voert bovendien zelf aan in haar conclusie van antwoord dat niet elk vliegtuig beschikt over reservebemanning en dat als de reservebemanning al is ingezet op een andere vlucht deze niet nogmaals kan worden opgeroepen. Dit duidt op een operationele keuze van Lufthansa voor wat betreft het inzetten van haar reservebemanningsleden.
5.11.
Gelet op bovenstaande is niet komen vast te staan dat de annulering van de vlucht is ontstaan als gevolg van de buitengewone omstandigheid of als gevolg van operationele problemen die zich hebben voorgedaan. Daarbij is niet voldoende gebleken dat Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om annulering van de vlucht te voorkomen. Het beroep op doorwerking van de buitengewone omstandigheid gelegen in de slechte weersomstandigheden slaagt dan ook niet. Nu sprake is van één vlucht van Amsterdam naar Punta Cana is Lufthansa, als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij, een compensatie van
€ 600,00 per passagier verschuldigd. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de annulering en de duur van de vervolgens ontstane vertraging van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
5.12.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten oordeelt de kantonrechter als volgt. De passagiers maken aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. De passagiers hebben echter niet voldoende specificaties overgelegd waaruit blijkt dat deze buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk gemaakt zijn door de (gemachtigde van) de passagiers. De kantonrechter is gelet hierop van oordeel dat de passagiers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht die meer hebben omvat dan het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, alsmede de daarover gevorderde wettelijke rente, zal daarom worden afgewezen.
5.13.
Lufthansa zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 101,96;
griffierecht € 223,00;
salaris gemachtigde € 200,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en op
28 februari 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter