Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 april 2018 in de zaak tussen
[eiser] handelend onder de naam visserijbedrijf [eiser] , te [vestigingsplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
€ 17.265,-. Verweerder heeft ter toelichting daarvan aangegeven dat naar aanleiding van het bezwaar van eiser tegen de brief van 30 juni 2015 is gebleken dat die brief niet in overeenstemming is met hetgeen feitelijk is besloten in een vergadering van verweerder op 23 juni 2015. In die vergadering is besloten aan eiser een voorschot toe te kennen. Op eisers verzoek moest dus nog definitief worden beslist. De brief van 4 oktober 2016 bevat volgens verweerder het definitieve voor bezwaar vatbare besluit op het verzoek om nadeelcompensatie. De motivering van de gedeeltelijke inwilliging van het verzoek is gelijkluidend aan de in de brief van 30 juni 2015 gegeven motivering. Het bedrag is € 9,- hoger.
€ 17.256,- : toegekende nadeelcompensatie bij besluit van 30 juni 2015
€ 1.422,05: de toegekende financieringskosten/rendementsderving (€ 1.673 minus de in
het besluit van 30 juni 2015 toegepaste - door eiser niet betwiste – korting
van 15% wegens normaal maatschappelijk risico = € 1.422,05)
+ € 9.477,50 : € 11.150 aan aanschafkosten extra motorvermogen en tonnagemotorvermogen minus de in het besluit van 30 juni 2015toegepaste - door eiser niet betwiste - korting van 15% wegens normaalmaatschappelijk risico.
Beslissing
€ 25.311,45,- exclusief btw betaalt, te vermeerderen met de (nog verschuldigde) wettelijke rente;
mr. S.A. Steinhauser en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2018.