Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“wij kunnen ons voorstellen dat dit voor jou geen prettige situatie is. Je hebt op dit moment, voor zover wij weten, geen inkomen. We stellen voor om de vaststellingsovereenkomst nogmaals goed te bekijken en met een tegenvoorstel te komen.”.
“vandaag wilde ik komen maar ik ben niet in staat om te komen.”.
“Stand van zaken -re-integratie-technisch- lijkt me dat eerst een (richtinggevend) oordeel van de bedrijfsarts aangewezen is, daar cliënte geruime tijd geleden voor het laatst gezien is door de bedrijfsarts. Client wenst graag gezien te worden door de bedrijfsarts met wie ze eerder gesproken heeft (de heer [naam] ) en heeft er geen bezwaar tegen -voor zover ze daartoe in staat is- naar Amsterdam te reizen. Als de bedrijfsarts in casu mediation aangewezen vindt, zal ik mijn cliënte adviseren daaraan haar medewerking te verlenen. Ik ben voornemens -zeker bij een eerste mediationgesprek- aanwezig te zijn en wil IP Nederland verzoeken, indien mediation gevolgd zou worden, een andere mediator in te zetten dan de eerste, dit gelet op het feit dat de vorige mediator –en dan druk ik me voorzichtig uit- niet erg positief verliep. In het verlengde daarvan lijkt het me dienstig dat een Plan van Aanpak wordt opgesteld, daar dat naar mijn weten nog niet gebeurd is.”.
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek
€ 3.538,00 bruto en een billijke vergoding van € 25.000,00 op grond van artikel 7:671c lid 2 aanhef sub b BW.
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Daarover wordt het volgende overwogen.
New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een ‘bestraffend’ effect heeft.
6.De beslissing
26 juni 2018.
10 juli 2018.