ECLI:NL:RBNHO:2018:4787

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
1502893618
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met contact- en locatieverbod

Op 8 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 december 2017 tot en met 10 februari 2018 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van twee benadeelden door beledigende en dreigende berichten te sturen, hen te volgen en hun woningen te benaderen. De verdachte heeft ook een gedragsaanwijzing genegeerd die hem verbood zich in de nabijheid van de benadeelden te begeven. Tijdens de zitting op 25 mei 2018 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 150 dagen geëist, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod en een locatieverbod. De verdediging pleitte voor een minder zware straf, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig waren en dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, gekoppeld aan een proeftijd van drie jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan verschillende voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor de immateriële schade die zij hadden geleden door de belaging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.028936.18 (P)
Uitspraakdatum: 8 juni 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 mei 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.M. van Bijsterveldt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.P.J. Appelman, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2].

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij (telkens) in of omstreeks de periode van 14 december 2017 tot en met 10 februari 2018 te [plaats 1], binnen de gemeente [plaats 1] en/of te [plaats 1], binnen de gemeente [plaats 1], althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde 1], in elk geval die ander te dwingen
iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
-telkens sms-berichten en/of whatsapp-berichten te verzenden van beledigende en/of dreigende aard, naar die [benadeelde 1] en/of familieleden en/of naasten van die [benadeelde 1] waarin onder meer stond vermeld (zakelijk weergegeven): “Denk je dat ik gek ben wat er nou gebeurt bij jullie zonder licht alleen tv aan”, “Wie heb er sex op de bank [benadeelde 1] ja zie ik”, “zal wel wat mensen van het kamp langs sturen bij je”, “er zal geen vent veilig zijn om [benadeelde 1] heen, nee als ik ze zie ja”, “Ach er komt eerdaags een dag dat de remmen het niet meer doen bij 2 autos” en/of
-telkens door de straat te rijden waar die [benadeelde 1] woont en/of op indringende wijze in de woning naar binnen te kijken en/of aan te bellen bij die woning en/of beledigende teksten te schreeuwen op straat voor die woning en/of
- meermalen stenen (in de nachtelijke uren) tegen de woning van [benadeelde 1] gegooid en/of
- meermalen die [benadeelde 1] te achtervolgen;
Feit 2:hij (telkens) in of omstreeks de periode van 14 december 2017 tot en met 10 februari 2018 te [plaats 1], binnen de gemeente [plaats 1] en/of te [plaats 1], binnen de gemeente
[plaats 1], althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
-telkens sms-berichten en/of whatsapp-berichten te verzenden van beledigende en/of dreigende aard, naar die [benadeelde 2] en/of familieleden en/of naasten van die [benadeelde 2] waarin onder meer stond vermeld zakelijk weergegeven: “Zie je wat slet [benadeelde 1] is nou ja ben niet gek hoor nou, en geloof me ben nog niet klaar nee met jullie”, “Dat er wat gaat gebeuren dat is duidelijk wanneer? Maar blijf op je hoede ja jullie” en/of “geloof me er gaan rare dingen gebeuren bij [benadeelde 1] en dat vriendje van der ook ja”;
Feit 3:hij op of omstreeks 17 december 2017 tot en met 10 februari 2018, te [plaats 1] binnen de gemeente [plaats 1], althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 17 december 2017 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland, immers heeft verdachte opzettelijk zich begeven in de nabijheid van de woning van [benadeelde 1] aan de [adres 2].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 23 december 2017 met bijlagen (doorgenummerde blz. 21 t/m 25);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 4 januari 2018 met bijlagen (doorgenummerde blz. 50 t/m 140);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, inhoudende de aanvullende aangifte door [benadeelde 1] d.d. 27 januari 2018 (doorgenummerde blz. 297 t/m 300);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 4 januari 2018 met bijlagen (doorgenummerde blz. 26 t/m 32);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] d.d. 15 januari 2018 met bijlagen (doorgenummerde blz. 40 t/m 49);
Feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] d.d. 4 januari 2018 met bijlagen (doorgenummerde blz. 143 en 144);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, inhoudende de aanvullende aangifte door [benadeelde 2] d.d. 28 januari 2018 met bijlagen (doorgenummerde blz. 301 t/m 346);
Feit 3:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 4 januari 2018 met bijlagen (doorgenummerde blz. 50 t/m 140);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 13 januari 2018 (doorgenummerde blz. 161 t/m 163);
  • een geschrift, zijnde de gedragsaanwijzing van de officier van justitie ter beëindiging van ernstige overlast d.d. 17 december 2017 (doorgenummerde blz. 16 en 17).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:hij in de periode van 14 december 2017 tot en met 10 februari 2018 te [plaats 1], binnen de gemeente [plaats 1], althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1], met het oogmerk die [benadeelde 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
-telkens sms-berichten en/of whatsapp-berichten te verzenden van beledigende en/of dreigende aard, naar die [benadeelde 1] en/of familieleden en/of naasten van die [benadeelde 1] waarin onder meer stond vermeld (zakelijk weergegeven): “Denk je dat ik gek ben wat er nou gebeurt bij jullie zonder licht alleen tv aan”, “Wie heb er sex op de bank [benadeelde 1] ja zie ik”, “zal wel wat mensen van het kamp langs sturen bij je”, “er zal geen vent veilig zijn om [benadeelde 1] heen, nee als ik ze zie ja”, “Ach er komt eerdaags een dag dat de remmen het niet meer doen bij 2 autos” en
-telkens door de straat te rijden waar die [benadeelde 1] woont en/of op indringende wijze in de woning naar binnen te kijken en/of aan te bellen bij die woning en/of beledigende teksten te schreeuwen op straat voor die woning en
- meermalen stenen tegen de woning van [benadeelde 1] te gooien en
- meermalen die [benadeelde 1] te achtervolgen;
Feit 2:hij in de periode van 14 december 2017 tot en met 10 februari 2018 te [plaats 1], binnen de gemeente [plaats 1] en/of te [plaats 1], binnen de gemeente [plaats 1], althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2], met het oogmerk die [benadeelde 2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
-telkens sms-berichten en/of whatsapp-berichten te verzenden van beledigende en/of dreigende aard, naar die [benadeelde 2] en/of naasten van die [benadeelde 2] waarin onder meer stond vermeld (zakelijk weergegeven): “Zie je wat slet [benadeelde 1] is nou ja ben niet gek hoor nou, en geloof me ben nog niet klaar nee met jullie”, “Dat er wat gaat gebeuren dat is duidelijk wanneer? Maar blijf op je hoede ja jullie” en/of “geloof me er gaan rare dingen gebeuren bij [benadeelde 1] en dat vriendje van der ook ja”;
Feit 3:
hij in de periode van 17 december 2017 tot en met 10 februari 2018, te [plaats 1] binnen de gemeente [plaats 1], opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 17 december 2017 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland, immers heeft verdachte opzettelijk zich begeven in de nabijheid van de woning van [benadeelde 1] aan de [adres 2] te [plaats 1].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2, telkens:
belaging.
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden worden gekoppeld (zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 22 mei 2018), inhoudende een meldplicht, een behandelverplichting in de vorm van een ambulante behandeling, een locatieverbod binnen een straal van twee kilometer rondom de woning van [benadeelde 1]. [benadeelde 1] (met uitzondering van de [plaats 2]) en een contactverbod met [benadeelde 1], [betrokkene 1], [benadeelde 2] en dochtertje [betrokkene 2]. Zij heeft voorts gevorderd deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b van het Wetboek van Strafrecht op te leggen in de vorm van een contactverbod en een gebiedsverbod met eenzelfde inhoud als hiervoor genoemd voor de duur van twee jaren. Zij heeft gevorderd deze maatregelen eveneens dadelijk uitvoerbaar te verklaren en te bepalen dat bij overtreding van één van deze maatregelen telkens één week vervangende hechtenis wordt toegepast.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijk deel niet langer is dan de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. De raadsman kan zich vinden in de door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de daaraan te koppelen bijzondere voorwaarden, maar meent dat daarbij een proeftijd van twee jaar volstaat. De raadsman kan zich eveneens vinden in het opleggen van de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregelen. Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en vrijheidsbeperkende maatregelen acht de raadsman echter onnodig. Volgens de raadsman heeft het opleggen van een taakstraf naast een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf geen meerwaarde, mede nu verdachte reeds een taakstraf van een eerdere veroordeling aan het uitvoeren is.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna twee maanden, een stelselmatige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner [benadeelde 1] en de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2], de vriend van de dochter van [benadeelde 1] voornoemd, onder andere door hen vele beledigende, intimiderende en dreigende sms- en whatsapp-berichten te sturen. Daarnaast heeft verdachte een gedragsaanwijzing van de officier van justitie structureel genegeerd. Verdachte is [benadeelde 1] in haar eigen woonomgeving gevolgd en is haar thuis blijven opzoeken, om haar daar vervolgens – al dan niet in de nabijheid van hun dochtertje – te beledigen en te bedreigen.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Slachtoffers van belaging kunnen doorgaans nog geruime tijd last hebben van gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. Blijkens de verklaringen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben opgesteld ter onderbouwing van hun civiele vordering is dit ook bij hen het geval.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 april 2018, waaruit blijkt dat verdachte recentelijk, namelijk op 16 januari 2018, een strafbeschikking in de vorm van een taakstraf heeft gekregen wegens bedreiging van aangeefster [benadeelde 1] op 14 mei 2017;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 22 mei 2018 van [betrokkene 3], als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waarin de oplegging van bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd, bestaande uit een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster [benadeelde 1] en een verbod om zich te begeven binnen een straal van twee kilometer rondom de woning van aangeefster [benadeelde 1] aan de [adres 2] te [plaats 1], met uitzondering van de [plaats 2], de [plaats 2], welk locatieverbod voor de duur van zes maanden dient te worden gecontroleerd met een elektronisch hulpmiddel;
- het over verdachte uitgebrachte rapport van de psycholoog [betrokkene 4], gedateerd 28 april 2018, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Bij betrokkene is sprake een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk lage begaafdheid. In de persoonlijkheid is sprake van een beperkt copingrepertoire, impulsiviteit en een intimiderende houding. Tijdens het ten laste gelegde was dit eveneens aanwezig.Zijn lage begaafdheid, beperkte coping en impulsiviteit beïnvloedden in enige mate zijn gedragskeuzes ten tijde van het ten laste gelegde. Betrokkene heeft een beperkt denkkader. Zijn basis bestond uit zijn relatie, zijn gezin en zijn werk. Doordat dit wegviel, raakte hij zijn basis kwijt. Betrokkene wilde zijn veiligheid terugvinden. Signalen van zijn ex werd door hem als dubbel ervaren en hij wilde vechten voor het hervinden van zijn veiligheid. Toen duidelijk werd dat zij dit niet wilde, was hij woedend. Hij raakte geobsedeerd van haar, richtte zich op herstel van de relatie. Hij had slechts beperkte copingvaardigheden om deze woedete kanaliseren. Geadviseerd wordt betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten op een driepuntsschaal en enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten op een vijfpuntsschaal. Het risico op recidive van soortgelijke feiten als in het ten laste gelegde is aanwezig en reëel. Betrokkene lijkt goed te reageren op gedragsmatige interventies die controleerbaar zijn en waarbij hij direct consequenties (detentie) kan ervaren. Er valt te overwegen om betrokkene in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met elektronisch toezicht te laten begeleiden door de reclassering. De reclassering zou dan met betrokkene kunnen kijken naar een adequate daginvulling. Mogelijk kan hier nog een ambulante behandeling bij worden opgelegd. Het lijkt hierbij van belang dat betrokkene deze behandeling krijgt bij een instelling waar men verstand heeft van zowel mensen met een verstandelijke beperking als van mensen met forensische problematiek.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, verenigen met de conclusie van de psycholoog dat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten (enigszins) verminderd toerekeningsvatbaar was en maakt deze tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten verdachte in (enigszins) verminderde mate kunnen worden toegerekend en zal daarmee rekening houden bij de op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer wordt gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
De rechtbank acht voorts verplicht contact met de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod noodzakelijk, zoals door de reclassering is geadviseerd. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Aangezien verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, een en ander als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in haar eis om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
De rechtbank acht het evenwel passend en geboden aan verdachte ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, in het bijzonder feiten als de onder 1 en 2 bewezen verklaarde, tevens een contact- en een gebiedsverbod op te leggen in de vorm van vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal bevelen dat die maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens de aangevers gedraagt.

7.Vordering benadeelde partij [benadeelde 1] en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: belaging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden, en wel immateriële schade.
De rechtbank komt de vergoeding van de in de vordering gestelde immateriële schade ook billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: belaging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een toewijzing van de vordering van de benadeelde partij moet worden beperkt tot een bedrag van € 500,-.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: belaging], door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden, en wel immateriële schade.
De rechtbank komt de vergoeding van de in de vordering gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 750,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: belaging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 184a, 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
150 (éénhonderd vijftig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
119 (éénhonderd negentien) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich ambulant zal laten behandelen bij de Dienst Forensische Polikliniek van GGZ Noord-Holland Noord of soortgelijke ambulante forensisch zorg, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2], [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum 3] en [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum 4], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal begeven binnen een straal van 2 kilometer rond de woning van [benadeelde 1] aan de [adres 2] te [plaats 1], met uitzondering van de [plaats 2] (de [plaats 2]), waarbij veroordeelde zich gedurende zes maanden onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 (éénhonderd twintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde zich voor de duur van twee jaren niet zal ophouden binnen een straal van 2 kilometer rond de woning van [benadeelde 1] aan de [adres 2] te [plaats 1], met uitzondering van de [plaats 2] (de [plaats 2]).
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2], [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum 3] en [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum 4].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan één van bovengenoemde maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) weekvoor iedere keer dat niet aan (één van) de maatregelen wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.000,- (twee duizend euro),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
30 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderd vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
15 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. A. Warmerdam en mr. R.P. Boon, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juni 2018.