Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 juli 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 7 februari 2018.
2.De feiten
3.Het geschil
Primair[gedaagde] veroordeelt tot terugbetaling aan [eiser] van een bedrag van € 29.526,99 vermeerderd met vijf procent rente per jaar vanaf 1 januari 2012;
4.De beoordeling
(de rechtbank begrijpt: middellijk bestuurder)persoonlijk aansprakelijk voor de betaling van de lening en de kosten zoals begroot in het arrest.
[eiser] heeft weersproken dat aan de overboeking van het bedrag van € 20.000,00 naar [gedaagde] een afspraak tussen partijen ten grondslag lag.
[eiser]te vorderen heeft. Als de letterlijke tekst wordt gevolgd zou dit betekenen dat de borgtocht geen enkel doel zou dienen. Gelet op de vermelding van het geleende bedrag ad € 35.000,00 aan CSS, is hier sprake is van een kennelijke verschrijving. Volstrekt helder is dat de borgstelling ziet op de lening van [eiser] aan CSS en dus strekt tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen [eiser] van
CSSte vorderen heeft. Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat hij in de veelheid van documenten niet wist wat hij tekende dient dat ook indien juist in zijn relatie tot [eiser] voor zijn rekening te blijven.
heeft aangevoerd dat voor zover er sprake zou zijn van een borgtocht deze geldt voor 50% van het nog uitstaande bedrag van de lening, en dus voor een bedrag van € 14.763,50.
- 1.158,00