In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 juni 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Uitgeest. Dit besluit, genomen op 24 april 2018, hield in dat de woning en bijgebouwen op hun perceel gesloten moesten worden voor de duur van drie maanden, vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in de schuur. Verzoekers, bestaande uit een eigenaar en zijn gezin, stelden dat de sluiting hen onevenredig zou treffen en dat er geen sprake was van een ernstig geval dat een sluiting rechtvaardigde. Ze voerden aan dat de hennepkwekerij inmiddels was ontmanteld en dat er geen klachten waren over druggerelateerde overlast.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was om een last onder bestuursdwang op te leggen, maar dat dit niet zonder meer betekende dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was. De rechter wees op de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging en concludeerde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de sluiting noodzakelijk was, vooral gezien het feit dat de hennepkwekerij al geruime tijd geleden was ontmanteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoekers, waaronder de impact op hun gezin, zwaar wogen en dat het bestreden besluit geschorst moest worden tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers.