ECLI:NL:RBNHO:2018:466

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
15/700425-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige en poging tot misbruik van feitelijke verhoudingen

Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, en het opzettelijk bewegen van deze minderjarige tot het plegen van ontuchtige handelingen. De feiten vonden plaats in de zomer van 2015, toen de verdachte 18 jaar oud was en het slachtoffer 12 jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via Facebook op dwingende wijze het slachtoffer heeft benaderd en geprobeerd heeft om haar naaktfoto's te laten maken en versturen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens onvoldoende bewijs, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer en het proberen te bewegen tot het maken van naaktfoto's. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn leeftijd, misbruik heeft gemaakt van zijn positie ten opzichte van het slachtoffer. De rechtbank heeft een taakstraf opgelegd, maar heeft ook overwogen dat de wetgever niet had gedacht aan de situatie waarin de verdachte zich bevond, aangezien de berechting pas in 2018 plaatsvond, terwijl de verdachte inmiddels 21 jaar oud was. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de straf verbonden, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan verdiepingsdiagnostiek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700425-16 (P)
Uitspraakdatum: 23 januari 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 januari 2018 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F. van Geuns, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 augustus 2015 tot en met 24 augustus 2015 te Alkmaar en/of te Heerhugowaard en/of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten (telkens) het een en/of meermalen zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] stoppen en/of bewegen, dan wel vingeren van die [slachtoffer];
Feit 2:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 augustus 2015 tot en met 24 augustus 2015 te Alkmaar en/of te Heerhugowaard en/of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) het een en/of meermalen:
- ( over de kleding heen) betasten van de vagina en/of de borst(en) en/of de
bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- ( onder de kleding) betasten van de borst(en) en/of
- ( onder de kleding) betasten van en/of wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer];
Feit 3:
Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 augustus 2015 tot en met 12 augustus 2015 te Heerhugowaard en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland, (telkens) [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten:
- door als achttien jarige jongen via Facebookberichten/-chats (via Facebook
messenger) meermalen op dwingende toon die twaalfjarige [slachtoffer] te bevelen/verzoeken tot het maken/versturen van foto's van haar (naakte) borst(en) en/of vagina en/of (aldus) misbruik te maken van het leeftijd- en/of niveauverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer], (telkens) opzettelijk heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten tot het maken en/of (via Facebook messenger) versturen aan verdachte van foto's van
die [slachtoffer] haar (naakte) borst(en) en/of vagina;
Subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 04 augustus 2015 tot en met 02 oktober 2015 te Heerhugowaard en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten:
- door als achttien jarige jongen via Facebookberichten/-chats (via Facebook messenger) meermalen op dwingende toon die twaalfjarige [slachtoffer] heeft bevolen/verzocht tot het maken/versturen van foto's van haar (naakte) borst(en) en/of vagina en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van het leeftijd- en/of niveauverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer], en/of door beloften van goed, te weten:
- door via een Facebookbericht/-chat (via Facebook messenger) aan die [slachtoffer] die [slachtoffer] een sigaret en/of peukie in het vooruitzicht heeft gesteld als ze
foto's van haar (naakte) borst(en) en/of vagina zou maken/versturen (telkens) opzettelijk te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten tot het maken en/of (via Facebook messenger) versturen aan verdachte van foto's van die [slachtoffer] haar (naakte) borst(en) en/of vagina, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
hij op een tijdstip gelegen op of omstreeks 11 augustus 2015 te Alkmaar en/of te Heerhugowaard en/of elders in Nederland, een afbeelding, welke afbeelding bestond uit een foto van een (naakte) penis, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft verstrekt en/of vertoond (via Facebook messenger) aan [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], van wie hij wist of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger was dan zestien jaar.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft daartoe in de kern aangevoerd dat verdachte ontkent enige seksuele handelingen bij aangeefster te hebben verricht, van haar naaktfoto’s te hebben ontvangen dan wel aan haar een naaktfoto te hebben toegestuurd. Ook overigens ontbreekt volgens de raadsman het wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak van de feiten 1, 3 primair en 4Feit 1:
Zedendelicten zijn naar hun aard feiten waarbij vaak alleen de dader en het slachtoffer betrokken zijn. In het geval van een ontkennende verdachte kan dit tot bewijsproblemen leiden. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
– dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (in deze zaak aangeefster). De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in 2015 te Heerhugowaard met aangeefster enkele ontmoetingen heeft gehad.
In het dossier bevinden zich Facebookmessenger-berichten tussen verdachte en aangeefster waarin zij aan hem aangeeft 12 jaar oud te zijn en verdachte aan haar aangeeft 18 jaar oud te zijn. Tevens bevinden zich de Facebookmessenger-berichten van verdachte aan aangeefster in het dossier waarin hij aan haar op 11 augustus 2015 meldt
“Je kut is lekker warm”en op 2 oktober 2015 aan haar vraagt
“Na dat ik je gevingerd heb nog seks gehad?”.
Aangeefster heeft ten tijde van het studioverhoor van 11 februari 2016 verklaard, dat verdachte éénmaal
“een klein stukje”met zijn vinger in haar vagina is geweest.
Gelet hierop en gelet op het hierboven geschetste toetsingskader kan derhalve gesproken worden van voldoende wettig bewijs. De vraag is vervolgens of de rechtbank op basis daarvan de overtuiging heeft dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Die vraag dient naar het oordeel van de rechtbank ontkennend worden beantwoord.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft ten tijde van het studioverhoor aanvankelijk consequent verklaard dat verdachte alleen over haar vagina heen heeft gewreven. Aan het eind van het studioverhoor wordt zij op dit punt door de verhoorder opnieuw bevraagd waarna zij aanvankelijk haar eerdere verklaring herhaalt. Pas nadat zij te horen krijgt dat
“in de chatberichten iets over vingeren staat”en zij de vraag gesteld krijgt of zij weet wat vingeren betekent, verklaart aangeefster
“vingeren is ook gebeurd”. Nu aangeefster over dit onderdeel van haar verklaring niet consequent heeft verklaard en zij dit eerst is gaan verklaren nadat zij daarop door de verhoorder is gewezen, is de rechtbank van oordeel dat er slechts geringe bewijswaarde aan dit onderdeel van dit bewijsmiddel kan worden gehecht.
Voornoemde Facebookmessenger-berichten zijn weliswaar stevige aanwijzingen dat er op enig moment sprake is geweest van seksueel aanraken door verdachte van de vagina van aangeefster, daaruit is echter met onvoldoende zekerheid af te leiden dat ook het seksueel binnendringen daarvan moet hebben plaatsgevonden.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank niet boven redelijke twijfel verheven dat verdachte dit tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Derhalve dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Feit 3 primair:
De rechtbank acht een voltooid delict van verleiding van aangeefster tot ontucht bestaande uit het versturen van foto’s van haar (naakte) borsten en/of vagina zoals tenlastegelegd onder feit 3 primair, niet bewezen. De rechtbank grondt deze beslissing op de stellige verklaring van aangeefster dat zij geen naaktfoto’s aan verdachte heeft gestuurd. Voorts zijn er geen foto’s, of processen-verbaal met beschrijvingen daarvan, toegevoegd aan het dossier.
De rechtbank zal verdachte aldus eveneens vrijspreken van dit feit.
Feit 4:
Tot slot zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 4 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Aangeefster heeft weliswaar verklaard dat verdachte aan haar een foto van zijn piemel heeft gestuurd, maar het bewijs daarvan ontbreekt. De Facebookmessenger-berichten die verdachte aan aangeefster heeft verstuurd, inhoudende
“Kijk”en
“Die kan je maagdelijkheid weg hale als je wil”doen weliswaar suggereren dat hij tussen die berichten door mogelijk een dergelijke afbeelding aan aangeefster heeft toegestuurd, doch een concreet bewijsmiddel daartoe is niet voorhanden.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Feit 2:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van het volgende.
Op 11 februari 2016 is [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2], verhoord in een kindvriendelijke verhoorstudio. [2] In dit verhoor heeft [slachtoffer] aangegeven dat zij in de zomer van 2015 via een vriendschapsverzoek op Facebookmessenger contact kreeg met [verdachte]. [verdachte] begon via Facebookmessenger seksueel tegen haar te praten. Hij wist dat zij 12 jaar oud was. Een paar dagen nadat zij contact kreeg met [verdachte] heeft hij via Facebookmessenger op dwingende toon tegen haar gezegd dat hij haar wilde neuken en dat zij hem moest pijpen. Hij zei: “je doet wat ik zeg, anders doe ik het op mijn manier”. Vervolgens heeft ze [verdachte] ontmoet op het strand van Luna in Heerhugowaard. [verdachte] heeft haar overal aangeraakt.
Op enig moment heeft [slachtoffer] via Facebookmessenger aan [verdachte] gevraagd of hij naar Middenwaard kon komen om haar en haar vriendin naar Alkmaar te brengen. [verdachte] is vervolgens in de auto naar Middenwaard gegaan. Hij heeft [slachtoffer] in de auto overal aangeraakt, namelijk bij haar borsten, kont en vagina. Dit was over haar kleding heen. Een andere keer kwam [verdachte] naar [slachtoffer] toe toen zij in Klaas Groen te Heerhugowaard verbleef. Zij zat buiten op een bankje en hij trok haar mee naar een hoekje bij een muur en hij zat vervolgens met zijn handen onder haar kleding aan haar borsten. Hij heeft haar daar ook gezoend en, nadat hij haar spijkerbroek had losgemaakt, met zijn hand over haar vagina heen gewreven. [3]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], zijn de Facebookmessenger-berichten tussen [slachtoffer] en [verdachte] uitgewerkt. [4] In het bericht van 4 augustus 2015 zegt [slachtoffer] tegen [verdachte] dat zij 12 jaar oud is. Hij zegt vervolgens tegen haar dat hij 18 jaar oud is. [5]
In de berichten van 11 augustus 2015 zegt [verdachte] tegen [slachtoffer]
“hoe vond je het dat ik aan je zat op de scooter”, “
je kut is lekker warm”en
“je tieten voelden ook goed”. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij via Facebook het verzoek kreeg van [slachtoffer] om haar naar Alkmaar te brengen. Hij is toen in de auto naar Middenwaard gegaan. [7]
[getuige] heeft verklaard dat zij in 2015 samen met [slachtoffer] was weggelopen en dat [verdachte], nadat [slachtoffer] daarom via Facebook had gevraagd, met de auto naar Middenwaard was gekomen. [getuige] zag dat [slachtoffer] [verdachte] een kus gaf toen hij daarom vroeg. [getuige] zag dat [verdachte] [slachtoffer] de auto introk waardoor zij bij hem op zijn schoot kwam te zitten, wat [slachtoffer] niet wilde. Ze zag dat [verdachte] [slachtoffer] over haar kleding heen aanraakte bij haar borsten, kont en tussen haar benen. Ze zag dat [verdachte] daarbij met zijn beide handen [slachtoffer] bij haar borsten vastpakte en dat hij over haar kleding over haar bovenbenen wreef, ter hoogte van haar lies. [8]
Feit 3 subsidiair:
De rechtbank komt voorts tot bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [betrokkene], namens [slachtoffer] d.d. 3 december 2015 (dossierpagina’s 42 tot en met 48);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 17 juni 2016 (dossierpagina’s 115 tot en met 124).
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2:
hij op tijdstippen in de periode van 10 augustus 2015 tot en met 14 augustus 2015 te Heerhugowaard, telkens met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het:
- over de kleding heen betasten van de vagina en de borsten en de billen van die [slachtoffer] en
- onder de kleding betasten van de borsten en wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en
- zoenen van die [slachtoffer];
Feit 3 subsidiair:
hij op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2015 tot en met 2 oktober 2015 in Nederland, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], van wie verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, telkens door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als achttien jarige jongen via Facebookberichten/-chats (via Facebookmessenger) meermalen op dwingende toon die twaalfjarige [slachtoffer] heeft bevolen/verzocht tot het maken/versturen van foto's van haar naakte borsten en/of vagina en aldus misbruik heeft gemaakt van het leeftijd- en niveauverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer], teneinde die [slachtoffer] telkens opzettelijk te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten tot het maken en (via Facebookmessenger) versturen aan verdachte van foto's van die [slachtoffer] haar naakte borsten en vagina, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Feit 3 subsidiair:
poging tot door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte onder toepassing van het volwassenenstrafrecht zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan verdiepingsdiagnostiek bij de GGZ-NHN en aan een eventueel daaruit voortvloeiend behandeltraject en een contactverbod met aangeefster, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij bewezenverklaring van één of meerdere feiten en bij het opleggen van straf, het jeugdstrafrecht van toepassing moet worden verklaard. In dat geval verzoekt de raadsman om verdachte, rekening houdend met het tijdsverloop, te veroordelen tot een taak- en leerstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke jeugddetentie. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat bij toepassing van het volwassenenstrafrecht, verdachte moet worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf. De raadsman heeft tot slot een voorwaardelijk verzoek gedaan om onderzoek te laten doen naar de mentale leeftijd van verdachte, die naar het vermoeden van de raadsman lager ligt dan diens feitelijke leeftijd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als 18-jarige via Facebook gedurende een periode van enkele maanden op onbeschaamde en zeer dwingende wijze getracht om aangeefster, die toen nog maar 12 jaar oud was, over te halen naaktfoto’s van zichzelf te maken en naar hem toe te sturen. Tevens heeft verdachte in een korte periode meerdere ontuchtige handelingen bij aangeefster gepleegd.
Verdachte heeft met zijn handelen ten opzichte van het minderjarige slachtoffer zijn positie als 18-jarige misbruikt en het slachtoffer geschaad in een veilige en voor een 12-jarige passende fysieke/seksuele ontwikkeling. De verdachte heeft daarbij geen enkel oog gehad voor de schade die hij daarmee bij het slachtoffer aanrichtte en was slechts uit op de bevrediging van zijn eigen seksuele genot. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 december 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor enig feit is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport opgesteld door [vertegenwoordiger van de stichting], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, van 30 maart 2017.
Blijkens dit laatstgenoemde rapport heeft verdachte zich bij de totstandkoming daarvan grotendeels ontkennend opgesteld. Daardoor is het voor de reclassering moeilijk geweest om tot een analyse van zijn gedrag te komen. Er is vastgesteld dat verdachte moeite heeft met leren en dat hij is gediagnosticeerd met kenmerken van ADHD. De reclassering kan geen uitspraak doen over het recidiverisico gelet op voornoemde houding van verdachte en gelet op het ontbreken van justitiële documentatie.
Nu de rechtbank verdachte van de feiten 1, 3 primair en 4 zal vrijspreken, ligt reeds daardoor een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd in de rede.
Voorwaardelijk verzoek
De rechtbank ziet, gelet op voornoemd reclasseringsrapport en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, geen aanleiding om bij de strafoplegging het jeugdstrafrecht van toepassing te verklaren. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte bij het onderzoek door de reclassering zelf geen toestemming heeft willen geven om referenten te raadplegen. Het enkele feit dat verdachte moeilijk lerend is en is gediagnosticeerd met kenmerken van ADHD, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het jeugdstrafrecht van toepassing te verklaren dan wel om een onderzoek naar diens mentale leeftijd te gelasten. Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman wordt dan ook, wegens het ontbreken van de noodzaak daartoe, afgewezen. De rechtbank zal het volwassenstrafrecht toepassen.
De rechtbank neemt daarentegen wel aan dat er bij verdachte sprake is (geweest) van een zekere onrijpheid en onvolwassenheid welke van invloed zijn geweest op de beslissingen die verdachte heeft genomen ten tijde van de gepleegde delicten. De rechtbank houdt daar bij het bepalen van de hoogte van de straf in het voordeel van verdachte rekening mee.
Taakstrafverbod
Het bewezen verklaarde feit 2 is een feit waarvoor in beginsel, gelet op artikel 22b, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafrecht, geen taakstraf kan worden opgelegd.
Gelet op het hiervoor overwogene is immers sprake van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het bewezen verklaarde feit 3 subsidiair is een feit waarvoor, gelet op artikel 22b, eerste lid onder b, van het Wetboek van Strafrecht, eveneens een taakstrafverbod geldt.
De rechtbank is echter van oordeel dat zich hier een situatie voordoet waaraan de wetgever niet heeft gedacht. Uit de wetsgeschiedenis valt in elk geval niet af te leiden dat hieraan is gedacht. Verdachte heeft de met elkaar samenhangende feiten gepleegd in de zomer van 2015. Verdachte was toen 18 jaar. Zijn identiteit was reeds bij aanvang van het onderzoek in oktober 2015 bekend. In de zomer van 2016 is hij als verdachte gehoord. Sindsdien heeft verdachte, in onzekerheid verkerend over de afloop van deze openstaande strafzaak, een andere levenswijze op weg naar zelfstandigheid, als door de reclassering beschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om het taakstrafverbod in een dergelijk geval van toepassing te achten, indien berechting eerst volgt in het jaar 2018 als verdachte inmiddels 21 jaar oud is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en begeleiding door de reclassering noodzakelijk, alsmede de verdiepingsdiagnostiek zoals door de officier van justitie is gevorderd. Voorwaarden van die strekking zullen dan ook aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Contactverbod
Het door de officier van justitie gevorderde contactverbod met het slachtoffer acht de rechtbank, mede indachtig het forse tijdsverloop na de pleegperiode en het sindsdien uitblijven van verder (ongewenst) contact, niet noodzakelijk.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte is first offender en hij heeft blijkens het hiervoor genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie na de bewezenverklaarde pleegperiode geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. Zijn sociale omstandigheden lijken stabiel en verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard te voldoen aan eventueel door de rechtbank op te leggen voorwaarden. De rechtbank acht de omstandigheid, dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in dit geval niet aanwezig. Het door de officier van justitie gevorderde bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van het toezicht en de bijzondere voorwaarden, zal de rechtbank dan ook achterwege laten
.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 247, 248a van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde
.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3 primair en 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 en 3 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 en 3 subsidiair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
180 (éénhonderd tachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte groot
60 (zestig) uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 dagen hechtenis,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de reclassering aan de Drechterwaard 102 te Alkmaar en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek bij GGZ-NHN (Divisie Forensische Psychiatrie), en een eventueel daaruit voortvloeiend behandeltraject zolang de behandelende instelling en de reclassering dit noodzakelijk achten.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. T. van Muijden en mr. R.P. Boon, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2018.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen opgesteld door verbalisant [verbalisant] d.d. 30 maart 2016 (dossierpagina’s 127 tot en met 153).
3.Idem voetnoot 2, dossierpagina’s 129 tot en met 141.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], d.d. 17 juni 2016 (dossierpagina’s 115 tot en met 124).
5.Idem voetnoot 4, dossierpagina 115.
6.Idem voetnoot 4, dossierpagina 119.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], d.d. 11 mei 2016 (dossierpagina’s 175 tot en met 177).