ECLI:NL:RBNHO:2018:3576
Rechtbank Noord-Holland
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beklag na conservatoir beslag en beoordeling van noodzaak tot handhaving
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 april 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift van klager, vertegenwoordigd door mr. J.T.H.M. Mühren, tegen het conservatoir beslag dat was gelegd op zijn bankrekeningen, woning, bedrijf en huurtegoeden. Het conservatoir beslag was gelegd door het Openbaar Ministerie ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 5.280.296,87, naar aanleiding van verdenking van een misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris eerder toestemming had gegeven voor dit beslag, en dat er voldoende verdenking bestond dat klager zich schuldig had gemaakt aan een delict waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
De raadsman van klager voerde aan dat er geen noodzaak was voor het beslag, omdat klager zijn vermogen niet had willen wegsluizen en dat de huurinkomsten zijn enige inkomstenbron zijn. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de huurinkomsten hoger zijn dan de beslagvrije voet, de omstandigheden aanleiding gaven om het klaagschrift gegrond te verklaren voor de huurinkomsten. De rechtbank heeft het beslag op de huurinkomsten opgeheven, maar het beslag op de bankrekeningen, woning en bedrijf gehandhaafd. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor de officier van justitie.