In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens compensatie voor vertraging van een vlucht op 22 april 2017. De passagier had een vervoersovereenkomst met Austrian Airlines voor een vlucht van Amsterdam via Wenen naar Imam Khomeini Airport in Iran. De vlucht arriveerde met een vertraging van 25 minuten, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht miste en meer dan 3 uur later op de eindbestemming aankwam. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.
Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkte capaciteit op de luchthaven van Wenen en ongunstige weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde echter dat Austrian Airlines niet voldoende bewijs had geleverd dat deze omstandigheden de vertraging rechtvaardigden. De rechter stelde vast dat de luchtvaartmaatschappij niet had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding of dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen, inclusief de wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke kosten, en de proceskosten voor rekening van Austrian Airlines gesteld. De rechter concludeerde dat de passagier recht had op compensatie op basis van de Europese regelgeving, aangezien de luchtvaartmaatschappij niet had voldaan aan de vereisten om zich te beroepen op buitengewone omstandigheden.