In deze zaak hebben de passagiers, die pro se en als wettelijk vertegenwoordiger voor hun minderjarige kind optreden, een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Wenen naar Amsterdam op 30 juli 2017. De passagiers vorderen een bedrag van € 1.000,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Austrian Airlines heeft de annulering van de vlucht verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en de tijdelijke sluiting van de luchthaven in Wenen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Austrian Airlines niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter heeft vastgesteld dat de keuze van Austrian Airlines om de vlucht te annuleren, gebaseerd op de inzet van reservebemanningen op andere vluchten, niet kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de wettelijke rente, en de proceskosten aan de zijde van de passagiers vergoed. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt. De beslissing is genomen door kantonrechter L.M. de Vries en is openbaar uitgesproken op 16 mei 2018.