3.2.Matched consignments so far
The matching between data provided by the EU Member States and the data transmitted by Taiwanese Customs led tot he establishment of a list with 5111 lines (the excel table “Match TW ML Container (full) refers – Annex 5).
This results into an immediate match for
925 containers(the excel table “Match TW ML Container (unique)” refers – Annex 6).
(…)”
3. Annex 3 bij het OLAF-rapport houdt onder meer in dat op respectievelijk 20 november, 28 november, 5 december, 3 december en 9 december 2013 in de Free Trade Zone te Taiwan exportaangiften zijn gedaan voor de uitvoer naar Nederland van respectievelijk 3.136, 2.352, 2.864, 3.024 en 1.568 solar modules met een nettogewicht van respectievelijk 68.000 kg, 51.000 kg, 58.000 kg, 64.000 kg en 34.00 kg. De Taiwanese exporteur is telkens [B] en de koper is telkens eiseres. Per uitvoeraangifte zijn de exportcontainernummers vermeld. Deze uitvoeraangiften zijn gekoppeld aan de op respectievelijk 19 november, 28 november, 4 december, 2 december en 6 december 2013 gedane invoeraangiften voor de invoer in Taiwan van respectievelijk 3.136, 2.352, 2.864, 3.024 en 1.568 solar modules met een nettogewicht van respectievelijk 68.000 kg, 51.000 kg, 58.000 kg, 64.000 kg en 34.00 kg. Het in de invoeraangiften aangegeven land van oorsprong is telkens CN en de Chinese verkoper is telkens [D] Ltd.
Geschil4. In geschil is of terecht is overgegaan tot boeking achteraf van het antidumpingrecht en het compenserend recht. In het bijzonder is in geschil of is gebleken dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn.
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 78, derde lid, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) moet blijken, dat wil zeggen overtuigend moet worden aangetoond, dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. De gegevens die in de spreadsheet (de rechtbank begrijpt: annex 3 bij het OLAF-rapport) staan vermeld over de koppeling van containers zijn niet verifieerbaar en niet is gebleken dat de zonnepanelen inderdaad van Chinese oorsprong zijn. Verweerder heeft derhalve niet aan zijn bewijslast voldaan, ook niet als kan worden volstaan met aannemelijk maken.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat uit het onderzoek van OLAF is gebleken dat de door eiseres ingevoerde zonnepanelen vanuit de Volksrepubliek China (hierna: China) via Taiwan naar de Europese Unie zijn doorgevoerd. Er is geen be- of verwerking toegestaan in de vrije zone en de zonnepanelen hebben de oorsprong China behouden.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
8. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1238/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief antidumpingrecht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-code 8541 40 90 29.
9. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1239/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief compenserend recht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-code 8541 40 90 29.
Beoordeling van het geschil
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder overtuigend moet aantonen dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn, omdat in artikel 78, derde lid, van het CDW de term ‘blijkt’ wordt gebruikt.
11. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) volgt dat het bewijsrecht in de beroepsfase in douanezaken een aangelegenheid van de interne rechtsorde van de lidstaten is, mits deze bewijsregels voldoen aan het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel (vgl. HvJ 28 januari 2010, C-264/08 (Direct Parcel Distribution Belgium NV) punt 33 en 34). Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het de bedoeling van de nationale wetgever is geweest om in belastingwetten met betrekking tot het bewijs onderscheid te maken tussen ‘blijken’ en ‘aannemelijk zijn’ in die zin, dat het woord ‘blijken’ wordt gebruikt wanneer bepaalde feiten overtuigend moeten worden aangetoond en van ‘aannemelijk zijn’ of ‘aannemelijk maken’ wordt gesproken wanneer met een zwakkere vorm van bewijs kan worden volstaan (HR 27 januari 1971, ECLI:NL:HR:1971:AX6839). 12. De rechtbank acht niet voor redelijke twijfel vatbaar dat het gebruik van de term ‘blijkt’ door de Uniewetgever, zoals bijvoorbeeld in artikel 78, derde lid, van het CDW, geen verband houdt met het voormelde door de nationale wetgever in de Nederlandse wetgeving gemaakte onderscheid in de zwaarte van de bewijslast. Verweerder voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de op hem rustende bewijslast indien hij aannemelijk maakt dat de goederen van Chinese oorsprong zijn (vgl. Hof Amsterdam 22 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574). 13. Uit het hiervoor genoemde rapport van OLAF blijkt dat OLAF in samenwerking met de bevoegde autoriteiten in Taiwan heeft vastgesteld dat significante aantallen zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn binnengebracht in de Free Trade Zone te Taiwan, dat geen enkele be- of verwerking is toegestaan in de Free Trade Zone en dat doorvoer van zonnepanelen via de Free Trade Zone wel is toegestaan. Uit onderdeel 3.1 van het OLAF-rapport blijkt dat de Taiwanese douaneautoriteiten van de Free Trade Zone aan de hand van het nummer van de invoeraangifte (F1) dat is vermeld in de uitvoeraangifte (F5) een link hebben kunnen leggen tussen de ingevoerde zonnepanelen uit China en de wederuitvoer van diezelfde zonnepanelen naar de Europese Unie. Voorts is aan de hand van de aantallen en het gewicht vastgesteld dat de onderhavige zonnepanelen die uit de Free Trade Zone zijn uitgeslagen onder vermelding van oorsprong Taiwan dezelfde dag dan wel één tot enkele dagen eerder in de Free Trade Zone zijn ingeslagen onder opgave van oorsprong CN, hetgeen staat voor China. De in de uitvoeraangiften opgegeven containernummers, de naam van de Taiwanese exporteur, de aantallen en het gewicht komen overeen met de gegevens in de bescheiden die zijn overgelegd bij de aangiften voor het brengen in het vrije verkeer waar de utb op ziet. Op basis van deze bevindingen is geconcludeerd dat de werkelijke oorsprong van de onderhavige zonnepanelen China is.
14. Eiseres heeft niets tegen deze bevindingen ingebracht, maar wil enkel zelf kunnen controleren of de koppeling die in Taiwan is gemaakt klopt. Anders dan eiseres heeft betoogd, acht de rechtbank de informatie uit de administratie van de Free Trade Zone voldoende bewijs en is het niet noodzakelijk dat ook de onderliggende bescheiden worden overgelegd. Verweerder mocht derhalve afgaan op het rapport van OLAF en heeft door te verwijzen naar dat rapport aan zijn bewijslast voldaan en aannemelijk gemaakt dat de oorsprong van de zonnepanelen China is. De antidumpingrechten en de compenserende rechten zijn derhalve terecht nagevorderd.
15. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr. M.C.A. Onderwater en mr. A. van Dongen, leden, in aanwezigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.