ECLI:NL:RBNHO:2018:5338

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
6265259 \ CV EXPL 17-7603
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten en schadevergoeding in verband met concurrentie en geheimhoudingsbeding

In deze zaak heeft MegashopPlaza B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het niet betalen van kosten voor een vliegticket en schadevergoeding in verband met concurrentie en schending van een geheimhoudingsbeding. MegashopPlaza, een onderneming die ICT-diensten aanbiedt, heeft [gedaagde] gedagvaard na een samenwerking die eindigde in oktober 2016. [gedaagde] was eerder in dienst bij MegashopPlaza en heeft na zijn vertrek een eigen onderneming opgericht. MegashopPlaza stelt dat [gedaagde] stelselmatig en substantieel het bedrijfsdebiet van MegashopPlaza heeft afgebroken door klanten van MegashopPlaza te benaderen en dat hij vertrouwelijke informatie heeft gebruikt. De kantonrechter heeft op 18 april 2018 geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] het bedrijfsdebiet van MegashopPlaza heeft afgebroken. De vordering tot betaling van het vliegticket is toegewezen, maar de overige vorderingen zijn afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat MegashopPlaza onvoldoende heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden door de schending van het geheimhoudingsbeding. De proceskosten zijn voor rekening van MegashopPlaza, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6265259 \ CV EXPL 17-7603
Uitspraakdatum: 18 april 2018
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Megashopplaza B.V.
gevestigd te Nieuw-Vennep
eiseres
hierna te noemen: MegashopPlaza
gemachtigde: mr. R. Odekerken
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. W.T. Broer

1.Het procesverloop

1.1.
MegashopPlaza heeft bij dagvaarding van 15 augustus 2017 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. MegashopPlaza heeft bij akte haar vordering vermeerderd en gewijzigd. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 20 februari 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 8 februari 2018 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
MegashopPlaza is een onderneming die ICT-diensten aanbiedt. De diensten bestaan uit het leveren van hardware direct of via haar webwinkel en monitoring van systemen op locatie van de klanten.
2.2.
[gedaagde] is van 1 maart 2014 tot 1 januari 2017 in dienst geweest bij MegashopPlaza in de functie van network engineer.
2.3.
In artikel 1 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de werkzaamheden worden verricht voor de organisaties “ [eenmanszaak A] ” en “MegashopPlaza”.
2.4.
In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
“De werknemer is tijdens de duur en na het beëindigen van deze overeenkomst gehouden tot strikte geheimhouding van alles wat hem omtrent de onderneming van zowel de werkgever als van handelsrelaties/cliënten op welke wijze dan ook bekend is geworden en waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijk karakter redelijkerwijs kan vermoeden.”
2.5.
Enig aandeelhouder van MegashopPlaza is [naam holding] waarvan [directeur] enig aandeelhouder is. [directeur] (hierna: [directeur] ) drijft tevens de eenmanszaak “ [eenmanszaak A] ”.
2.6.
MegashopPlaza heeft in opdracht van [consultancybureau] monitoring en netwerkbeheer uitgevoerd voor een klant van [consultancybureau] , te weten de vereniging van eigenaren “ [VvE] ” .
2.7.
De samenwerking tussen [consultancybureau] en MegashopPlaza is op verzoek van MegashopPlaza per 31 oktober 2016 beëindigd.
2.8.
Eind november 2016, nadat [gedaagde] aan MegashopPlaza had aangegeven een eigen onderneming te willen starten, heeft [directeur] [gedaagde] gevraagd of hij voor een klant op het Broadband Forum (BBF) in Chicago de netwerkverbinding wilde inrichten.
2.9.
[gedaagde] exploiteert met ingang van 1 januari 2017 de eenmanszaak “ [eenmanszaak gedaagde] ”.
2.10.
Sinds de oprichting van [eenmanszaak gedaagde] voert [gedaagde] in opdracht van [consultancybureau] werkzaamheden uit voor [VvE] en voor Vesteda te Rotterdam.
2.11.
[gedaagde] heeft per email d.d. 13 februari 2017 aan [betrokkene] , ceo van het BBF-event, gevraagd:
“(…) I would like your approval for my flight for the BBF event in Chicago (…)”
2.12.
[gedaagde] heeft per e-mail op 13 februari 2017 aan [directeur] (@ [eenmanszaak A] ) geschreven:
“(…) Ik heb gekeken voor de vlucht voor de BBF. Omdat de KLM niet op vrijdag terug vliegt heb ik gekeken voor een alternatief. Bijgevoegd is de vlucht van en naar chicago welke wel op vrijdag terug vliegt, Ik heb op de terugvlucht economy plus geselecteerd en goedkeuring gevraagt aan [betrokkene] . Zou jij bij goedkeuring deze willen boeken?(…)”
2.13.
Op 20 februari 2017 heeft [directeur] aan [gedaagde] het volgende geschreven:
“ Ik ben vanmiddag bezig geweest met het boeken, maar ik heb je paspoort en geboorte datum etc. (…) Dus zodra je paspoort en geboorte datum doorgeeft zal ik de boeking doorzetten voor je.”
2.14.
[directeur] heeft op 21 februari 2017 na ontvangst van de aan [gedaagde] gevraagde gegevens een ticket op naam van [gedaagde] geboekt. De kosten van het ticket zijn € 1.076,52 ex btw.
2.15.
[gedaagde] en [directeur] zijn niet tot definitieve afspraken met betrekking tot het BBF-event gekomen.
2.16.
MegashopPlaza heeft [VvE] 3 maart 2017 een factuur gestuurd voor geleverde diensten ten bedrage van € 3.352,90 inclusief btw.
2.17.
MegashopPlaza heeft [gedaagde] op 23 juni 2017 gedagvaard in kort geding. MegashopPlaza heeft de vordering ingetrokken, waarna zij bij vonnis van 11 augustus 2017 is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] vastgesteld op € 600,00 salaris gemachtigde.

3.De vordering

3.1.
Na wijziging en vermeerdering van eis vordert MegashopPlaza:
I. [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van de kosten van het vliegticket van € 1.302,59 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat het vliegticket op zijn instructie is geboekt tot aan de dag van gehele betaling;
II. [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van de factuur van [VvE] van € 3.352,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2017 tot aan de dag van gehele betaling;
III. primair [gedaagde] te gelasten tot het staken en gestaakt houden van zijn bedrijfs-activiteiten, teneinde het beconcurreren van MegashopPlaza te stoppen, dit alles met een dwangsom van € 50.000,00 per keer, te vermeerderen met € 5.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
subsidiair [gedaagde] te gelasten reeds van MegashopPlaza overgenomen klanten binnen 48 uren na het wijzen van het vonnis aan haar terug te geven, dan wel aan hen geen diensten meer te verlenen, alsook geen (voormalige) klanten van MegashopPlaza over te nemen ongeacht wie het initiatief hiervoor heeft genomen, dit alles met een dwangsom van € 50.000,00 per keer, te vermeerderen met € 5.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding aan MegashopPlaza van de door hem door verstoring van de router bij Vesteda op 12 september 2017 veroorzaakte schade, bestaande uit arbeidsuren van MegashopPlaza om de situatie te herstellen, begroot op € 180,00;
V. primair [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de kosten van de kort geding procedure, bestaande uit € 600,00 voor het salaris van de gemachtigde en € 136,00 voor nakosten, tezamen een bedrag van € 736,00;
subsidiair [gedaagde] te veroordelen tot het terugbetalen van een gedeelte van de kosten voor de kort geding procedure aan MegashopPlaza in redelijkheid en billijkheid vast te stellen;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten en de nakosten van het geding, het salaris van de gemachtigde van MegashopPlaza en het griffierecht daaronder begrepen.
3.2.
MegashopPlaza legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] haar had verzocht een vlucht voor hem te boeken. Door zich vervolgens te onttrekken aan de opdracht is [gedaagde] aansprakelijk voor de gemaakte kosten ad € 1.302,59 inclusief btw.
3.3.
Voorts maakt [gedaagde] zich stelselmatig schuldig aan het substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van MegashopPlaza, nu deze omzet die zij al jaren heeft, thans ziet wegvloeien. Zo weigert [VvE] de nota van MegashopPlaza te betalen nu zij intussen dienstverlening van [gedaagde] krijgt. [gedaagde] is gehouden de schade te vergoeden die uit dit onrechtmatig handelen voortvloeit. Tevens dient [gedaagde] contacten die hij onderhoudt met en bedrijfsactiviteiten die hij verricht voor (voormalige) klanten van MegashopPlaza te staken en gestaakt te houden.
3.4.
Door het handelen van [gedaagde] is de router van Vesteda offline gegaan. De totale kosten voor MegashopPlaza om de gevolgen te verhelpen, bedroegen € 180,00 exclusief btw.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

vordering I.
5.1.
[gedaagde] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat MegashopPlaza niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in deze vordering, omdat het geen vordering van MegashopPlaza betreft. Volgens [gedaagde] heeft hij niet met MegashopPlaza maar met [eenmanszaak A] gesproken over het uitvoeren van het BBF-event, maar zijn zij uiteindelijk niet tot overeenstemming gekomen. Hoewel dit verweer formeel doel treft, is het, zoals ter zitting besproken, uit praktische overwegingen weinig zinvol om tot niet-ontvankelijk verklaring over te gaan, gelet op de verwevenheid tussen beide bedrijven. [eenmanszaak A] is immers de naam van de eenmanszaak waaronder de directeur van MegashopPlaza, [directeur] , tevens werkzaamheden verricht. Het gaat dan ook feitelijk om contact met een en dezelfde persoon, zodat de kantonrechter aan het verweer voorbij zal gaan en zal overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering.
5.2.
[gedaagde] betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor het boeken van het ticket. Hij voert aan dat hij met MegashopPlaza een overeenkomst is aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat MegashopPlaza de kosten van – in ieder geval – de helft van de werkzaamheden zou (voor) financieren. Door afwijzing van de (voor)financiering en het ontbreken van andersluidende afspraken, is de voorwaarde niet in vervulling gegaan, zodat hij ook niet gehouden is de kosten van het ticket te voldoen. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Gebleken is dat [gedaagde] [directeur] op 13 februari 2017 heeft verzocht het vliegticket te boeken na goedkeuring van [betrokkene] , ceo van het BBF-event. Niet in geschil is dat de vereiste goedkeuring is verkregen en dat [gedaagde] zijn geboortedatum en paspoortnummer aan [directeur] heeft doorgegeven, waarna het ticket op zijn verzoek is geboekt. [gedaagde] is dan ook gehouden het op zijn verzoek geboekte vliegticket te betalen. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde btw, zodat deze als onweersproken kunnen worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 14 maart 2017, zijnde de vervaldatum van de factuur.
vorderingen II. III. en IV.
5.3.
De vorderingen onder II. III. en IV. lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Bij de beoordeling van de vorderingen stelt de kantonrechter voorop dat geen sprake is van een concurrentiebeding. Dit betekent dat het [gedaagde] in beginsel vrij staat om met de voormalige werkgever in concurrentie te treden, ook wanneer laatstgenoemde daarvan nadeel ondervindt. Volgens vaste rechtspraak is van onrechtmatige concurrentie pas sprake als voldaan is aan drie cumulatieve vereisten te weten, kort gezegd (a) het stelselmatig en substantieel afbreken van (b) duurzame bedrijfsdebiet van de gewezen werkgever (c) met gebruikmaking van kennis en gegevens die bij de gewezen werkgever vertrouwelijk zijn verkregen door de aldus handelende werknemer.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat, zoals MegashopPlaza stelt, [gedaagde] stelselmatig en substantieel bedrijfsdebiet van MegashopPlaza heeft afgebroken. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] het klantenbestand van MegashopPlaza benadert of heeft benaderd. Zo heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist dat [VvE] tot het duurzame bedrijfsdebiet van MegashopPlaza behoort, omdat het een klant van [consultancybureau] betreft welk bedrijf geen klant van MegashopPlaza meer is. MegashopPlaza heeft niet weersproken dat [VvE] een klant is van [consultancybureau] . MegashopPlaza stelt echter dat door opzegging van de samenwerking tussen MegashopPlaza en [consultancybureau] sprake is van een rechtstreekse klantrelatie tussen [VvE] en MegashopPlaza. Dit heeft zij, in weerwil van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , niet nader onderbouwd, zodat niet is vast komen te staan dat [VvE] rechtstreeks tot het duurzame bedrijfsdebiet van MegashopPlaza behoort. Dit geldt ook voor Vesteda . Andere feiten of omstandigheden heeft MegashopPlaza in dit verband niet gesteld, zodat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] MegashopPlaza onrechtmatig beconcurreert.
5.5.
Rest wel de vraag of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld bij het bedienen van [VvE] en Vesteda door gebruik te maken van kennis en gegevens die hij bij MegashopPlaza vertrouwelijk heeft verkregen. Het zou daarbij volgens MegashopPlaza gaan om het gebruik van wachtwoorden, inloggegevens en klantgegevens. MegashopPlaza voert aan dat [gedaagde] voor de toegang tot de router van [VvE] en van Vesteda gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke klantgegevens die hij alleen van MegashopPlaza heeft kunnen verkrijgen. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] onvoldoende heeft weersproken dat configuratie van de router alleen mogelijk is via een gebruikersnaam en wachtwoord en dat klanten niet zelf over deze gegevens beschikken. Nu [gedaagde] niet heeft aangevoerd en evenmin anderszins is gebleken dat [gedaagde] op een andere wijze deze gegevens heeft verkregen, is tot op tegenbewijs aannemelijk dat [gedaagde] toegang tot de router van [VvE] en Vesteda heeft kunnen verkrijgen door gebruik te maken van vertrouwelijke klantgegevens die hij tijdens het dienstverband had verkregen bij MegashopPlaza.
5.6.
Indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat vast komt te staan dat [gedaagde] toegang tot de router heeft verkregen met gegevens die hij alleen bij MegashopPlaza vertrouwelijk heeft kunnen verkregen, levert dat een schending op van het geheimhoudingsbeding. Vervolgens zal beoordeeld dienen te worden welke schade MegashopPlaza als gevolg van deze schending heeft geleden. MegashopPlaza vordert in dit verband vanwege monitoringsdiensten aan [VvE] een bedrag van € 3.352,90 en een bedrag van € 180,00 aan arbeidsuren om de situatie bij Vesteda te herstellen. De kantonrechter is van oordeel dat MegashopPlaza onvoldoende heeft gesteld dat zij door de eventuele overtreding van het geheimhoudingsbeding schade heeft geleden, aangezien zij die gegevens na beëindiging van de samenwerking met [consultancybureau] aan [consultancybureau] had dienen te overhandigen, nu het klanten van [consultancybureau] betreft. Gelet hierop, komt de kantonrechter niet aan het verstrekken van een bewijsopdracht toe. De vorderingen onder II. III. en IV. zullen dan ook worden afgewezen.
vordering V.
5.7.
MegashopPlaza voert aan dat zij in de proceskosten is veroordeeld in een kort gedingprocedure tot beëindiging van de onrechtmatige concurrentie, welke procedure zij om haar moverende redenen heeft ingetrokken. MegashopPlaza bestrijdt dat de gemachtigde van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht om welke reden zij het bedrag van € 736,00 tot betaling waartoe zijn is veroordeeld terugbetaald wil hebben. Deze vordering zal bij gebrek aan onderbouwing worden afgewezen.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van MegashopPlaza onder I. zal toewijzen en de vorderingen onder II., III., IV., en V. moeten worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van MegashopPlaza, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde proceskostenveroordeling onder VI. zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan MegashopPlaza van € 1.302,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt MegashopPlaza tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op € 500,00 salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter