ECLI:NL:RBNHO:2018:4538

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
6083308 CV EXPL 17-5680
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de rol van luchtvaartmaatschappijen

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst voor hun terugreis van Kelowna Airport (Canada) naar Kopenhagen, met aansluitende vluchten via Amsterdam. De vlucht KL 1129 van Amsterdam naar Kopenhagen, uitgevoerd door KLC, werd geannuleerd, waardoor de passagiers meer dan vier uur later op hun eindbestemming arriveerden. De passagiers vorderden een compensatie van € 600,00 per persoon, maar KLC had reeds € 250,00 per persoon uitgekeerd. De passagiers stelden dat KLC hen de resterende € 350,00 per persoon moest betalen, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

KLC betwistte de vordering en stelde dat de compensatie alleen betrekking had op de geannuleerde vlucht en niet op de voorafgaande vluchten. De kantonrechter oordeelde dat de Verordening van toepassing was en dat KLC, als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoerde, aansprakelijk was voor de compensatie. De rechter stelde vast dat de annulering van de vlucht leidde tot een vertraging van meer dan vier uur, en dat KLC geen beroep had gedaan op buitengewone omstandigheden. Daarom was KLC verplicht om de passagiers de gevorderde compensatie te betalen.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en KLC veroordeeld tot betaling van € 700,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en € 105,00 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast diende KLC de proceskosten te dragen, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, op 30 mei 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6083308 CV EXPL 17-5680
Uitspraakdatum: 30 mei 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

2. [passagier 2]
Beiden wonende te [woonplaats] , Zweden
eisers
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: KLC
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 juni 2017 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten voor de terugreis van Kelowna Airport (Canada) via Edmonton en Amsterdam naar Kopenhagen met de aansluitende vluchten KL 9828, KL 676 en KL1129 op 22 en 23 september 2015.
2.2.
Vlucht KL 1129 van Amsterdam naar Kopenhagen, welke zou worden uitgevoerd door KLC, is geannuleerd, waardoor de passagiers meer dan 4 uur later op hun eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben aanspraak gemaakt op een vergoeding van € 600,00 per passagier.
2.4.
KLC heeft de passagiers elk € 250,00 compensatie betaald voor de annulering van vlucht KL 1129 van Amsterdam naar Kopenhagen.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de kantonrechter KLC veroordeelt tot betaling van € 700,00 (€ 350,00 per passagier), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2015,
€ 105,00 wegens buitengerechtelijke kosten, € 223,00 griffierecht, € 97,31 kostendeurwaarder en € 500,00 salaris gemachtigde.
3.2.
De passagiers leggen aan de vordering ten grondslag de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de Verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat KLC vanwege de annulering van vlucht KL 1129 gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Omdat KLC reeds € 250,00 per passagier heeft uitbetaald, staat er nog een vordering open van € 350,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat voor het bepalen van de hoogte van de compensatie uitsluitend moet worden gekeken naar de geannuleerde vlucht KL 1129. De voorafgaande vluchten KL 9828 en KL 676 zijn conform schema uitgevoerd. Er is geen sprake van een gemiste aansluiting. De verwijzing door de passagiers naar het Folkerts-arrest en het begrip eindbestemming is niet juist. Welke luchthaven heeft te gelden als eindbestemming is in de onderhavige kwestie niet in geschil. Dat is de luchthaven Kopenhagen. In geschil is het vertrekpunt. Volgens de passagiers is dat Kelowna. Volgens KLC is het vertrekpunt Amsterdam. De passagiers hebben zich ook pas in Amsterdam bij KLC gemeld.
4.2.
KLC voert verder aan dat zij uitsluitend de operating carrier op de vlucht van Amsterdam naar Kopenhagen was. KLC was niet de operating carrier van de overige vluchten. WestJet was operating carrier van vlucht KL 9828 en KLM was operating carrier van vlucht KL 676. De tickets zijn uitgegeven door Air France. De contractuele vervoerder (marketing carrier) was KLM. De passagiers hebben met KLC géén vervoersovereenkomst gesloten. KLM en KLC kunnen niet op één hoop worden geveegd. KLC was uitsluitend betrokken bij de vlucht Amsterdam - Kopenhagen. KLC heeft noch contractueel, noch anderszins een verantwoordelijkheid op zich genomen voor de uitvoering van vluchten die vooraf zijn gegaan aan de vlucht Amsterdam – Kopenhagen.
4.3.
KLC betwist ten slotte de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter bevoegd is van dit geschil kennis te nemen en dat de Verordening van toepassing is op dit geschil.
5.2.
Op grond van het Folkerts-arrest (Europees Hof van Justitie 26-2-2013 Air France-Folkerts – ECLI:EU:C:2013:106) moet de onderhavige vlucht worden gezien als één vlucht met als eindbestemming Kopenhagen. De vlucht bestaat uit drie rechtstreeks aansluitende delen, te weten de trajecten Kelowna Airport – Edmonton (KL 9828), Edmonton - Amsterdam (KL 1129) en Amsterdam – Kopenhagen (KL 1129). Daarmee staat ook het vertrekpunt vast: Kelowna Airport.
5.3.
De Verordening bepaalt in artikel 3 lid 5 dat deze van toepassing is op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 3. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier. Op grond van artikel 2 onder b. van de Verordening dient onder “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” te worden verstaan: een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier.
5.4.
Gelet op bovenstaande is de Verordening van toepassing op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht feitelijk uitvoert of voornemens is uit te voeren. Vast staat dat KLC de luchtvaartmaatschappij is geweest die het derde deel van de vlucht feitelijk zou uitvoeren. Gelet op artikel 3 lid 5 van de Verordening kan óók KLC door de passagiers worden aangesproken om compensatie te betalen, ook al was KLC niet de contractuele vervoerder.
5.5.
Nu de passagiers met een vertraging van meer dan vier uur op hun eindbestemming zijn aangekomen en KLC geen beroep heeft gedaan op buitengewone omstandigheden, is KLC gehouden compensatie aan de passagiers te betalen. KLC heeft de passagiers reeds een compensatie van € 250,00 per persoon betaald. Gelet op de afstand van de vlucht hebben de passagiers aanspraak op € 600,00 per persoon, zodat KLC nog € 350,00 per persoon dient te betalen. De vordering van de passagiers zal aldus worden toegewezen.
5.6.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten oordeelt de kantonrechter als volgt. De passagiers hebben voldoende aangetoond dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht of laten verrichten om betaling van de vordering te verkrijgen. Daarmee staat voldoende vast dat de passagiers buitengerechtelijke kosten hebben gemaakt. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag ad € 105,00 dan ook toewijzen.
5.7.
KLC dient de proceskosten te dragen omdat zij in het ongelijk is gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt KLC tot betaling aan de passagiers van € 700,00 vermeerderd met de wettelijke rente van 22 september 2015 tot aan de dag der voldoening;
6.2.
veroordeelt KLC tot betaling aan de passagiers van € 105,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt KLC tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de passagiers worden vastgesteld op de volgende bedragen:
dagvaarding € 97,31
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 200,00;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter