Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier 1]
KLM Cityhopper B.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
€ 105,00 wegens buitengerechtelijke kosten, € 223,00 griffierecht, € 97,31 kostendeurwaarder en € 500,00 salaris gemachtigde.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst voor hun terugreis van Kelowna Airport (Canada) naar Kopenhagen, met aansluitende vluchten via Amsterdam. De vlucht KL 1129 van Amsterdam naar Kopenhagen, uitgevoerd door KLC, werd geannuleerd, waardoor de passagiers meer dan vier uur later op hun eindbestemming arriveerden. De passagiers vorderden een compensatie van € 600,00 per persoon, maar KLC had reeds € 250,00 per persoon uitgekeerd. De passagiers stelden dat KLC hen de resterende € 350,00 per persoon moest betalen, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.
KLC betwistte de vordering en stelde dat de compensatie alleen betrekking had op de geannuleerde vlucht en niet op de voorafgaande vluchten. De kantonrechter oordeelde dat de Verordening van toepassing was en dat KLC, als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoerde, aansprakelijk was voor de compensatie. De rechter stelde vast dat de annulering van de vlucht leidde tot een vertraging van meer dan vier uur, en dat KLC geen beroep had gedaan op buitengewone omstandigheden. Daarom was KLC verplicht om de passagiers de gevorderde compensatie te betalen.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en KLC veroordeeld tot betaling van € 700,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en € 105,00 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast diende KLC de proceskosten te dragen, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, op 30 mei 2018.