ECLI:NL:RBNHO:2018:5056

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
15 juni 2018
Zaaknummer
5732535 \ CV EXPL 17-1581
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers door British Airways

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met British Airways voor een reis van Amsterdam naar Orlando met een tussenstop in Londen. Op 9 januari 2015 arriveerde hun vlucht BA2759 vanuit Amsterdam 20 minuten later dan gepland op London Gatwick, waardoor zij hun aansluitende vlucht naar Orlando misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen. British Airways verweerde zich door te stellen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk zware stormen op de luchthavens van Amsterdam en Londen, die de luchtverkeersleiding dwongen om het aantal vliegbewegingen te beperken.

De kantonrechter oordeelde dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de weersomstandigheden op zichzelf niet de uitvoering van de vlucht hadden verhinderd en dat de algemene beperkingen die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd inherent zijn aan het uitvoeren van een luchtvaartonderneming. De passagiers kregen gelijk en British Airways werd veroordeeld tot betaling van € 4.085,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5732535 \ CV EXPL 17-1581
Uitspraakdatum: 30 mei 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

2.
[passagier 2]
beiden wonende te [woonplaats]
3.
[passagier 3]
4.
[passagier 4]
beiden wonende te [woonplaats]
5.
[passagier 5]
6.
[passagier 6]beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigden mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.AP. Duinkerke LL.B.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworht (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 november 2016 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, hebben de passagiers gereageerd met een akte.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, Nederland met vlucht BA2759 naar London Gatwick Airport, Verenigd Koninkrijk naar op 9 januari 2015 met als geplande vertrek- en aankomsttijd 10:55 uur lokale tijd respectievelijk 11:00 uur lokale tijd en vervolgens met vlucht BA2037 naar Orlando International Airport, Verenigde Staten met als geplande vertrek- en aankomsttijd 11:45 uur lokale tijd respectievelijk 16:25 uur lokale tijd.
2.2.
Vlucht BA2759 vanuit Amsterdam is 20 minuten later dan gepland op London Gatwick aangekomen. De passagiers hebben hierdoor hun aansluitende vlucht van Londen naar Orlando gemist. Zij zijn vervolgens omgeboekt naar andere vluchten en zijn bijna 19 uur later op de eindbestemming aangekomen dan volgens het oorspronkelijke vluchtschema was gepland.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 januari 2015, althans vanaf de datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 485,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 maart 2015 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways voert aan dat zij geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft British Airways aangevoerd dat de vertraging is veroorzaakt doordat er op 9 januari 2015 op Schiphol en Gatwick sprake was van zware storm. Het luchtverkeersbeheer van London Gatwick heeft om die reden besloten het aantal vliegbewegingen per uur (de zogenaamde “flow rate”) te beperken. Ten gevolge van deze beperkingen is de vlucht voorafgaand aan BA2759, te weten de vlucht BA2758 van Gatwick naar Schiphol vertraagd uitgevoerd, doordat deze nog 51 minuten moest taxiën voordat het toestel kon opstijgen. Een deel van de vertraging van vlucht BA2759 is hieraan toe te schrijven. Dit blijkt volgens British Airways uit code “RA/15”. Het andere deel is veroorzaakt door beperkingen van de luchtverkeersleiding van London Gatwick voor vlucht BA2759 zelf. Deze beperking blijkt volgens British Airways uit code “AM/13”. British Airways verwijst in dat verband naar de bij antwoord door haar als productie 3 en 4 overgelegde ‘OPNL Legs reports’ van vlucht BA2758 en vluch BA2759. Volgens British Airways heeft zij alle redelijke maatregelen getroffen om te voorkomen dat de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van de passagiers op hun eindbestemming zouden leiden. British Airways voert voorts verweer tegen de gevorderde wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en nakosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uren zijn aangekomen op de eindbestemming Orlando, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van British Airways op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
British Airways heeft aangevoerd dat er op 9 januari 2015 zowel in Londen als in Amsterdam sprake was van zware storm. De passagiers hebben dit, voor wat betreft de weersomstandigheden te Londen, betwist. Wat daar ook van zij, naar het oordeel van de kantonrechter is in ieder geval niet gebleken dat deze weersomstandigheid op zichzelf de uitvoering van de vlucht in kwestie dan wel de daaraan voorafgaande vlucht heeft verhinderd. British Airways heeft immers gesteld dat het luchtverkeersbeheer wegens de storm het aantal vliegbewegingen per uur heeft beperkt, hetgeen impliceert dat er ondanks die storm wel vliegtuigen konden vertrekken.
5.5.
De algemene beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding op 9 januari 2015 rechtvaardigen voorts niet dat daarmee voldaan is aan het vereiste van overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het invoeren van algemene beperkingen voor in- en uitgaande vluchten en congestie zijn naar het oordeel van de kantonrechter inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming en kwalificeren niet als buitengewone omstandigheid als bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. British Airways kan zich niet beroepen op het vonnis van deze rechtbank van 7 oktober 2014, met zaaknummer 2838686 / CV EXPL 14-2163 dat als productie 5 bij antwoord is gevoegd. Voortschrijdend inzicht heeft tot voorgaande overweging geleid. Overigens is reeds eerder al overeenkomstig geoordeeld in vergelijkbare gevallen, waarin de gemachtigde van passagiers andere passagiers bijstond en British Airways gedaagde partij was. De kantonrechter ziet in de door partijen aangevoerde omstandigheden en argumenten geen aanleiding om af te wijken van de lijn in deze vonnissen.
5.6.
Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat de onderhavige vlucht (BA2759) door een beslissing van luchtverkeerbeheer is opgehouden. Volgens British Airways zou dit blijken uit de code “AM/13” in het “OPNL Legs report” van vlucht BA2759 (productie 4 bij antwoord). Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee echter onvoldoende komen vast te staan dat sprake is geweest van een besluit van de luchtverkeersleiding dat specifiek was gericht aan het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de voorafgaande vlucht BA2758. In het OPNL Legs report van die vlucht (productie 3 bij antwoord) staat bij “delay codes” overigens niets vermeld. Ook uit andere stukken blijkt niet van een besluit van het luchtverkeersbeheer in de zin van punt 15 van de considerans van de Verordening. Daar komt nog bij dat, indien al sprake was van beslissingen van de luchtverkeersleiding die specifiek was gericht aan het toestel waarmee de vlucht in kwestie en de daaraan voorafgaande vlucht werd uitgevoerd, deze slechts hebben geleid tot een aankomstvertraging op Londen van 20 minuten. De langdurige vertraging is vervolgens vooral veroorzaakt door het missen van de aansluitende vlucht naar Orlando.
5.7.
Omdat British Airways haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, komt de kantonrechter niet toe aan bewijslevering. De kantonrechter komt ook niet toe aan de beantwoording van de vraag of British Airways voldoende redelijke maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van een eventuele vertraging te voorkomen.
5.8.
Hetgeen hiervoor is overwogen en beslist leidt tot de slotsom dat de vordering, gelet op de duur van de vertraging en de afstand van de vlucht voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2017, de datum waarop het schade toebrengende feit zich heeft voorgedaan. Immers, er is – in tegenstelling tot hetgeen British Airways stelt – in dit geval sprake van een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, welke schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden, zijn de datum waarop de vlucht is aangekomen op de plaats van de eindbestemming.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 4.085,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.600,00 vanaf 9 januari 2015 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 96,57;
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 350,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 87,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter