ECLI:NL:RBNHO:2018:3573

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
18/002031
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op auto in het kader van strafrechtelijke procedure en ontvankelijkheid van klager

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 april 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager, vertegenwoordigd door mr. C. Crince Le Roy, betreffende de opheffing van beslag op een personenauto, merk Mercedes Benz E200, met kenteken [AA-123-B]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto in beslag is genomen op 11 april 2017 in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte, die wordt vervolgd voor oplichting en afpersing van een Zweedse toerist tijdens taxivervoer vanaf Schiphol. De klager, die stelt eigenaar te zijn van de auto, is niet ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift, omdat de auto op naam staat van zijn BV, TX Taxi B.V. De rechtbank overweegt dat indien een in beslag genomen auto op naam staat van een BV, de BV het klaagschrift moet indienen. De rechtbank heeft daarnaast overwogen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de auto later zal verbeurd verklaren, gezien de aard van de strafbare feiten en het gebruik van de auto daarbij. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de auto aan de klager, en heeft hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om opheffing van het beslag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 18/002031
Uitspraakdatum: 30 april 2018
Beschikking(art. 552a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 7 maart 2018 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingekomen een klaagschrift, gedateerd 5 maart 2017, van mr. C. Crince Le Roy, gemachtigde van
[klager]
,
domicilie kiezende te (1043 RJ) Amsterdam, Kingsfordweg 151, ten kantore van
mr. C. Crince Le Roy, advocaat.
Het klaagschrift strekken tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van een personenauto, merk Mercedes Benz E200, kenteken [AA-123-B].
Op 16 april 2018 is dit klaagschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor klager is verschenen mr. C. Crince le Roy voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M.A. van den Heuvel.

2.Standpunten

Het namens klager naar voren gebrachte standpunt komt er in de kern op neer, zakelijk weergegeven, dat het belang van strafvordering zich niet tegen de verzochte teruggave van de personenauto verzet, omdat:
- de onder [verdachte] in beslag genomen personenauto klager toebehoort;
- klager eigenaar is van het bedrijf TX Taxibedrijf B.V. en in die hoedanigheid auto’s verhuurt aan taxibedrijven. De in beslaggenomen auto behoort hem toe;
- klager voor de uitoefening van zijn bedrijf dit voertuig nodig heeft en hij – zo lang het beslag voortduurt – dit voertuig niet kan verhuren en daarom inkomsten mist;
- het langer voortduren van het beslag de belangen van klager disproportioneel raakt;
- er voorts geen gronden aanwezig zijn voor het langer voortduren van het beslag en er geen strafvorderlijk belang is dat zich tegen teruggave van het voertuig aan klager verzet.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat uit de overlegde stukken niet blijkt dat klager eigenaar is van het in beslag genomen voertuig en reeds om die reden het voertuig niet aan klager kan worden teruggegeven. Subsidiair heeft de officier van justitie zich verzet tegen teruggave van het bedoelde voertuig, omdat dit voertuig is gebruikt bij strafbare feiten, te weten oplichting. Er is derhalve een strafvorderlijk belang om het beslag te handhaven nu het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend in de strafzaak, genoemd voertuig verbeurd zal verklaren.

3.Ten aanzien van de ontvankelijkheid

Ter zitting heeft de raadsman bevestigd dat het bedrijf TX Taxi B.V. eigenaar is van de in beslag genomen auto, zoals is gebleken uit de bijlagen bij het klaagschrift. Hij heeft zich echter op het standpunt gesteld dat klager weer eigenaar van de BV is en in dat verband verwezen naar het aan het klaagschrift gehechte uittreksel van de Kamer van Koophandel.
Indien een in beslag genomen auto op naam staat van een BV, dient die BV ook het klaagschrift in te dienen, omdat anders de afgifte van het in beslag genomen voorwerp aan een ander dan de klager zou moeten worden gelast. De rechtbank is daarom van oordeel dat klager in zijn klaagschrift niet ontvankelijk dient te worden verklaard (vgl. ECLI:NL: HR:2010:BL2823, rov. 2.6).
Ten overvloede zal de rechtbank inhoudelijk op de zaak ingaan.

4.Beoordeling

Vast staat dat op 11 april 2017 onder [verdachte] het voertuig met kenteken [AA-123-B] in beslag is genomen.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, of klager redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor - in dit geval - artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat belang van strafvordering is ook de mogelijkheid dat het in beslag genomen voorwerp bij de eindbeslissing in de strafzaak zal worden verbeurdverklaard.
De rechtbank dient daarom in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen. Tot verbeurdverklaring kan onder meer worden overgegaan als het strafbare feit met behulp van het in beslag genomen voorwerp is gepleegd (art. 33a, aanhef en eerste lid, onder c.). Aangezien het in deze zaak gaat om afpersing van een Zweedse toerist gedurende een taxirit van Schiphol naar Amsterdam, is verbeurdverklaring geenszins denkbeeldig.
Verbeurdverklaring is echter niet toegelaten, indien het voorwerp niet aan de beslagene/veroordeelde toebehoort, maar aan een ander (art. 33a, tweede lid, aanhef). Daarop is dan weer een uitzondering mogelijk, indien degene aan wie het voorwerp wel toebehoort, bekend was met het gebruik van het voorwerp ten behoeve van het strafbare feit (art. 33a, tweede lid, aanhef en onder a).
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden, dat TX Taxi BV eigenaar is van de auto. Klager heeft gesteld dat hij de verhuurder is van het inbeslaggenomen voertuig. Daartoe heeft hij als bijlage bij het klaagschrift een kopie van een huurovereenkomst in het geding gebracht (waarbij de rechtbank opmerkt dat een kopie van de huurovereenkomst tussen TX Taxi BV en Bigtaxi BV ten tijde van de inbeslagname ook al in de auto is aangetroffen). Complicerende factor is dat het taxibedrijf van [verdachte] niet Bigtaxi BV is, maar volgens een uittreksel uit het Handelsregister Taxi M Drive.
Bovendien volstaat in dit geval onder voormelde omstandigheden niet het enkele overleggen van een huurovereenkomst. Papier is immers geduldig. Desgevraagd heeft (de advocaat van) klager geen bewijs van daadwerkelijke betaling van huurpenningen in het geding kunnen brengen.
Daarnaast leidt het summiere onderzoek van het dossier er niet toe dat gesteld kan worden dat TX Taxi BV niets met de afpersingspraktijken van de verdachte te maken heeft gehad. Met andere woorden, niet gezegd kan worden dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend, art. 33a Sr, tweede lid, aanhef en onder 2. zal toepassen.
Onder al deze omstandigheden is niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen. Het belang van strafvordering verzet zich dus ook tegen opheffing van het beslag.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart klager niet ontvankelijk in het klaagschrift.

7.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door
mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. drs. F.A. Rive, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2018.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.