Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Beoordeling
3.Beslissing
- [verzoekster] , geboren op [datum] te [plaats] ;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft verzoekster een verzoek ingediend tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de heer [naam], die in 1994 is overleden, op basis van artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft eerder beschikkingen gegeven op 18 oktober 2017 en 22 februari 2018. Verzoekster heeft aangevoerd dat haar moeder en de heer [naam] een geheime relatie hadden van 1942 tot 1947, en dat zij uit deze relatie is geboren. Ondanks dat de heer [naam] alimentatie heeft betaald, heeft verzoekster nooit de kans gehad om hem te leren kennen of om hem te vragen haar te erkennen als zijn dochter. Verzoekster heeft verklaard dat zij voldoende bewijs heeft geleverd dat de heer [naam] haar biologische vader is, onder andere door getuigenverklaringen van familieleden.
De rechtbank heeft op 16 mei 2018 geoordeeld dat DNA-onderzoek niet nodig is, omdat verzoekster al voldoende bewijs heeft geleverd via getuigenverklaringen, waaronder die van mevrouw [nicht], die bevestigde dat de heer [naam] de biologische vader van verzoekster is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat iemand anders de biologische vader zou kunnen zijn. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster tot vaststelling van het vaderschap van de heer [naam] toegewezen, en de overige verzoeken, waaronder het verzoek om DNA-onderzoek, afgewezen. De beschikking heeft terugwerkende kracht tot het moment van de geboorte van verzoekster.