ECLI:NL:RBNHO:2018:411

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3031
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering op basis van duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H. Madani, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. L. Ritsma. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015), welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld in het licht van de geldende wetgeving en de medische rapportages die door verweerder waren ingediend.

Eiseres, geboren op 8 januari 1989, had eerder een uitkering op basis van de Wajong 2010 aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat er geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. In 2016 diende zij een nieuwe aanvraag in voor de Wajong 2015, maar ook deze werd afgewezen op basis van de conclusie dat zij weliswaar geen arbeidsvermogen had, maar dat zij dit nog kon ontwikkelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische en arbeidsdeskundige rapportages zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen reden was om aan de juistheid daarvan te twijfelen.

De rechtbank heeft overwogen dat de Wajong 2015 van toepassing is en dat de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid niet alleen op medische gronden, maar ook op basis van de ontwikkelmogelijkheden van eiseres moet plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat eiseres nog mogelijkheden heeft om haar arbeidsvermogen te ontwikkelen, en dat de afwijzing van de Wajong-uitkering door verweerder terecht was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/3031

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Madani),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Ritsma).

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) afgewezen.
Bij besluit van 30 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres, geboren op 8 januari 1989, heeft op 18 november 2014 een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) aangevraagd. Zij is sinds maart 2014 bekend met een buikwandpijnsyndroom en bij haar is de diagnose ACNES (Anterior Cutaneous Nerve Entrapment Syndrome) gesteld. Haar aanvraag is bij besluit van 12 februari 2015 afgewezen, omdat geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Dit besluit staat in rechte vast.
1.2.
Op 19 september 2016 heeft eiseres een uitkering aangevraagd op grond van de Wajong 2015 en gesteld dat haar arbeidsongeschiktheid als duurzaam is aan te merken. Op grond van verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres op het moment van de beoordeling geen arbeidsvermogen heeft, maar dat zij wel in staat is om arbeidsvermogen te ontwikkelen, zodat geen sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen zoals bedoeld in de Wajong 2015. Verweerder heeft op die grond de Wajong-uitkering geweigerd. Dit besluit is na herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2.1.
De rechtbank stelt voorop dat hier de Wajong van toepassing is zoals die geldt per
1 januari 2015, omdat eiseres haar aanvraag heeft gedaan na inwerkingtreding van die wet.
2.2.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong 2015 is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van het vierde lid van dit artikel wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
2.3.
Op grond van artikel 1a, aanhef en eerste lid van het Schattingsbesluit, heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van de beoordeling eiseres geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. Het geschil spitst zich toe op de vraag of die situatie ook duurzaam is. Waar het hier om gaat is of bij eiseres als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen sprake is van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1 van de Wajong 2015 en in dat verband of eiseres nog (relevante) ontwikkelmogelijkheden heeft.
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op de uitgebrachte medische en arbeidsdeskundige rapportages. Eiseres betwist de zorgvuldigheid en juistheid daarvan en het is dan aan de rechtbank te beoordelen of deze rapportages zorgvuldig tot stand zijn gekomen en of er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten of onvoldoende begrijpelijk zijn. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling inhoudelijk onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk. De wijze waarop eiseres zelf of haar omgeving de gezondheidsklachten ervaart, kan geen toereikende grondslag vormen anders te oordelen.
5. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldigheid of volledigheid van de onderzoeken. Uit het dossier blijkt dat eiseres door een arts (onder supervisie van een verzekeringsarts) is gezien. Deze arts heeft het dossier bestudeerd, heeft anamnese afgenomen en heeft eiseres zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. Daarnaast heeft de arts informatie opgevraagd bij de revalidatiearts [naam 1] van Heliomare en
dr. [naam 2] , chirurg en deze informatie in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft eveneens het dossier bestudeerd, heeft de hoorzitting bijgewoond en heeft eiseres onderzocht. Ter beoordeling van de duurzaamheid heeft de verzekeringsarts b&b het stappenplan gebruikt zoals neergelegd in het Compendium Participatiewet Wajong en SMBA, dat geldt als interne werkinstructie. Ook is de verzekeringsarts b&b in beroep nader ingegaan op de aangevoerde beroepsgronden en de overgelegde nadere reactie van [naam 2] . De arbeidsdeskundige b&b heeft dossierstudie verricht en overleg gehad met de verzekeringsarts b&b. Met hetgeen van de kant van eiseres naar voren is gebracht, is niet aannemelijk gemaakt dat het medisch en arbeidskundig onderzoek niet op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden of niet is toegespitst op de individuele situatie van eiseres. De omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b geen aanvullende informatie bij de behandelaars heeft opgevraagd, maakt dit niet anders. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hiervoor geen aanleiding was, omdat alle bekende informatie van de behandelaars aanwezig was. Het standpunt van eiseres dat de verzekeringsarts b&b ook informatie van de pijnpoli had kunnen en moeten opvragen leidt niet tot een ander oordeel. Indien eiseres van mening was dat informatie van de pijnpoli tot andere inzichten had kunnen leiden had het op haar weg gelegen om deze informatie zelf in te brengen. Dit heeft zij niet gedaan, ook niet in beroep. Ter zitting heeft eiseres overigens zelf verklaard dat zij in de veronderstelling was dat de door haar overgelegde informatie van de chirurg voldoende was.
6. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder onvoldoende concreet heeft gemaakt waarom een multidisciplinair behandeltraject in haar geval kan leiden tot een ontwikkeling van de arbeidsparticipatie, waarbij zij heeft verwezen naar de vaste rechtspraak in IVA-zaken op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Daarbij heeft eiseres benadrukt dat de verzekeringsarts b&b er ten onrechte vanuit gaat dat sprake is van een psychische component, terwijl geen aandacht is besteed aan de behandelingen die zij wel al heeft ondergaan en die geen verbetering hebben opgeleverd. Er is in haar geval sprake van een progressief ziektebeeld. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres gewezen op de ingebrachte informatie van haar behandelaars, te weten chirurg [naam 2] en [naam 3] , ergotherapeut.
7. De rechtbank overweegt in dit verband dat het beoordelingscriterium in het kader van de WIA (duurzaam en volledig arbeidsongeschikt) niet hetzelfde is als het beoordelingscriterium in het kader van de Wajong 2015 (duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie) en dat ook het begrip duurzaam in de WIA anders is gedefinieerd (een medisch stabiele of verslechterende situatie en op lange termijn bestaat slechts een geringe kans op herstel) dan in de Wajong 2015 (de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kunnen zich niet ontwikkelen). De jurisprudentie die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft ontwikkeld over de onderbouwing en de motivering van besluiten over de duurzaamheid bij IVA beoordelingen is echter wel relevant voor de onderbouwing en motivering van besluiten over de duurzaamheid in het kader van de Wajong.
8. Dit betekent, toegespitst op de Wajong 2015, dat bij de onderbouwing niet kan worden volstaan met algemeenheden, maar dat de motivering dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de desbetreffende individuele verzekerde aan de orde zijn en dat, indien de inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden tot arbeidsparticipatie berust op een medische behandeling, een onderbouwing is vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Daarbij merkt de rechtbank op dat het uitdrukkelijk dus niet gaat om genezing, maar om een ontwikkeling van de mogelijkheden.
9. De verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b hebben getoetst aan de vier criteria van artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit. Zij hebben geconcludeerd dat eiseres op het beoordelingsmoment geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had, maar dat zij deze wel nog kan ontwikkelen. De verzekeringsarts b&b concludeert op basis van de informatie van de behandeld artsen en informatie over het ziektebeeld dat geen sprake is van een progressieve ziekte en concludeert op basis van informatie van de revalidatiearts van Heliomare dat eiseres nog een multidisciplinair behandeltraject kan volgen (en dus dat er nog behandelmogelijkheden zijn) met als gevolg een verbetering van de belastbaarheid en verbetering van de werknemersvaardigheden en bekwaamheden. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat in het geval van eiseres verder onderzocht zal moeten worden in hoeverre psychische factoren een rol spelen bij de (mate van de) ervaren klachten. Eiseres heeft veel behandelingen gehad, maar nooit eerder een multidisciplinair traject. Dat er sprake is van een somatische diagnose doet hier volgens de verzekeringsarts b&b niet aan af. Ook bij een somatische diagnose is het mogelijk dat er comorbiditeit is in de vorm van een psychisch, behandelbaar, ziektebeeld dat de mate van pijnbeleving beïnvloedt. Dit is bij eiseres nooit uitgezocht. Ook bij een somatische diagnose spelen psychogene factoren een rol bij de pijnbeleving. Ook bij een somatische diagnose is het mogelijk om ondanks de pijn beter te leren functioneren. Chirurg [naam 2] gaat er volgens de verzekeringsarts b&b ten onrechte vanuit dat de revalidatiearts geen behandelmogelijkheden ziet. De revalidatiearts wilde de mogelijkheden voor een multidisciplinair behandeltraject onderzoeken, maar dit bleek niet haalbaar, omdat eiseres hier niet aan mee wilde werken. Er is volgens de verzekeringsarts b&b zeker een kans dat haar functioneren door een multidisciplinair behandeltraject zou kunnen verbeteren. Niet alleen zou dan uitgezocht kunnen worden welke psychische factoren meespelen en waar nodig behandeld kunnen worden. Ook kan eiseres beter leren functioneren ondanks de pijn. Daarmee is niet uitgesloten dat de duurbelasting kan verbeteren en eiseres weer een uur achtereen kan werken en ten minste vier uur per dag belastbaar zal zijn. Ook is niet uitgesloten dat zij mobieler zal worden als zij beter met de pijn kan omgaan. De huidige afhankelijkheid van de rolstoel en brace hangt samen met de ervaren pijn. Er is volgens de verzekeringsarts b&b echter geen neurologische of andere oorzaak voor de beenklachten gevonden. Verder gebruikt eiseres ruime hoeveelheden morfine, wat haar functioneren beperkt vanwege de bijwerkingen. Het afbouwen van deze medicatie (die volgens eiseres nauwelijks helpt) kan onderdeel zijn van een revalidatietraject.
10.
De rechtbank kan deze beschouwing van de verzekeringsarts b&b volgen en heeft geen aanleiding om de conclusies voor onjuist te houden. De conclusies van de verzekeringsarts b&b worden bovendien onderschreven door de informatie van chirurg [naam 2] en van de revalidatiearts [naam 1] . [naam 1] heeft aangegeven dat eiseres was verwezen om de indicatie voor een cognitief gedragsmatig pijnprogramma/conversieprogramma te beoordelen. Echter bij de intake was de enige hulpvraag van eiseres een beugel om mee te kunnen lopen. Volgens [naam 1] is uitgebreid ingegaan op de oorzaak van de klachten en mogelijkheden van een revalidatietraject, maar heeft eiseres aangegeven dat de uitvalsverschijnselen van haar benen volledig vanuit de ACNES te verklaren waren, en was er geen enkele ingang voor een cognitief gedragsmatige aanpak. Ook heeft [naam 1] aangegeven dat de uitvalsverschijnselen soms ook het gevolg kunnen zijn van hevige pijn en indien dat het geval is, dat het ook weer omkeerbaar is. Er waren dus wel degelijk behandelmogelijkheden maar niet bij huidige inzicht en hulpvraag van eiseres. [naam 2] heeft in zijn brief van 11 april 2017 aangegeven dat het feit dat beide benen van eiseres zijn uitgevallen, niet kan worden verklaard op basis van ACNES. Ook heeft [naam 2] in zijn brief van 23 mei 2017 aangegeven dat hij geen uitspraak kan doen over een eventuele toekomstige aanzienlijke verbetering, maar dat het de moeite waard is om met behulp van revalidatie en psychologie te proberen eiseres in een gunstiger traject te krijgen. Waarbij hij heeft opgemerkt dat men begrip dient te hebben voor de fysieke beperkingen die uitgaan van dit buikwandpijnsyndroom. Anders dan eiseres heeft gesteld volgt uit de informatie van [naam 2] niet dat sprake is van een situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
11. In beroep heeft de verzekeringsarts b&b nog verduidelijkt dat het feit dat een revalidatietraject en een psycholoog zinvol is, niet betekent dat het beeld als psychisch wordt beschouwd. Volgens de verzekeringsarts b&b is niet uitgesloten dat (ook als het beeld niet verbetert) eiseres door psychologie en revalidatie in de toekomst beter zal functioneren. Daarbij gaat het volgens de verzekeringsarts b&b in de Wajong 2015 niet om de vraag of eiseres in de toekomst reguliere arbeid zal kunnen verrichten, maar om arbeidsvermogen. Op dit moment kan niet gesteld worden dat eiseres geen arbeidsvermogen zal kunnen ontwikkelen, omdat er nog behandelmogelijkheden zijn waardoor haar functioneren zou kunnen verbeteren, aldus de verzekeringsarts b&b. De rechtbank acht deze uitleg voldoende duidelijk en overtuigend. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat dit oordeel niet juist is. Anders dan zij heeft betoogt berust de motivering van de verzekeringsarts b&b niet alleen op algemeenheden, maar op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden van eiseres. Daarbij is tevens voldoende concreet gemaakt dat van de voorgestelde multidisciplinaire behandeling in geval van eiseres mogelijk nog resultaat valt te verwachten.
12. De arbeidsdeskundige b&b heeft voldoende uiteengezet dat eiseres, uitgaande van de situatie dat er behandelmogelijkheden zijn en zij haar mogelijkheden tot arbeidsparticipatie nog kan ontwikkelen, in de toekomst mogelijk niet meer zal voldoen aan de in artikel 1a. aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit genoemde criteria.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende onderbouwd dat eiseres op het te beoordelen moment weliswaar geen arbeidsvermogen heeft, maar dat deze situatie (nog) niet te kwalificeren is als duurzaam. Verweerder heeft dan ook terecht geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Buiskool, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.