Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vennootschap onder firma V.O.F. De Familie, handelende onder de naam
en haar vennoten:
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Indien huurder in de toekomst zijn onderneming wenst te verkopen en hiertoe een koper heeft gevonden zal verhuurder onverwijld meewerken aan het verstrekken van een nieuw huurcontract op dezelfde condities als huurder thans huurt.”
“Verhuurder het gehuurde dringend nodig heeft om zelf duurzaam in gebruik te nemen (zoals bedoeld in artikel 7:296 lid 1 sub b BW). Verhuurder heeft een forse groei doorgemaakt als gevolg waarvan verhuurder ruimte tekort komt. Het ruimtegebrek is nu al dusdanig dat verhuurder niet al haar gasten ontbijt kan aanbieden en dus kamers moet verhuren zonder ontbijt. Als gevolg hiervan loopt verhuurder omzet mis. Verhuurder heeft reeds maatregelen genomen om de capaciteit te vergroten door het aanbouwen van een serre en het verruimen van de ontbijttijden, maar dat is niet afdoende. Voorts zal binnenkort een grotere (centrale) receptieruimte nodig zijn door het samenvoegen van recepties. De enige plaats waar dit gerealiseerd kan worden is de zogenaamde achterzaal.”
3.De vordering
I. vast te stellen dat de huurovereenkomst tussen partijen eindigt op 30 november
2021, dan wel op een datum door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen;
II. gedaagden hoofdelijk te veroordelen de van eiseres gehuurde bedrijfsruimte
(horecagelegenheid) gelegen aan de Breelaan 26 te Bergen (NH) uiterlijk
30 november 2021 (dan wel op een door de kantonrechter te bepalen datum) te
ontruimen en ontruimd te houden;
III. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2. Eiseres legt – kort weergegeven – het volgende aan de vordering ten grondslag.
Eiseres exploiteert zelf Hotel van Renenpark, Hotel Heerlijkheid en Hotel Breeburg. Deze hotels liggen in de directe omgeving van het gehuurde. In totaal beslaan deze hotels 37 kamers en 10 appartementen, neerkomend op 110 vaste bedden en 9 bij te plaatsen bedden. Er is bij eiseres sprake van een toename van het aantal gasten. Daarnaast heeft eiseres een alliantie met Hotel 1900, in eigendom van de familie van de vennoten van eiseres, met als doel een aantal faciliteiten samen te voegen. In verband met een hogere opbrengst en kostenbesparing wil eiseres zelf beschikken over de verhuurde bedrijfsruimte. Zij wil het gehuurde grotendeels gaan gebruiken als ontbijtruimte, zodat haar gasten de gelegenheid hebben om comfortabel te ontbijten. Ook heeft eiseres het gehuurde nodig voor uitbreiding van de receptieruimte, verplaatsing van de linnenkamer en voor het oplossen van de problemen die leveranciers ondervinden bij het laden en lossen.
Het is juist dat het moment van de opzegging mede is ingegeven door de verkoopplannen van gedaagden. Echter, eiseres had het verzoek sowieso gedaan, maar dan in een later stadium. Door de plannen van gedaagden zag eiseres zich genoodzaakt de beëindiging van de huurovereenkomst eerder aan te zeggen, omdat zij het onwenselijk vindt dat een nieuwe huurder na korte tijd wordt geconfronteerd met een opzegging van de huurovereenkomst.
4.Het verweer
In 2011 hebben gedaagden het restaurant gekocht voor € 65.000,--. Het had veel achterstallig onderhoud en zij hebben de nodige investeringen gedaan om het gehuurde aantrekkelijk te maken. In november 2013 werden de twee zonen van mevr. [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] , de nieuwe eigenaars/verhuurders. Aanvankelijk was sprake van een goede samenwerking tussen partijen. Begin dit jaar veranderde de situatie bij Restaurant Zusters, omdat zus [naam 6] ernstig ziek werd en niet meer inzetbaar bleek te zijn voor de zaak. Daarom zijn gedaagden genoodzaakt de zaak te verkopen. Gedaagden hadden een koper gevonden die bereid was, bij een overname per 1 januari 2018, de taxatieprijs te betalen en het personeel over te nemen. Toen gedaagden dit plan aan eiseres presenteerden, reageerde deze afwijzend en kort daarop ontvingen gedaagden de aanzegging van de huurbeëindiging per 30 november 2021. Gedaagden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat deze opzegging van de huur te maken heeft met de verkoopplannen van gedaagden. Zij twijfelen daarom aan de gegeven reden van opzegging. Bovendien heeft eiseres haar bedrijfseconomische belangen onvoldoende onderbouwd. Gedaagden verzoeken nietigverklaring van de huuropzegging en afwijzing van de vordering, waarna zij een verzoek tot indeplaatsstelling kunnen afdwingen op grond van artikel 12 van de huurovereenkomst. Gedaagden gaan ervan uit dat dit artikel impliceert dat de verhuurder ten behoeve van de nieuwe huurder ook moet instemmen met verlenging van de huurovereenkomst.
Mocht de aangezegde ontruiming in stand blijven, dan vinden gedaagden het redelijk dat eiseres een aanzienlijk bedrag betaalt voor overname van goodwill en inventaris, waarmee zij ook het personeel overnemen. Gedaagden hebben namelijk de indruk dat eiseres het gehuurde na 30 november 2021 zelf als restaurant zal gaan gebruiken.
5.De beoordeling
Op grond van artikel 7:296 lid 4 juncto lid 3 juncto lid 1 aanhef en onder b BW dient de rechter de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst tegen het einde van de termijn waarmee deze krachtens artikel 7:292 lid 2 BW is verlengd toe te wijzen, indien de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het verhuurde persoonlijk in duurzaam gebruik wil nemen en hij daartoe het verhuurde dringend nodig heeft. De vraag of een verhuurder het verhuurde dringend nodig heeft voor gebruik als bedoeld in artikel 7:296 lid 1 aanhef en onder b BW dient te worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. De verhuurder behoeft het dringend eigen gebruik slechts aannemelijk te maken en behoeft zulks niet aan te tonen met objectieve gegevens. Algemene bedrijfseconomische redenen kunnen zeer wel voldoende zijn om een dringend nodig hebben voor eigen gebruik aannemelijk te achten. Niet is vereist dat de verhuurder in zijn maatschappelijk voortbestaan wordt bedreigd en dat hij de verhuurde ruimte nodig heeft om aan deze bedreiging het hoofd te kunnen bieden.
De vordering tot beëindiging is niet voor toewijzing vatbaar indien komt vast te staan dat het gebruik waarvoor de verhuurder stelt het verhuurde dringend nodig te hebben op praktische en/of juridische gronden is uitgesloten. Het bestaan van alternatieven staat alleen dan aan een beroep op dringend eigen gebruik in de weg indien het benutten daarvan voldoende in de rede ligt om van de verhuurder te vergen dat hij zulks doet. De verhuurder behoeft niet te stellen en aannemelijk te maken dat hem geen andere mogelijkheid ten dienste staat dan het in eigen gebruik nemen van het litigieuze pand. Het ligt in beginsel op de weg van de huurder om te stellen en aannemelijk te maken dat de verhuurder andere mogelijkheden ten dienste staan en dat het benutten daarvan voldoende in de rede ligt.
Ook acht de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt, dat de plannen van eiseres bedrijfseconomische voordelen kunnen opleveren en dat deze plannen realiseerbaar zijn.
De kantonrechter overweegt daarnaast dat het aanwezig zijn van alternatieven waarbij de huurovereenkomst in stand kan blijven – zoals door gedaagden betoogd – niet in de weg hoeft te staan aan toewijzing van het beroep van eiseres op een dringende noodzaak tot eigen gebruik, omdat het in beginsel aan eiseres zelf is om te bepalen op welke wijze zij haar bedrijf optimaal wenst te exploiteren (zie ook Hof Amsterdam, 13 juli 2012, WR 2011, 62 ECLI:NL:GHAMS:2010:BN8230).
Voor het eventueel toekennen aan gedaagden van een bedrag voor goodwill en inventaris biedt de onderhavige procedure geen mogelijkheid, zodat hieraan niet tegemoet kan worden gekomen.
Daarbij worden zij ook veroordeeld tot betaling van € 100,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door eiseres wordt gemaakt.
6. De beslissing