ECLI:NL:RBNHO:2018:5318

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
5979634 / CV EXPL 17-4429
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Nederlandse rechter in luchtvaartzaak tegen Arkia Israeli Airlines

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Arkia Israeli Airlines wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Tel Aviv op 27 mei 2017. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Arkia Airlines betwistte de vordering en stelde dat de Nederlandse rechter onbevoegd was, omdat in de algemene voorwaarden was vastgelegd dat de rechtbank in Tel Aviv bevoegd was. De kantonrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Brussel I bis Verordening. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een vlucht tussen twee lidstaten en dat Arkia Airlines geen vestiging in Nederland had. Hierdoor was de Nederlandse rechter niet bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Arkia Airlines.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5979634 / CV EXPL 17-4429
Uitspraakdatum: 14 februari 2018
Vonnis in de zaak van:
[de passagier] ,wonende te [woonplaats] , Israël,
eiser,
hierna te noemen: de passagier,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht Arkia Israeli Airlines Ltd.,
gevestigd te Tel Aviv, Israël,
gedaagde,
hierna te noemen: Arkia Airlines,
gemachtigde: mr. P. Frühling.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 10 februari 2017 een vordering tegen Arkia Airlines ingesteld. Arkia Airlines heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Arkia Airlines een schriftelijke reactie heeft gegeven. Vervolgens heeft de passagier een antwoordakte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Arkia Airlines een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Arkia Airlines de passagier zou vervoeren van Amsterdam naar Tel Aviv, Israël op 27 mei 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Arkia Airlines gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Arkia Airlines heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Arkia Airlines, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 27,39 aan rente;
- de proceskosten.
3.1.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 november 2009. De passagier stelt dat Arkia Airlines vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Arkia Airlines betwist de vordering. Zij voert aan dat de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem onbevoegd is van het geschil kennis te nemen op grond van artikel 8 lid 2 Rv. In de algemene voorwaarden van de overeenkomst die door de passagier werden aanvaard staat dat de rechtbank te Tel Aviv als enige bevoegde rechtbank is aangegeven. Bovendien houdt Arkia Airlines geen kantoor in Nederland. Brussel I bis is dan ook niet van toepassing op onderhavig geschil.
4.2.
Arkia Airlines stelt dat de vlucht is vertraagd door een combinatie van twee omstandigheden, waarvan de tweede als buitengewone omstandigheid kwalificeert. De vlucht is vertraagd wegens een probleem bij het tanken en het uitstappen van verschillende passagiers om religieuze redenen. Arkia Airlines kon niet vermijden dat bepaalde passagiers eisten om van het vliegtuig te stappen. Arkia Airlines kan geen invloed uitoefenen op dit soort verzoeken van passagiers.
4.3.
De passagier heeft geen boarding pass van de vlucht overgelegd. Er wordt niet aangetoond dat de passagier een vervoersovereenkomst heeft met Arkia Airlines en zich op tijd bij de incheckbalie heeft gemeld.
4.4.
Arkia Airlines betwist rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
Allereerst dient de kantonrechter te beoordelen of zij bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen.
5.2.
Bij akte heeft de passagier zich beroepen op de uitspraak van de ‘Court of Appeal’ van Engeland van 12 oktober 2017 (Gahan / Emirates). Volgens de passagier volgt uit deze uitspraak dat ook een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij is gehouden aan de compensatieregeling van de Verordening. De kantonrechter constateert dat de uitspraak van de Engelse rechter betrekking heeft op de inhoudelijke vraag of de Verordening op het aldaar voorgelegde geval van toepassing is. De uitspraak heeft in het geheel geen betrekking op de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van een geschil als het onderhavige. Bovendien kan uit de door de passagier overgelegde stukken niet worden afgeleid dat Arkia Airlines als communautaire luchtvaartmaatschappij kan worden aangemerkt, terwijl dit voorts geen grond is om rechtsmacht aan te nemen, maar slechts onderdeel is om te bepalen of de Verordening van toepassing is op een geschil.
5.3.
Vast staat dat in onderhavige zaak geen sprake is van een vlucht tussen twee lidstaten. De vlucht in kwestie ging van Amsterdam naar Tel Aviv (Israël). Daarbij komt dat de passagier in Israël woont en Arkia Airlines een rechtspersoon is naar buitenlands recht en gevestigd is in een niet-lidstaat, namelijk Israël.
5.4.
Bij het luchtverkeer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat is in het kader van de rechterlijke bevoegdheid artikel 7 lid 1, sub b, van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis Verordening) van toepassing. In het Rehder-arrest van het Europese Hof van Justitie van 9 juli 2009 is bepaald dat artikel 5 van de Verordening (EB) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I Verordening) moet worden uitgelegd dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij welke de vlucht uitvoert, naar keuze van eiser de rechter bevoegd is in het rechtsgebied van de plaats van vertrek van het vliegtuig of de plaats van aankomst van het vliegtuig. Aangezien artikel 7 Brussel I bis Verordening geen verandering heeft beoogd ten opzichte van de in het Rehder-arrest genoemde bepaling, dient dit artikel op gelijke wijze te worden uitgelegd. Nu geen sprake is van een vlucht van een lidstaat naar een andere lidstaat binnen de Europese Unie is het bepaalde in het Rehder-arrest niet van toepassing.
5.5.
De bevoegdheid van de rechter moet ingevolge artikel 6 Brussel I bis Verordening worden getoetst aan de hand van het Nederlandse recht. Op grond van artikel 99 Rv is relatief bevoegd de rechter van de woonplaats van de gedaagde. Onder het begrip woonplaats van een rechtspersoon moet volgens artikel 1:10 lid 2 BW worden verstaan: de plaats waar de rechtspersoon volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft. Artikel 1:14 BW bepaalt vervolgens dat een persoon die kantoor of een filiaal houdt, ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen, mede aldaar woonplaats heeft. Uit de dossierstukken is gebleken dat Arkia Airlines gevestigd is te Tel Aviv, Israël. Nu niet is gebleken dat Arkia Airlines een filiaal of een vestiging heeft in Nederland kan de Nederlandse rechter ook geen rechtsmacht ontlenen aan het bepaalde in artikel 99 Rv.
5.6.
Op grond van artikel 101 Rv is in consumentenzaken mede bevoegd de rechter van de woonplaats van de consument. De woonplaats van de passagier is [woonplaats] , Israël. De kantonrechter kan derhalve ook geen rechtsmacht ontlenen aan het bepaalde in artikel 101 Rv.
5.7.
Gelet op vorenstaande komt de Nederlandse rechter geen absolute bevoegdheid toe om van het geschil kennis te nemen. De kantonrechter acht zich dan ook, gelet op bovenstaande, niet bevoegd om van de vordering van de passagier kennis te nemen. De proceskosten komen daarom voor rekening van de passagier, waarbij de proceskosten aan de zijde van Arkia Airlines worden begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Arkia Airlines, die tot en met vandaag worden begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter