Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde1/eiser1],
[gedaagde2/eiser2],
1.[gedaagde1/eiser1],
[gedaagde2/eiser2],
1.De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 23 november 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 17 april 2018 en de daarin genoemde stukken.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 23 november 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 17 april 2018 en de daarin genoemde stukken.
3.De feiten
administration directoren vanaf 2008 als
director.
een door [gedaagde1/eiser1] van GDS bij- gehouden spreadsheet” de volgende bedragen in
“de periode van 2005 tot en met 2009”door de Stichting zijn betaald waarvoor door GDS geen tegenprestatie is geleverd:
5.De beoordeling
in de hoofdzaak
de periode 2005 tot en met 2009”; een bedrag over het jaar 2005 wordt niet vermeld. In het later in de procedure door de Stichting overgelegde PWC-rapport is in 1.3. sprake van verhogingen in de facturen tot een bedrag van in totaal € 550.000,-
(“Ghost invoicing by GDS”),maar dit bedrag wordt vervolgens nergens onderbouwd, ook niet in 6.1. waar alleen maar melding wordt gemaakt van een overzicht van [gedaagde1/eiser1] waarin werd bijgehouden of [A.] het bedrag van € 550.000,-- (vereist voor verkrijging van 10% van de aandelen in OTT) al had bereikt zonder de facturen te noemen, die ten grondslag lagen aan de verhogingen die ten bate van [A.] strekten en waarvan op het overzicht melding wordt gemaakt.