In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Arkia Israeli Airlines wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Tel Aviv op 27 mei 2017. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Arkia Airlines betwistte de vordering en stelde dat de Nederlandse rechter onbevoegd was, omdat in de algemene voorwaarden was vastgelegd dat de rechtbank in Tel Aviv bevoegd was. De kantonrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Brussel I bis Verordening. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een vlucht tussen twee lidstaten en dat Arkia Airlines geen vestiging in Nederland had. Hierdoor was de Nederlandse rechter niet bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Arkia Airlines.