ECLI:NL:RBNHO:2018:3563

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
820431-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en bedreiging met zware mishandeling op Schiphol door verdachte met klauwhamer

Op 26 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 december 2017 op Schiphol Plaza met een klauwhamer de glazen toegangsdeur van de politiepost heeft vernield. De verdachte bedreigde daarbij vier medewerkers van de Koninklijke Marechaussee en een reiziger met zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat het vuurwapengebruik door de Koninklijke Marechaussee niet was aangewend ter aanhouding van de verdachte, maar als reactie op het onmiddellijk dreigende gevaar dat de verdachte veroorzaakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft verklaard dat hij met geweld wilde handelen omdat het niet lukte om op vreedzame wijze Nederland te verlaten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met zware mishandeling en vernieling, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de gedragingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/820431-17 en 22/002851-16 (vordering tul) (P)
Uitspraakdatum: 26 april 2018
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 april 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in Veldzicht Vreemdelingen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Visser en van hetgeen verdachtes raadsman, mr. M.S. Kikkert, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 15 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, meerdere personen, waaronder (in ieder geval) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door
- een hamer uit zijn tas te pakken en/of
- ( vervolgens) met deze hamer de glazendeur van de politiepost op Schiphol Plaza kapot te slaan en/of
- ( vervolgens) met deze hamer in de hand (dreigend) voornoemde politiepost binnen te gaan en/of
- ( vervolgens) met deze hamer in de hand richting die [slachtoffer 5] te rennen of te bewegen en/of
- ( vervolgens) een slaande beweging te maken richting die [slachtoffer 5] en/of
- ( vervolgens) een mes te pakken;
Feit 2:
hij op of omstreeks 15 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk de glazen toegangsdeur van de politiepost op Schiphol Plaza, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Ministerie van Defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een hamer (het glas van) die deur kapot geslagen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de feitelijke handelingen die in de tenlastelegging zijn omschreven geen bedreiging opleveren.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de beide ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2017 (pagina 31 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Camerapositie 12:
De camera bij de NS ticketbalie, heeft zicht op het politiebureau Schiphol Plaza en de Starbucks met het terras.
Camerapositie 13:
De camera hangt boven het terras van de Starbucks.
16:44:25 (Camera 13)
De verdachte komt rechts terug in beeld en loopt voor het terras van de Starbucks langs in de richting van het politiebureau. Hij pakt de tas over naar zijn links. Het lijkt alsof hij iets uit de tas haalt.
16:44:29 (Camera 12)
De verdachte heeft de tas overgepakt in zijn linkerhand en heeft nu een lichtkleurig object in zijn rechterhand.
16:44:34 (Camera 12)
De verdachte haalt met een wit object uit naar de glazen deur. De glazen deur versplintert in een fractie van een seconde.
Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 3 januari 2018 (pagina 76 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 3 januari 2018 door aangever [aangever 1] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] afgelegde verklaring:
Ik ben werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee in de rang van wachtmeester der
eerste klasse en werk bij de brigade Politie en Beveiliging op Schiphol. In die functie was ik op vrijdag 15 december 2017 werkzaam op de luchthaven Schiphol in het gedeelte bij de aankomst en vertrekhal dat beter bekend staat als Schiphol Plaza. Ik zat die dag omstreeks 16.45 uur samen met [slachtoffer 2] achter de balie van het bureau. Terwijl [slachtoffer 2] met de klant bezig was keek ik naar buiten en zag ik dat op circa 10 meter afstand een man vanaf het terras bij Star Bucks richting ons bureau kwam aangelopen. Ik wendde mijn blik van hem af. Het volgende moment wilde ik terugkijken waar de man was en toen hoorde ik een harde knal en voelde ik een druk op mijn borst en op mijn hoofd. Ik schrok op een intense manier die ik nog niet eerder had ervaren. Terwijl ik dit dacht en voelde kwam er nog een tweede klap. Wat ik mij nog kan herinneren is dat de [verdachte] direct na de tweede klap in het bureau midden voor de balie stond.
Voor wat betreft de bedreiging kan ik u zeggen dat ik mij zeer ernstig bedreigd heb gevoeld. Ik was echt in de veronderstelling dat de verdachte een aanslag wilde gaan plegen en hij ons had uitgekozen als slachtoffers.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 28 december 2017 (pagina 70 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 28 december 2017 door aangever [aangever 2] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] afgelegde verklaring:
Op vrijdag 15 december 2017 had ik late dienst op Schiphol. Ik moest die dag op bureau Plaza werken en was daar belast met service en intake. Omstreeks 16:45 uur zat ik achter de balie in het bureau samen met mijn collega [slachtoffer 1] . De ingang van het bureau zit in een glazenwand. Ik zag toen een schim, iemand met een donkere huidskleur die naar de ingang van het bureau liep. De ingang betreft een schuifdeur die opengaat met een sensor. Dit betreffen 2 schuifbare glazen deuren. Ik hoorde dat de deuren opengingen, want op dat moment hoor je ook meteen geluid van buiten naar binnen komen. Kort daarna hoorde ik een harde klap. Ik keek op en zag dat in de voor mij linker schuifdeur een grote ster zat, van een kleine 10 centimeter in doorsnee. Ik zag die man daar staan met een voorwerp in zijn rechterhand en die man keek ons wel aan. Die man stapte toen naar voren en kwam daadwerkelijk binnen. Die man stond ongeveer één meter voor de balie. Eigenlijk op de plek van de reiziger waarmee ik in gesprek was. De man met de hamer in zijn hand.
Ik voelde mij als een rat in de val. Ik hield er ernstig rekening mee dat we gewond zouden raken. Ik voelde zelf doodsangst. Ik wil wel benadrukken dat ik mij door de hele situatie ernstig bedreigd voelde.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 9 januari 2018 (pagina 81 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 9 januari 2018 door aangever [aangever 3] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] afgelegde verklaring:
Ik ben werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee. Op vrijdag 15 december 2017 had ik een late dienst. Omstreeks 16.45 uur zat ik in de flexruimte van bureau Plaza van de Koninklijke
Marechaussee. Ik was bezig met schriftelijk werk en hoorde op dat moment een harde knal.
Voor mijn gevoel was dit vlak bij me. De knal kwam uit de richting van de publieksruimte. Ik sprong op vanaf mijn werkplek en rende naar de schuifdeur die toegang geeft tot achter de balie. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn vuurwapen gericht hield op iemand rechts voor de balie. In ieder geval op de persoon (verdachte) die het gevaar veroorzaakte. Voor mij stond vast dat dit een levensbedreigende situatie was, voor mij en mijn collega’s.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2017 (pagina 86 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 16 december 2017 door aangever [aangever 4] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] afgelegde verklaring:
Hierbij wil ik aangifte doen van bedreiging met een hamer. Gisteren, op vrijdag 15 december 2017, was ik omstreeks 16:45 uur aan het werk als wachtcommandant bij de Marechaussee op Schiphol Plaza te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Gisteren zat ik in de kantoorruimte, welke zich bevindt achter de intakebalie van de Marechaussee. Ik was daar samen met mijn collega [slachtoffer 3] . Ik hoorde op een gegeven moment dat er iets gaande was bij de balie. Ik hoorde geschreeuw en vervolgens een harde knal. Toen ik het geluid hoorde van de knal heb ik gelijk dekking gezocht. Ik was erg bang op dat moment en dacht echt dat ik eraan zou gaan. Ik kon ook geen kant op in deze ruimte, het is een hele kleine ruimte. Ik voelde mij zo bedreigd op dat moment dat ik geen andere optie zag dan mijn vuurwapen te trekken. Ik loop naar [slachtoffer 1] toe en zie een onbekende man op de grond liggen in de ruimte tussen de intakebalie en de glazen pui. Op het moment dat wij hem aankijken zie ik een hamer op de grond liggen in de deuropening alwaar wij staan. Deze hamer was een normale klauwhamer.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 december 2017 (pagina 94 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 15 december 2017 door getuige [getuige] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Vandaag (
de rechtbank begrijpt: 15 december 2017) ben ik naar het politiebureau te Schiphol gegaan. Ik stond voor de balie welke zich in het politiebureau bevindt te bellen. Ik stond vlakbij de deur van de ingang. Ik hoorde een luide klap en ik zag dat er scheuren in de glazen deur waren gekomen. Ik keek naar de kant van de deur van de ingang en zag dat iemand in mijn richting liep. Vervolgens zag ik dat deze man naar mij toe rende ik zag dat hij een hand omhoog hield. In die hand had hij een hamer. Ik zag dat de man zijn hand naar mij toe bewoog en een slaande beweging richting mij maakte. Hij miste mij en raakte mijn been aan met zijn been en ik zag dat hij struikelde. Ik zag dat de man snel weer op stond en dat hij nog steeds iets in zijn hand had. Ik hoorde de politieagenten de hele tijd schreeuwen tegen de man. Ik zag dat de man bleef staan en de hamer in zijn handen bleef houden. De politie bleef de man waarschuwen, maar de man gaf hier geen gehoor aan. Ik zag dat hij de politie uit bleef dagen. Ik zag dat hij met de hamer zwaaide. Tijdens dit incident voelde ik mezelf doodsbang.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2017 (pagina 97 e.v.) aangever [aangever 5] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van vernieling. Op vrijdag 15 december 2017, omstreeks 16:45 uur, is er een
voor mij onbekende man, welke later door mijn collega’s van de Marechaussee is aangehouden, het bureau van de Marechaussee op Schiphol Plaza binnen gelopen. Dit bureau is voorzien van een glazen toegangsdeur. De eerder genoemde man heeft één van deze helften van de glazen toegangsdeur vernield en onbruikbaar gemaakt. Dit heeft hij gedaan door met een voorwerp tegen de deur aan te slaan. Hierdoor is het glas van deze deur totaal gebarsten en is de deur uit zijn sponning of ophangingssysteem verbogen waardoor deze niet meer goed sloot en niet meer te gebruiken is.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 139 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 18 december 2017 door verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
Het klopt dat ik met een hamer het kantoor van de KMar ben binnen gegaan. Die hamer was gigantisch. Met die hamer heb ik de ruit ingeslagen. Toen het niet lukte om op vreedzame wijze Nederland te verlaten moest het maar met geweld.
3.4.
Bewijsmotivering ten aanzien van feit 1
Verdachte is op 15 december 2017 naar Schiphol Plaza gegaan en heeft met een klauwhamer de glazen toegangsdeur van de politiepost van de Koninklijke Marechaussee (KMar) op Schiphol Plaza kapot geslagen. Als gevolg van de harde klap op de glazen deur is het glas geheel gebarsten en is de deur uit het ophangsysteem verbogen. Verdachte is vervolgens met de hamer in zijn hand de politiepost binnengegaan en is op de daar aanwezige reiziger [slachtoffer 5] afgerend. Verdachte hield hierbij de hamer in zijn hand en maakte een slaande beweging met de hamer naar [slachtoffer 5] . Op dat moment zaten de KMar-medewerkers van de politiepost, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] achter de balie in de publieke ruimte van de politiepost en de medewerkers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in de kantoorruimte achter de intakebalie. Als gevolg van de harde klap op de glazen toegangsdeur van de politiepost, die klonk als een knal, gevolgd door het op gewelddadige wijze met de hamer in de hand binnenkomen door de enige toegangsdeur in de politiepost, hebben de aanwezige KMar-medewerkers en de reiziger zich (ernstig) bedreigd gevoeld door verdachte. Immers, al deze aanwezigen hebben verdachte’s handelingen waargenomen, doordat zij dit gezien en/of gehoord hebben. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat toen het niet lukte om op vreedzame wijze Nederland te verlaten het maar met geweld moest. Hij heeft ervoor gekozen zich met geweld te laten gelden in een politiepost op een luchthaven. Verdachte raakte daarmee aan de gevoelens van angst en onveiligheid die zich als gevolg van eerdere aanslagen op dergelijke locaties en/of tegen uniform-/gezagsdragers sinds afgelopen jaren in de samenleving voordoen. Dit heeft het bedreigende karakter van zijn gedrag dan ook in aanzienlijke mate versterkt. Uit de aangiften blijkt hoeveel angst verdachte’s gedrag bij de vier KMar-medewerkers heeft veroorzaakt. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte zodanig ongeremd en agressief waren dat deze een bedreiging opleveren, welke van dien aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de KMar-medewerkers en de reiziger in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij tenminste zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 15 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, meerdere personen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- een hamer uit zijn tas te pakken en/of
- vervolgens met deze hamer de glazendeur van de politiepost op Schiphol Plaza kapot te slaan en/of
- vervolgens met deze hamer in de hand (dreigend) voornoemde politiepost binnen te gaan en/of
- vervolgens met deze hamer in de hand richting die [slachtoffer 5] te rennen en/of
- vervolgens een slaande beweging te maken richting die [slachtoffer 5] ;
Feit 2:
hij op 15 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk de glazen toegangsdeur van de politiepost op Schiphol Plaza, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, met een hamer het glas van die deur kapot geslagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Ter onderbouwing hiervan voert hij aan dat sprake is van buitenproportioneel politiegeweld door drie keer op verdachte te schieten, terwijl hij al neergeschoten op de grond lag. Dit buitenproportionele politiegeweld dient naar het oordeel van de raadsman te leiden tot strafvermindering. Daarnaast stelt de raadsman dat ook buiten de kaders van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de omstandigheid dat te vaak op verdachte is geschoten en hij daarvan de gevolgen heeft moeten ondervinden, als bijzondere persoonlijke omstandigheid dient te leiden tot strafvermindering.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bespreking verweer artikel 359a Sv
Artikel 359a Sv heeft uitsluitend betrekking op vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. Ingevolge artikel 132 Sv moet daaronder worden verstaan het onderzoek dat voorafgaat aan het onderzoek ter terechtzitting. Onder die vormverzuimen zijn blijkens de wetsgeschiedenis met name ook begrepen normschendingen in het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen. De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van de vier KMar-medewerkers blijkt dat het vuurwapengebruik door de Koninklijke Marechaussee niet is aangewend ter aanhouding van verdachte, maar als reactie op en ter afwending van, een gevoeld onmiddellijk dreigend en voortdurend, gevaar dat verdachte heeft veroorzaakt door met een hamer de glazen deur van de politiepost kapot te slaan, de politiepost met de hamer binnen te gaan en -ook nadat hij was neergeschoten- zich niet over te geven. Om die reden was nog geen sprake van een voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 132 Sv. Dit verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is met een klauwhamer naar de politiepost op Schiphol Plaza gegaan en heeft daar met de hamer de glazen toegangsdeur kapot geslagen. Vervolgens is verdachte met de hamer in zijn hand dreigend de politiepost binnen gegaan, is op een daar aanwezige reiziger afgerend en heeft met de hamer een slaande beweging in zijn richting gemaakt. De rechtbank rekent verdachte deze gewelddadige vorm van bedreiging zwaar aan. Te meer omdat deze (deels) is gericht tegen ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee in een politiepost op Schiphol. Zij doen hun werk ten behoeve van de samenleving en hebben zich door het handelen van verdachte angstig en ernstig bedreigd gevoeld. Dit alles heeft geleid tot onrust en gevoelens van onveiligheid bij de direct betrokkenen en de diegenen die er getuige van zijn geweest. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de gevolgen die het handelen van verdachte ook voor hemzelf heeft gehad, namelijk het feit dat de Koninklijke Marechaussee meerdere keren op hem heeft geschoten. Als gevolg van dit vuurwapengebruik is verdachte overgebracht naar het ziekenhuis en moest hij geopereerd worden. Tijdens deze operatie zijn twee kogelpunten uit zijn lichaam verwijderd. Ten tijde van de terechtzitting was verdachte kennelijk nog niet van zijn verwondingen hersteld.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van vernieling en bedreiging is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte rapport retourzending opdracht reclasseringsadvies gedateerd 7 december 2017 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan het Leger des Heils;
- het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 5 september 2017 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland;
- het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport (traject consult) gedateerd 16 januari 2018 van [psychiater] als psychiater verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte in het verleden op diverse psychiatrische afdelingen heeft verbleven en dat Asperger met psychotische overschrijdingen is gediagnosticeerd. Voor de reclassering was het niet mogelijk om inhoud te geven aan een eerder opgelegd toezicht, gelet op de emotionele toestand van verdachte, zijn weerstand tegen de hulpverlening en zijn (gewelddadige) delict verleden. Uit het rapport van de psychiater blijkt dat mogelijk sprake is van een psychiatrische stoornis. Dit kan echter niet worden uitgesloten of bevestigd, omdat verdachte slechts zeer kort met de psychiater in gesprek wilde gaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 650,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 400,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 400,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In verband met de door hem bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht de vorderingen af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld alle vorderingen van de benadeelde partijen gelijkelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 400,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank telkens billijk voor gelet op de onderbouwing van de vorderingen en het verhandelde ter terechtzitting. De vorderingen zullen dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregelen
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: bedreiging met zware mishandeling) aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 6 december 2016 in de zaak met parketnummer 22/002851-16 heeft het gerechtshof te Den Haag verdachte ter zake van vernieling veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 11 januari 2017 aan verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 21 december 2016 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 55, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
8 (acht) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 4]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
8 (acht) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toede vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/002851-16 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken, opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag d.d. 6 december 2016.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. W. Veldhuijzen van Zanten en mr. E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2018.