ECLI:NL:RBNHO:2018:4794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
6360607/CV EXPL 17-8894
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling tussen Vereniging van Eigenaars met terugvordering van betaalde bedragen

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaars (VvE) van een flatgebouw terugbetaling van € 4.500,00 van de Vereniging van Eigenaars van een parkeergarage. Dit bedrag is door een voormalige gemeenschappelijke administrateur onterecht overgeboekt van de rekening van de VvE flatgebouw naar de VvE parkeergarage en vervolgens doorgesluisd naar zijn eigen rekening. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, ondanks het verweer van de VvE parkeergarage dat terugbetaling onaanvaardbaar zou zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De rechter oordeelt dat de betalingen onverschuldigd zijn gedaan, omdat er geen rechtsgrond voor de betalingen is aangetoond. De VvE parkeergarage heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat er sprake was van verrekening of dat zij niet verrijkt is door de betalingen. De kantonrechter wijst de vordering tot terugbetaling van de hoofdsom toe, evenals de wettelijke rente, maar wijst de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn. De proceskosten worden toegewezen aan de VvE flatgebouw, omdat de VvE parkeergarage grotendeels ongelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6360607 \ CV EXPL 17-8894
Uitspraakdatum: 13 juni 2018
Vonnis in de zaak van:
Vereniging van Eigenaars flatgebouw [flatgebouw]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: VvE flatgebouw
gemachtigde: Van Arkel Gerechtsdeurwaarders & Incasso
tegen
Vereniging van Eigenaars Parkeergarage [parkeergarage]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: VvE Parkeergarage
gemachtigde: mr. B.P. van Overeem

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
VvE flatgebouw heeft bij dagvaarding van 11 september 2017 een vordering tegen VvE Parkeergarage ingesteld. VvE Parkeergarage heeft vervolgens een incidentele conclusie genomen tot oproeping in vrijwaring van [administrateur] . VvE flatgebouw heeft zich daartegen verzet. Het vrijwaringsverzoek is bij vonnis in het incident van 17 januari 2018 afgewezen, waarna VvE Parkeergarage schriftelijk op de vordering in de hoofdzaak heeft geantwoord.
1.2.
Op 23 april 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven, ontvangen op 17 april 2018, nog stukken ingediend.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben zich voor hun afzonderlijke administraties in het verleden laten bijstaan door [administrateur] h.o.d.n. [handelsnaam 1] en h.o.d.n. [handelsnaam 2] , hierna: [administrateur] . [administrateur] wordt thans strafrechtelijk vervolgd voor zijn handelwijze bij de uitoefening van zijn functie als administrateur, waarbij hij bedragen zou hebben overgeboekt tussen verschillende VvE’s en vervolgens aan zichzelf zou hebben uitgekeerd. Op 11 oktober 2017 is het faillissement van [administrateur] uitgesproken.
2.2.
Op 28 december 2012 en op 1 augustus 2013 heeft [administrateur] respectievelijk een bedrag van € 2.000,00 en € 2.500,00 overgemaakt van de rekening van VvE flatgebouw naar de rekening van VvE Parkeergarage. Bij die betalingen staat vermeld “interne overboeking”. Tegenover deze overboekingen staan geen facturen of opdrachten.
2.3.
Bij brief van 21 februari 2017 heeft [betrokkene 1] namens VvE flatgebouw aan VvE Parkeergarage de terugbetaling van respectievelijk € 2.000,00 en € 2.500,00 verzocht.
2.4.
Op 1 maart 2017 heeft mr. Van Overeem namens VvE Parkeergarage in antwoord daarop per e-mail het volgende aan VvE flatgebouw geschreven:
“(…) Cliënte heeft u in eerdere berichten al laten weten niet tot betaling te zullen overgaan. U bent –kennelijk- slachtoffer geworden van duistere praktijken van [administrateur] , maar cliënte ziet geen juridische grondslag om de door u gevorderde bedragen te voldoen. Ik meen dat u zich met [handelsnaam 2] zou moeten verstaan. Verdere buitengerechtelijke incassomaatregelen aan het adres van cliënte zijn dan ook niet zinvol. (…) Ik verzoek u dan ook om zich in het verdere vervolg uitsluitend tot mij te wenden (…).”
2.5.
Op 14 maart 2017 heeft VvE flatgebouw per email, verzonden aan [betrokkene 2] van VvE Parkeergarage, VvE Parkeergarage aangemaand om tot betaling over te gaan binnen een termijn van 14 dagen. VvE flatgebouw heeft daarbij aangegeven dat zij bij gebreke van betaling aanspraak maakt op buitengerechtelijke incassokosten.
2.6.
Op 3 april 2017 heeft VvE flatgebouw haar vordering ter incasso uit handen gegeven aan haar incassogemachtigde.
2.7.
VvE Parkeergarage heeft de vordering tot op heden niet betaald.

3.De vordering

3.1.
VvE flatgebouw vordert dat de kantonrechter VvE Parkeergarage veroordeelt tot betaling van € 5.233,79. Dit bedrag bestaat uit € 4.500,00 aan hoofdsom, € 158,79 aan rente berekend vanaf 8 maart 2017 tot en met 15 augustus 2017, en € 575,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert VvE flatgebouw de wettelijke (handels-)rente na 15 augustus 2017 over € 4.500,00 en veroordeling van VvE Parkeergarage in de proceskosten.
3.2.
VvE flatgebouw legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [administrateur] namens haar zonder rechtsgrond betalingen heeft gedaan aan VvE Parkeergarage. Nu deze betalingen onverschuldigd zijn gedaan, is VvE Parkeergarage gehouden tot terugbetaling daarvan. Ter zitting heeft VvE flatgebouw haar vordering betreffende de rente verminderd, in die zin dat zij slechts de wettelijke rente over de hoofdsom van € 4.500,00 vordert vanaf 14 dagen na 14 maart 2017.

4.Het verweer

4.1.
VvE Parkeergarage betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat niet vast staat dat de betalingen onverschuldigd zijn verricht, omdat sprake kan zijn van verrekening tussen partijen van eerdere betalingen en/of verrichte diensten. In dat geval is er dus wel een rechtsgrond voor de betalingen van VvE flatgebouw aan VvE Parkeergarage en hoeft VvE Parkeergarage niets terug te betalen. Daar komt bij dat VvE Parkeergarage niet verrijkt is, nu de bedragen direct zijn doorgesluisd naar de rekening van [administrateur] . Een veroordeling van VvE Parkeergarage tot terugbetaling van de bedragen zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
4.2.
VvE Parkeergarage betwist verder de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat deze - gelet op haar e-mailbericht van 1 maart 2017 aan VvE flatgebouw - nodeloos zijn gemaakt.
4.3.
Ten aanzien van de rente heeft VvE Parkeergarage opgemerkt dat, als zij al rente verschuldigd is, zij hooguit de wettelijke rente vanaf 14 dagen na 14 maart 2017 verschuldigd is.

5.De beoordeling

5.1.
Vaststaat dat beide VvE’s niets met elkaar te maken hebben, dat er geen facturen of opdrachten zijn aangetroffen die duiden op een rechtsgrond voor de betalingen waarop deze zaak ziet en dat ook niet is gebleken van een (andere) reden waarom VvE flatgebouw deze bedragen aan VvE Parkeergarage moest betalen. Verder staat tussen partijen vast dat beide VvE’s [administrateur] als administrateur hebben gehad, dat zij beiden het slachtoffer zijn geworden van zijn oplichtingspraktijken en dat [administrateur] de betalingen, waarvan thans terugbetaling wordt gevorderd, namens VvE flatgebouw heeft uitgevoerd. Gelet daarop is de stelling van VvE flatgebouw dat de bedragen zonder rechtsgrond, dus onverschuldigd, door VvE flatgebouw zijn betaald, onvoldoende gemotiveerd betwist door VvE Parkeergarage.
5.2.
VvE Parkeergarage heeft nog aangevoerd dat de betalingen mogelijk betrekking hebben op een verrekening, aangezien [administrateur] zoveel geld heen en weer heeft geschoven tussen de verschillende VvE’s waarvan hij de administrateur was, dat niet kan worden uitgesloten dat er tussen partijen nog iets verrekend moet worden, zodat er wel een rechtsgrond voor de betalingen zou kunnen zijn. Ter onderbouwing van dit verweer heeft VvE Parkeergarage allerlei bankafschriften overgelegd, maar heeft niet gesteld dat daaruit blijkt van betalingen van VvE Parkeergarage aan VvE flatgebouw. Gelet daarop en mede gezien in het licht dat partijen het erover eens zijn dat zij verder niets met elkaar te maken hadden en dus ook geen enkele reden hadden om betalingen aan elkaar te doen, heeft VvE Parkeergarage te weinig gesteld om tot het bewijs van haar stelling dat sprake is van verrekening, te worden toegelaten.
5.3.
De conclusie is dat de betalingen zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd zijn gedaan.
5.4.
VvE Parkeergarage heeft nog aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien zij tot terugbetaling wordt veroordeeld. Daartoe stelt zij dat zij zelf niet verrijkt is, nu de bedragen direct zijn doorgesluisd naar de rekening van [administrateur] en VvE flatgebouw deze bedragen mogelijk ook kan verhalen op [administrateur] .
De kantonrechter overweegt dat beide VvE’s slachtoffer zijn geworden van de handelswijze van [administrateur] , zodat niet valt in te zien waarom het onredelijker zou zijn dat de schade bij de ene dan wel bij de andere VvE komt te liggen. Het staat VvE flatgebouw vrij om te kiezen of zij een procedure tegen VvE Parkeergarage begint of een procedure tegen [administrateur] . Dat VvE Parkeergarage niet is verrijkt door de betalingen, doet aan het oordeel dat sprake is van onverschuldigde betalingen niets aan af. Voor de beoordeling of sprake is van onverschuldigde betaling in de zin van artikel 203 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, maakt het immers niet uit of degene die het bedrag heeft ontvangen daar wel of niet door is verrijkt.
5.5.
De kantonrechter concludeert dat de vordering tot terugbetaling van de hoofdsom wordt toegewezen. De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na 14 maart 2017, omdat partijen ter zitting hebben aangegeven het daarover eens te zijn.
5.6.
VvE flatgebouw heeft betaling van de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, waarvan de verschuldigdheid door VvE Parkeergarage wordt betwist. Deze kosten zullen worden afgewezen, nu VvE flatgebouw onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij die kosten, na de mail van 1 maart 2017, terecht zou hebben gemaakt.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van VvE Parkeergarage, omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt VvE Parkeergarage tot betaling aan VvE flatgebouw van € 4.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt VvE Parkeergarage tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van VvE flatgebouw tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 97,31
griffierecht € 470,00
salaris gemachtigde € 400,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter