ECLI:NL:RBNHO:2018:4250

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
C/15/261285 / FA RK 17-3944
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en rechtsgeldigheid van huwelijk tussen Syrische partijen

In deze zaak verzoekt een vrouw om echtscheiding van haar man, waarbij zij stelt dat zij in Syrië zijn gehuwd. De vrouw heeft de Syrische nationaliteit en heeft een huwelijksakte overgelegd, maar de man ontkent dat er een rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man geen toestemming heeft gegeven voor het huwelijk en dat hij niet aanwezig was bij de huwelijksvoltrekking. De rechtbank concludeert dat er geen rechtsgeldig huwelijk is gesloten volgens het Syrische recht, omdat de aanwezigheid van beide partijen en toestemming van de man vereist zijn. Hierdoor verklaart de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek om echtscheiding. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van het nevenverzoek van de vrouw om een kinderbijdrage van € 250,00 per maand. De partijen hebben ter zitting een zorgregeling afgesproken voor hun minderjarige kind. De beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/261285 / FA RK 17-3944
Beschikking d.d. 23 mei 2018
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. B. Wernik, gevestigd te Haarlem,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 6 juli 2017;
- het bericht van 12 juli 2017 van de advocaat van de vrouw;
- het betekeningsexploot;
- de brief van 26 september 2017 van de advocaat van de vrouw;
- het bericht van 10 oktober 2017, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.
1.3.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 20 april 2018.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. R. Bleijendaal, waarnemend voor mr. B. Wernik, en de man.

2.De beoordeling

2.1.
De vrouw stelt dat partijen met elkaar zijn gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] , Syrië. Partijen hebben de Syrische nationaliteit.
2.2.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Als nevenverzoek heeft de vrouw de rechtbank verzocht om een door de man te betalen bijdrage van € 250,00 per maand vast te stellen ten behoeve van hun minderjarige kind, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
2.3.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.4.
Alvorens toegekomen kan worden aan de beoordeling van het verzoek van de vrouw tot het uitspreken van de echtscheiding dient eerst een voorvraag te worden beantwoord, te weten de vraag of tussen de vrouw en de man een huwelijk tot stand is gekomen dat rechtsgeldig is gesloten volgens het recht van Syrië en dat in Nederland moet worden erkend. Eerst na beantwoording van deze vraag kan eventueel worden toegekomen aan het nevenverzoek van de vrouw.
2.5.
Artikel 10.31 lid 1 bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig erkend wordt. Voorts bepaalt het vierde lid van dit artikel dat een huwelijk vermoed wordt rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
2.6.
Bij het verzoekschrift heeft de vrouw een kopie van (kennelijk) de huwelijksakte overgelegd, alsmede een in de Engelse taal gesteld “Marriage Deed”. De vrouw heeft geen origineel gedateerd en gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte overgelegd. Zij heeft, na verzoek van de rechtbank, daartoe verklaard dat het voor haar nagenoeg onmogelijk is de originele huwelijksakte uit Syrië te laten komen. Bij brief van 26 september 2017 heeft de advocaat van de vrouw met betrekking tot het huwelijk meegedeeld dat de vrouw in Syrië was verloofd met [de man] . Haar ouders verboden haar hem op zijn vlucht naar Nederland achterna te gaan. Ongeveer twee jaar later is zij [de man] toch achterna gekomen. Dit uitdrukkelijk tegen de zin van haar ouders omdat zij niet getrouwd was.
Om die reden heeft haar vader - buiten de vrouw en [de man] om - alsnog bewerkstelligd dat zij in Syrië als gehuwd staan geregistreerd. Haar vader heeft de foto van het besluit van het huwelijk in Syrië aan de vrouw toegezonden, welke zij vervolgens heeft overhandigd aan de IND.
2.7.
Bij bericht van 10 oktober 2017 heeft de advocaat van de vrouw de beschikking van de IND overgelegd, gedateerd 12 september 2016. Blijkens deze beschikking is de aanvraag van de vrouw tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingewilligd. De vergunning wordt verleend met ingang van 10 mei 2016 en is geldig tot 10 mei 2021.
2.8.
Uit het rapport eerste gehoor, gedateerd 8 september 2016, is het volgende gebleken. De vrouw heeft op 25 augustus 2015 Syrië verlaten en is op 8 mei 2016 in Nederland aangekomen. Op 11 mei 2016 heeft zij zich gemeld bij het AC [plaats] . Met betrekking tot het huwelijk heeft zij verklaard dat zij en haar echtgenoot, [de man] , een advocaat hebben gemachtigd en dat zij zelf niet aanwezig was bij de huwelijksvoltrekking, omdat zij op dat moment in Griekenland was. Het huwelijk is voltrokken in Syrië. De vrouw weet niet welke getuigen aanwezig waren, maar haar vader was wel aanwezig.
2.9.
Uit het afschrift basisregistratie personen van de gemeente [plaats] , gedateerd 21 juni 2017, blijkt dat de man zich op 10 november 2014 in Nederland heeft gevestigd, dat hij sedert 5 oktober 2015 op het adres [adres] woont. Zijn burgerlijke staat is: ongehuwd/geen geregistreerd partnerschap.
2.10.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man, desgevraagd, verklaard dat hij geen volmacht aan een advocaat heeft gegeven om het huwelijk te sluiten en dat hij ook geen toestemming daartoe heeft verleend. Nadat de vrouw naar Nederland was gekomen, hoorde hij dat de vrouw tegenover de IND heeft verklaard dat zij met de man was gehuwd. Tot dan toe was hij niet op de hoogte van het bestaan van een huwelijk.
2.11.
Volgens Syrisch recht is voor de huwelijksvoltrekking van moslims toestemming vereist van de districtsrechtbank. Een huwelijk naar islamitisch recht komt tot stand door een overeenstemmende wilsverklaring van beide, gelijktijdige aanwezige huwelijkskandidaten en twee handelingsbekwame getuigen (twee mannen of één man en twee vrouwen), ten overstaan van een rechter.
Een akte met betrekking tot de huwelijksovereenkomst wordt opgemaakt door de rechter en wordt toegezonden aan een ambtenaar van de burgerlijke stand. Huwelijken worden geregistreerd bij de Civil Status Administration van het district waar het huwelijk is voltrokken (art. 45 SLPS).
2.12.
Uit de door de vrouw overgelegde kopie van een in de Engelse taal gestelde “Marriage Deed” blijkt dat de huwelijksvoltrekking buiten aanwezigheid van zowel de man als de vrouw tot stand is gekomen en dat twee advocaten als gemachtigden hebben opgetreden.
2.13.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen de vrouw heeft verklaard, zoals overwogen onder 2.6, en hetgeen de man ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard, tussen partijen geen rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen. Daarvoor is met name redengevend dat geen van beide partijen bij de vermeende huwelijkssluiting aanwezig was en zij beiden hebben aangegeven daarvan pas achteraf te hebben gehoord.
2.14.
De rechtbank zal de vrouw dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek om tussen partijen de echtscheiding uit te spreken.
2.15.
Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van de door de vrouw verzochte kinderbijdrage van € 250,00 per maand ten behoeve van de minderjarige. Het staat partijen vrij om daar buiten de rechtbank om afspraken over te maken.
Ter zitting hebben partijen een zorgregeling afgesproken waarbij de man en de minderjarige ieder weekend omgang hebben, waarbij de man de minderjarige bij de vrouw ophaalt en naar de vrouw terugbrengt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier D.J. Witsen op 23 mei 2018.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden..